ECLI:NL:RBAMS:2012:BW1127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
433249 / HA ZA 09-2285
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van algemene voorwaarden en schadevergoeding in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door GRAFISCHE GROEP B.V. tegen [gedaagde]-NEDERLAND B.V., heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden en de schadevergoeding die door de eiseres wordt gevorderd. De eiseres, GRAFISCHE GROEP B.V., heeft haar eis gewijzigd en vordert onder andere een aanvullend bedrag voor overuren en gederfde winst. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen geoordeeld dat de gedaagde niet is geslaagd in haar bewijsopdracht en dat de eiseres de gelegenheid krijgt om haar schade nader toe te lichten.

De gedaagde heeft betoogd dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat de eiseres hiermee bekend was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiseres de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft aanvaard, gezien de langdurige handelsrelatie tussen partijen en eerdere overeenkomsten waarbij deze voorwaarden zijn toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres onvoldoende heeft betwist dat de algemene voorwaarden bij eerdere overeenkomsten ter hand zijn gesteld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de eiseres afgewezen, omdat de gedaagde zich op de algemene voorwaarden kon beroepen en de eiseres niet heeft aangetoond dat deze voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De proceskosten zijn aan de zijde van de gedaagde begroot op € 9.639,50. Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 433249 / HA ZA 09-2285
Vonnis van 1 februari 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] GRAFISCHE GROEP B.V.,
gevestigd te Waalre,
eiseres,
advocaat mr. G.A. van Meeteren te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]-NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. de Mol Van Otterloo te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 januari 2010
- het tussenvonnis van 23 maart 2011
- de akte van [gedaagde]
- de antwoordakte van [eiseres]
- de akte verandering van eis
- de akte van [gedaagde], waarbij [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis
- de akte uitlating producties van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Eiswijziging
2.1. [eiseres] heeft haar eis gewijzigd, zodat zij nu als verklaring voor recht en als schadevergoeding vordert - naast het overig reeds gevorderde - terzake van de uren van [A] een aanvullend bedrag van € 9.062,50, als vergoeding voor overuren voor haar werknemers totaal € 18.220,- en als gederfde winst totaal € 111.200,-.
2.2. Het bezwaar tegen de wijziging van eis wordt ongegrond verklaard. Het feit dat de rechtbank de uren van [A] in een eerder tussenvonnis toewijsbaar heeft geacht, maakt niet dat een aanvullende vordering die ziet op een andere, verdere schade nu [eiseres] stelt dat meer uren door [A] zijn gemaakt dan aanvankelijk gevorderd, niet toelaatbaar zou zijn. Ingevolge artikel 130 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is eiswijziging toegelaten zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. [gedaagde] is behoorlijk in staat gesteld op de eiswijziging te reageren, zodat die wijziging ook voor het overige niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
Tussenvonnis 23 maart 2011
2.3. In het tussenvonnis van 23 maart 2011 is in overweging 2.5 geoordeeld dat [gedaagde] niet is geslaagd in haar bewijsopdracht en in overwegingen 2.7 en 2.8 dat [eiseres] in de gelegenheid zou worden gesteld om de schade ten aanzien van de overuren van de werknemers nader toe te lichten, alsmede te reageren op het verweer dat zij haar schade had dienen te beperken. Voorts is ingevolge overweging 2.10 (per abuis staat in het dictum overweging 2.11) [gedaagde] in de gelegenheid gesteld haar stellingen ten aanzien van de beslissing over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden uit het tussenvonnis van 13 januari 2010 toe te lichten.
Bindende eindbeslissing Algemene Voorwaarden
2.4. [gedaagde] voert aan dat het tussenvonnis van 13 januari 2010 een feitelijke misslag bevat, nu zij in paragrafen 2.11 en 5.3 van de conclusie van antwoord een beroep heeft gedaan op de algemene voorwaarden, door te stellen dat [eiseres] met de Algemene Voorwaarden bekend is, respectievelijk dat de door [eiseres] gevorderde bedrijfsschade is uitgesloten in de algemene voorwaarden, met welke voorwaarden [eiseres] ook bekend is. [eiseres] heeft deze stellingen voorafgaande aan dat tussenvonnis niet betwist, aldus [gedaagde]. In haar algemene voorwaarden wordt in artikel 7 lid 12 en 9 aansprakelijkheid uitgesloten.
