ECLI:NL:RBAMS:2012:BW1494

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA 12-27
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na onregelmatige opzegging en misbruik van bevoegdheid

In deze zaak verzoekt de verzoekster, een 41-jarige werknemer, om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met de verweerster, een bedrijf gevestigd in Weesp. De verzoekster is sinds 1 juni 1999 in dienst en vervulde laatstelijk de functie van inventory & logistics manager. In 2011 heeft de verweerster besloten haar logistieke activiteiten over te dragen aan een zustervennootschap in Gorredijk. De verzoekster heeft een aanbod om mee te verhuizen naar Gorredijk afgewezen, omdat dit zou leiden tot een reistijd van meer dan zes uur per dag. De verweerster heeft vervolgens op 1 maart 2012 de arbeidsovereenkomst opgezegd, maar de verzoekster stelt dat deze opzegging onregelmatig was en dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid.

De kantonrechter oordeelt dat de opzegging geen rechtskracht heeft, omdat de verweerster niet de wettelijke opzegtermijn in acht heeft genomen en de opzegging bedoeld was om de ontbindingsprocedure te frustreren. De kantonrechter wijst erop dat de verweerster niet het recht heeft om onregelmatig op te zeggen en dat de reden voor de opzegging niet overtuigend is. De verzoekster komt hierdoor in een nadeliger positie, omdat zij een tweede procedure zou moeten starten om een vergoeding te verkrijgen.

De kantonrechter besluit de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2012 en kent de verzoekster een vergoeding toe van € 41.651,- bruto. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke opzegtermijnen en de bescherming van werknemers tegen onredelijke ontslagen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE HILVERSUM
Kenmerk : EA 12-27
Datum : 14 maart 2012
493
Beschikking van de kantonrechter te Hilversum op een verzoek als bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, ingediend door:
[verzoekster]
wonende te Nederhorst den Berg
verzoekster
gemachtigde: eerst mr. W.N.F. Weimar, later mr. J. Roelofs (beiden SRK Rechtsbijstand)
t e g e n:
[verweerster]
gevestigd te Weesp
verweerster
gemachtigde mr. T. van Nieuwstadt.
Partijen worden hierna [verzoekster] en [verweerster] genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoekster] heeft op 2 februari 2012 een verzoek met producties ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft op 5 maart 2012 een verweerschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 7 maart 2012. [verzoekster] is verschenen met haar gemachtigde. [verweerster] is verschenen bij haar directeur [directeur van verweerster] en haar HR medewerkers [HR medewerker 1 van verweerster ] en [HR medewerker 2 van verweerster]. Mr. Roelofs heeft het verzoek toegelicht en gereageerd op het verweer van [verweerster]. Mr. Van Nieuwstadt heeft het standpunt van [verweerster] toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnota. Na verder debat is een datum voor de beschikking bepaald.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als uitgangspunt dient het volgende:
1.1. [verzoekster], thans 41 jaar oud, is op 1 juni 1999 bij [verweerster] in dienst getreden, laatstelijk vervulde zij de functie van inventory & logistics manager op de vestiging van [verweerster] in Weesp. Het laatstverdiende salaris bedraagt € 3.856,61 exclusief 8% vakantietoeslag per maand.
1.2. In 2011 heeft [verweerster] besloten haar activiteiten op het gebied van logistiek in Weesp over te dragen aan de logistieke afdeling van haar zustervennootschap [naam zustervennootschap]. in Gorredijk (verder: [naam zustervennootschap]).
1.3. In of omstreeks oktober 2011 heeft [verweerster] daarvan mededeling gedaan aan [verzoekster] en haar voorgesteld om mee te verhuizen naar Gorredijk.
1.4. De reistijd vanuit Nederhorst den Berg naar Gorredijk per openbaar vervoer bedraagt voor [verzoekster] drie uur en zestien minuten enkele reis.
1.5. Bij brief van 24 november 2011 heeft [verweerster] de gemachtigde van [verzoekster] bericht dat niet zeker is welke functie zij in Gorredijk kan gaan vervullen, maar dat op termijn een passende functie zal worden aangeboden, met behoud van arbeidsvoorwaarden en anciënniteit. Verder heeft [verweerster] een lease auto voor de duur van zes maanden aangeboden om de overgang naar de nieuwe functie te vergemakkelijken. Indien het voorstel niet binnen vijf dagen wordt geaccepteerd, zal bij het UWV om een ontslagvergunning worden gevraagd. In dat geval wordt een outplacementtraject aangeboden tot maximaal € 5.000,-.