2.5. [eiseres] stelt dat er door [gedaagde] geen beroep op de Algemene Voorwaarden is gedaan, althans dat zij op dit punt niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Voorts stelt [eiseres] dat zij de toepasselijkheid impliciet heeft betwist, althans dat zij nog dat kans dient te krijgen dat te doen. Verder betwist [eiseres] dat de Algemene Voorwaarden van [gedaagde] zijn aanvaard nu de overeenkomst mondeling tot stand is gekomen, de door [gedaagde] genoemde orderbevestigingen niet door [eiseres] zijn ondertekend, de melding in een e-mail onvoldoende is, het een unieke niet alledaagse overeenkomst betreft, waarvan aan [eiseres] niet bekend was dat de Algemene Voorwaarden ook op deze overeenkomst van toepassing zouden zijn, dat [gedaagde] daar ook zo over denkt valt af te leiden is uit paragraaf 3.4 van de conclusie van antwoord. Een eenzijdige verwijzing in eerdere orderbevestigingen of in een e-mail houdt geen aanbod en aanvaarding in.
De Algemene Voorwaarden zijn niet ter hand gesteld en [eiseres] doet om die reden een beroep op artikel 6.233 aanhef en onder b BW tot vernietiging van de Algemene Voorwaarden. Toepasselijkheid op deze ongebruikelijke transactie zou in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, dan wel onredelijk bezwarend zijn. Aan [gedaagde] komt om die reden geen beroep op artikel 7 lid 12 of artikel 9 van de Algemene Voorwaarden toe, aldus nog steeds [eiseres].
2.6. Nu het debat over de bindende eindbeslissing is geopend, wordt [eiseres] toegelaten al hetgeen op te merken over de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden dat zij thans wenst. Gelet op hetgeen [gedaagde] aanvoert in paragrafen 2.11 en 5.3 van de conclusie van antwoord, in onderling verband gezien en met inachtneming van de overige inhoud van deze conclusie waarin [gedaagde] betwist dat een overeenkomst gesloten is, de precontractuele relatie bespreekt en de schade betwist, heeft [gedaagde] voldoende duidelijk gemaakt dat zij de Algemene Leveringsvoorwaarden van de Vereniging van Leveranciers voor de Grafische en aanverwante industrie (hierna: de Algemene Voorwaarden) op een overeenkomst en dus ook op de betrokken overeenkomst met [eiseres] van toepassing acht en zich op de exoneratie van artikel 7 lid 12 en 9 van de Algemene Voorwaarden beroept in het geval zou worden vastgesteld dat een overeenkomst tot stand is komen en de schadebeoordeling aan de orde zou komen. In deze zin bevat het tussenvonnis van 13 januari 2010 een feitelijke misslag, waarop de rechtbank in dit vonnis terugkomt nu de eisen van een goede procesorde meebrengen dat zo wordt voorkomen dat op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou worden gedaan.
2.7. De rechtbank is voorts van oordeel dat [eiseres] de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden heeft aanvaard. [eiseres] betwist niet dat zij al jaren met [gedaagde] handelt onder verband van de Algemene Voorwaarden. Naast kleinere overeenkomsten tot levering van drukkerijproducten, betrof dit ook grotere contracten tot huur of levering van machines ten behoeve van de drukkerij, zoals blijkt uit de orderbevestigingen van 11 en 15 oktober 2007 ten aanzien van huur van verschillende machines, respectievelijk aankoop van een Heidelberg Speedmaster, ter waarde van EUR 911.000,-. In die orderbevestigingen staat vermeld dat de bijlagen de Algemene Voorwaarden bevatten, dan wel dat de Algemene Voorwaarden worden meegezonden.
Wat de onderhavige transactie betreft geldt dat de door [gedaagde] overgelegde e-mail van [B] aan [A] van 16 september 2008 waarin een beschrijving met foto’s van de betrokken drukpers wordt gezonden, een toepasselijkverklaring bevat met verwijzing naar de Algemene Leveringsvoorwaarden van de VLGA. Voorts heeft [eiseres] gelet op het gebruik in de branche waarvan hij als professional deel uitmaakt, erop bedacht moeten zijn dat de Algemene Voorwaarden van [gedaagde] op de overeenkomst van toepassing zouden zijn. Als zij dat niet wenste kon van haar actief handelen om de Algemene Voorwaarden uit te sluiten verwacht worden, hetgeen zij heeft nagelaten. Zij heeft door niet tegen de toepasselijkheid van de in genoemde e-mail bedongen toepasselijkheid van de Algemene Leveringsvoorwaarden van de VLGA te protesteren het vertrouwen gewekt dat zij met de toepasselijkheid daarvan instemde, zodat zij daaraan is geboden.