1.6. [verzoekster] heeft het aanbod niet aanvaard.
1.7. Aangezien de werkzaamheden zijn overgeheveld naar Gorredijk, is [verzoekster] sinds 19 januari 2012 vrijgesteld van werk.
1.8. Op 4 januari 2012 heeft [verweerster] een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV.
1.9. Bij brief van 21 februari 2012 heeft het UWV aan [verweerster] toestemming verleend om de arbeidsverhouding met [verzoekster] op te zeggen tot uiterlijk 17 april 2012.
1.10. Bij brief van 27 februari 2012 heeft [verweerster] met gebruikmaking van de ontslagvergunning de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen het eind van de maand met ingang van 1 maart 2012.
1.11. Bij brief van 28 februari 2012 heeft de gemachtigde van [verzoekster] zich tegen het niet in acht nemen van de opzegtermijn verzet.
1.12. Per e-mail van 28 februari 2012 heeft de toenmalige gemachtigde van [verweerster] laten weten dat gelet op de onregelmatige opzegging een vergoeding van twee maandsalarissen zal worden betaald ter compensatie van de schade over de opzegtermijn, terwijl [verzoekster] ook nog gebruik kan maken van de aangeboden outplacement tot een bedrag van € 5.000,-.
2. [verzoekster] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen. Daartoe stelt [verzoekster] - kort gezegd - dat [verweerster] haar werkzaamheden heeft verhuisd naar Gorredijk, waardoor zij geconfronteerd zou worden met een dagelijkse reistijd van ruim zes uur. Dit terwijl slechts voor de duur van een half jaar een lease auto is aangeboden. Onduidelijk is gebleven welke functie [verzoekster] in Gorredijk zou kunnen vervullen, maar al wel is duidelijk gemaakt dat daar geen lease auto bij hoort en dat een maximale reiskostenvergoeding van € 190,- per maand kan worden aangeboden bij gebruik van een eigen auto, die [verzoekster] momenteel niet bezit. Voor haar werkzaamheden in Weesp had [verzoekster] slechts een reistijd van ongeveer tien minuten met de fiets. [verzoekster] was bereid om mee te gaan naar Gorredijk, maar alleen bij een aanvaardbare compensatie voor reiskosten en reistijd. Gegeven het voorstel van [verweerster] gaat [verzoekster] er minstens € 600,- netto per maand op achteruit. Zij kan gezien de huidige marktsituatie ook niet zomaar haar woning in Nederhorst den Berg verkopen om het werk te volgen en te verhuizen. [verzoekster] is kostwinner; haar man is arbeidsongeschikt en heeft een WIA uitkering. De partner van [verzoekster] is bovendien niet in staat om volledig de dagelijkse zorg voor haar dochtertje op zich te nemen. [verweerster] heeft [verzoekster] willens en wetens laten bungelen door geen duidelijkheid te verschaffen over de beschikbare functie in Gorredijk en door geen adequate reiskostenvergoeding aan te bieden, hoewel zij van de privé situatie van [verzoekster] op de hoogte is. [verweerster] is ook niet bereid gebleken om een passende beëindigingsvergoeding te betalen, hoewel bij een vorige reorganisatie een sociaal plan is gehanteerd met een regeling op basis van de kantonrechtersformule. Door de onredelijke opstelling van [verweerster] voelt [verzoekster] zich in de hoek gedrukt.
3. Ten aanzien van de opzegging van het dienstverband per 1 maart 2012 door [verweerster] voert [verzoekster] aan dat deze uitsluitend is bedoeld om de ontbindingsprocedure en toekenning van een vergoeding te frustreren. Er is sprake van misbruik van recht en van onbehoorlijk en onrechtmatig handelen. De opzegging moet daarom buiten beschouwing blijven. Gezien de geldende opzegtermijn (met toepassing van lid 4 van artikel 7:671 BW) loopt het dienstverband nog tot 1 mei 2012. [verzoekster] verzoekt haar een vergoeding toe te kennen met inachtneming van de volledige duur van het dienstverband op basis van de kantonrechtersformule met de neutrale correctiefactor (C=1) zijnde € 41.651,- bruto.