2.8. Ten aanzien van de vraag of [eiseres] een beroep kan doen op de in art. 6:233 onder b jo 234 BW geregelde informatieplicht overweegt de rechtbank als volgt. [gedaagde] voert aan dat de Algemene Voorwaarden ten tijde van de eerdere opdrachten ter hand zijn gesteld. [eiseres] betwist slechts dat die Algemene Voorwaarden bij het sluiten van die eerdere overeenkomsten ter hand zijn gesteld, omdat ze pas bij de orderbevestiging zijn meegezonden, maar dat daarvan niet blijkt bij de overgelegde orderbevestigingen van 11 en 15 oktober 2007. Daarmee heeft zij onvoldoende gemotiveerd betwist dat de Algemene Voorwaarden bij eerdere overeenkomsten wel ter hand zijn gesteld. Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van art. 6:234 als bedoeld in HR 1 oktober 1999, NJ 2000, 207; m.nt. Hijma, (Geurtzen/Kampstaal) brengt immers mee dat aan de strekking van de in
die bepaling vervatte regeling eveneens recht wordt gedaan indien de wederpartij
ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met het beding bekend was
of geacht kon worden daarmee bekend te zijn. Nu het tevens branche-voorwaarden zijn heeft [eiseres] niet hoeven twijfelen welke set voorwaarden op haar overeenkomst van toepassing zouden zijn. Voor vernietiging ingevolge artikel 6:233 onder b BW komen (bedingen uit) de Algemene Voorwaarden derhalve niet in aanmerking.
2.9. [eiseres] stelt dat het in verband met de ongebruikelijkheid van de transactie in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om gehouden te zijn aan de bedingen van artikel 7 lid 12 en artikel 9 van de Algemene Voorwaarden. Gelet op de door [gedaagde] overgelegde orderbevestigingen van aankoop van andere machines van hoge waarde en huur van nog andere machines door [eiseres], waarop telkens de Algemene Voorwaarden van toepassing waren, zoals [gedaagde] onbetwist aanvoert, kan zonder nadere bijzondere omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken, niet worden geoordeeld dat het in verband met de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] wordt gehouden aan deze bedingen. De Algemene Voorwaarden zijn derhalve van toepassing op de vastgestelde mondelinge overeenkomst.
2.10. Artikelen 7 lid 12 en 9 van de Algemene Voorwaarden luiden voor zover hier van belang:
“Artikel 7. Garantie van de Leverancier
(...)
12. Indien de Leverancier zijn verplichting tot vervanging of reparatie niet binnen een redelijke termijn na daartoe te zijn gesommeerd nakomt, is hij ten hoogste aansprakelijk voor de redelijke kosten die de wederpartij moest maken om de reparatie of, indien reparatie meer dan de helft van de oorspronkelijke koopprijs zou bedragen, de vervanging door een derde te doen uitvoeren. (...) In geval van vervanging is de Leverancier nimmer meer dan de oorspronkelijke koopprijs verschuldigd, terwijl in dat geval bovendien het geleverde aan de Leverancier dient te worden teruggegeven in de oorspronkelijke staat dan wel, in de staat waarin het zich dadelijke na die reparatie of verandering bevond.
(...)
Artikel 9. Aansprakelijkheid
1. De Leverancier is niet aansprakelijk voor schade die niet aan opzet of grove schuld van de Leverancier is toe te rekenen dan wel ontstaan is door omstandigheden die niet voor risico van de Leverancier komen.”.
Schade
2.11. [gedaagde] voert vanaf haar eerste processtuk aan dat genoemde artikelen van de Algemene Voorwaarden meebrengen dat van vergoeding van door [eiseres] geleden schade geen sprake kan zijn. [eiseres] heeft daar niets anders tegen in gebracht dan dat deze artikelen buiten toepassing gelaten dienen te blijven wegens de gestelde strijd met de redelijkheid en billijkheid. Op deze stelling is hiervoor onder 2.8 reeds een oordeel gegeven. Nu het verweer van [gedaagde] voor het overige onweersproken is gebleven, wordt de door [eiseres] gestelde schade afgewezen. In zoverre wordt derhalve tevens teruggekomen op de bindende eindbeslissing gegeven onder 4.10 van het tussenvonnis van 13 januari 2010, nu deze beslissing in verband met de beslissing omtrent de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden niet in stand kan blijven.
2.12. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- betaald griffierecht 3.245,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 6.394,50 (4,5 punten × factor 1,0 × tarief € 1.421,00)
Totaal € 9.639,50
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af;
3.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 9.639,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.(