4. [verweerster] voert aan dat [verzoekster] niet ontvankelijk is in haar verzoek tot ontbinding. [verweerster] stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst met toestemming van UWV Werkbedrijf is opgezegd tegen 1 maart 2012 en dus inmiddels is geëindigd. Dat de opzegging onregelmatig is geschied, doet daaraan in haar visie niet af. De wet biedt immers expliciet de mogelijkheid om onregelmatig op te zeggen in artikel 7:677 BW. Er ontstaat alleen schadeplichtigheid. [verweerster] had er belang bij om onregelmatig op te zeggen, omdat de werkzaamheden van [verzoekster] al sinds 19 januari 2012 zijn overgeheveld naar Gorredijk, terwijl zij wel volledig wordt doorbetaald. [verweerster] had er daarom belang bij om op de kortst mogelijke termijn de arbeidsovereenkomst te laten eindigen, nu deze toch een lege huls was geworden. [verzoekster] is door de onregelmatige opzegging niet in een nadeliger positie gebracht. Van misbruik van recht is daarom geen sprake. Het is juist omgekeerd. Nadat [verweerster] had aangegeven dat een ontslagvergunning zou worden gevraagd, heeft [verzoekster] een ontbindingsverzoek gedaan. Het is haar dus slechts te doen om een vergoeding. Voor [verzoekster] staat echter de kennelijk onredelijk ontslag procedure open.
5. De kantonrechter is met [verzoekster] van oordeel dat aan de opzegging tegen 1 maart 2012 geen rechtskracht toekomt, omdat sprake is van misbruik van bevoegdheid en strijd met goed werkgeverschap. Anders dan [verweerster] kennelijk meent, heeft zij niet het recht om onregelmatig op te zeggen. Het enkele feit dat de wet de rechtsgevolgen van onregelmatige opzegging regelt, betekent niet dat de wetgever voor willens en wetens onregelmatig opzeggen een basis heeft willen bieden. De reden die [verweerster] opgeeft voor die opzegging overtuigt ook niet. Het is voor de kantonrechter duidelijk dat [verweerster] niet de wettelijke opzegtermijn in acht heeft genomen om vaststelling van een vergoeding in deze ontbindingsprocedure te blokkeren en daarmee [verzoekster] te dwingen om een tweede procedure te entameren op de voet van artikel 7:681 BW. Dit terwijl de bedrijfsverplaatsing evident in de risicosfeer van [verweerster] ligt en over het functioneren van [verzoekster] geen enkele klacht naar voren is gekomen, zodat toekenning van een vergoeding zonder meer te verwachten was. [verzoekster] komt, als de door [verweerster] gevolgde strategie succes zou hebben, wel degelijk in een nadeliger positie dan wanneer de opzegtermijn in acht was genomen. Zij zou dan immers nogmaals het initiatief moeten nemen om een procedure te beginnen, in die procedure niet op toepassing van de kantonrechtersformule kunnen rekenen en bovendien veel langer op de uitslag moeten wachten. Anders dan [verweerster] betoogt, ziet de kantonrechter ook geen wezenlijk verschil tussen de onderhavige opzegging en de tweede opzegging waarvan sprake was in de zaak met LJN nummer BJ9069. Dat hier sprake is van één opzegging leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Het verwijt van [verweerster] aan het adres van [verzoekster] gaat niet op. Het stond haar vrij om een ontbindingsverzoek te doen, ook al had [verweerster] een ontslagvergunning aangevraagd. De vergunning was bij indiening van het ontbindingsverzoek nog niet verleend. De gemachtigde van [verzoekster] had het verzoek bovendien tevoren aangekondigd.
6. Nu de reden voor beëindiging van het dienstverband geheel in de risicosfeer ligt van [verweerster] zal een vergoeding worden toegekend als verzocht. Voor matiging ziet de kantonrechter geen aanleiding. Gezien de door [verzoekster] geschetste en door [verweerster] niet weersproken gevolgen van de bedrijfsverplaatsing voor [verzoekster] valt haar niet kwalijk te nemen dat zij ervoor heeft gekozen om niet mee te gaan naar Gorredijk. Een lease auto voor de duur van zes maanden en daarna een reiskostenvergoeding van € 190,- per maand acht de kantonrechter in dit geval bepaald niet adequaat. Bovendien heeft [verweerster] [verzoekster] geen zekerheid geboden met betrekking tot de functie die zij in Gorredijk zou kunnen gaan vervullen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht de kantonrechter een vergoeding als verzocht zonder meer billijk.
7. Nu op verzoek van [verzoekster] de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met toekenning van de gevraagde vergoeding, behoeft geen termijn te worden bepaald waarin [verzoekster] het verzoek kan intrekken.
8. Er zijn termen om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2012;
II. kent [verzoekster] ten laste van [verweerster] een vergoeding toe van € 41.651,- bruto als aanvulling op elders te verdienen loon of een uitkering, veroordeelt [verweerster] tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
III. compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2012 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter