vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 473271 / HA ZA 10-3392
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AROMEDIA INTERACTIEVE MEDIATION B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.D. Bakker te Barendrecht,
de stichting
PROTESTANTS-CHRISTELIJKE STICHTING PHILADELPHIA ZORG,
gevestigd te Nunspeet,
gedaagde,
advocaat mr. B. Besseling te Amersfoort.
Partijen zullen hierna Aromedia en Philadelphia genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 december 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 16 augustus 2011 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Aromedia drijft een onderneming die zich onder meer toelegt op werving, selectie en detachering van werknemers. Op 9 september 2009 heeft Aromedia (onder haar handelsnaam Student Select) contact opgenomen met Philadelphia naar aanleiding van een door Philadelphia geplaatste advertentie betreffende een vacature voor de functie van assistent regiocontroller. Vervolgens heeft Aromedia Philadelphia een drietal kandidaten voor genoemde functie voorgedragen die door Philadelphia niet geschikt werden geacht. Op 8 oktober 2009 heeft een bespreking tussen Aromedia en Philadelphia plaatsgevonden. Namens Aromedia waren bij die bespreking aanwezig mevrouw [A] en mevrouw [B]; namens Philadelphia waren aanwezig de heer [C] en mevrouw [D]. De vacature is door Aromedia op de website monsterboard geplaatst. Op die advertentie is gereageerd door [E]. Aromedia heeft op 15 oktober 2009 met [E] een kennismakingsgesprek gevoerd. Daarop heeft Aromedia het curriculum vitae van [E] doorgestuurd aan Philadelphia, dat [E] vervolgens (na een sollicitatiegesprek op 26 oktober 2009) als assistent regiocontroller in dienst heeft genomen.
2.2. Aromedia hanteert algemene voorwaarden. Artikel 12 daarvan luidt (voor zover hier relevant) als volgt:
“1. Indien de inlener met een hem door Student Select ter beschikking gestelde of te stellen uitzendkracht rechtstreeks een arbeidsovereenkomst, dan wel een andersoortige arbeidsverhouding wil aangaan, dient hij Student Select daarvan onverwijld in kennis te stellen. Partijen zullen alsdan in overleg treden om de wens van de inlener te bespreken.
(…)
3. Indien de inlener:
a. direct na voordracht van de door Student Select geworven en geselecteerde uitzendkracht, dan wel
b. binnen een periode van 1040 na aanvang van de inleenovereenkomst door de uitzendkracht te werken uren een arbeidsovereenkomst, dan wel een andersoortige verhouding met de betrokken uitzendkracht aangaat, zal hij aan Student Select een terstond opeisbare, niet voor matiging vatbare boete verschuldigd zijn. Deze boete bedraagt 50% van het laatstgeldende inlenerstarief voor de betrokken uitzendkracht, vermenigvuldigd met het aantal van de in de inleenovereenkomst overeengekomen uren, gelegen in de periode vanaf de aanvang van de voornoemde arbeidsverhouding tot het eind van de in de vorige volzin genoemde periode van 1040 te werken uren.
(…)”
3. Het geschil
3.1. Aromedia stelt dat zij met Philadelphia een detacheringsovereenkomst heeft gesloten waarop haar algemene voorwaarden van toepassing zijn. Op grond van artikel 12 lid 3 van die voorwaarden kan Aromedia, nu [E] binnen de in dat artikel genoemde termijn bij Philadelphia in dienst is getreden, aanspraak maken op de boete waarin artikel 12 lid 3 voorziet, door haar becijferd op een bedrag van € 21.670,38, zo stelt zij. Subsidiair stelt Aromedia dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en maakt zij aanspraak op een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen loon voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden. Zij vordert veroordeling van Philadelphia tot betaling van € 21.670,38, althans een zodanig bedrag als de rechtbank rechtvaardig acht, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2. Philadelphia voert verweer. Zij betwist enige overeenkomst met Aromedia te hebben gesloten. Subsidiair betwist zij dat op enige overeenkomst met Aromedia algemene voorwaarden van toepassing zijn.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Door Philadelphia is erkend dat tijdens de bespreking van 8 oktober 2009 is afgesproken dat Aromedia voor Philadelphia op zoek zou gaan naar geschikte kandidaten voor de door Philadelphia opengestelde vacature. Weliswaar heeft Philadelphia zich daarbij tevens op het standpunt gesteld dat daarmee nog geen overeenkomst was gesloten en dat het gesprek “slechts een oriënterend karakter had”, maar dit verweer is tegen de achtergrond van genoemde erkenning van hetgeen tijdens de bespreking van 8 oktober 2009 is afgesproken onvoldoende onderbouwd. Verder verwerpt de rechtbank het verweer van Philadelphia dat de heer [C] en mevrouw [D], als personeelsconsulent respectievelijk regiocontroller in dienst bij Philadelphia, niet bevoegd waren namens Philadelphia met Aromedia een overeenkomst te sluiten. Zij voerden de bespreking met Aromedia namens Philadelphia en waren door Philadelphia, naar Aromedia althans redelijkerwijs mocht aannemen, belast met de procedure voor het aantrekken van een nieuwe assistent regiocontroller. [C] had voorafgaand aan de bespreking van 8 oktober 2009 ook met Aromedia over het vervullen van de vacature gecorrespondeerd en gesproken. Verder hoefde de aard van de functies van [C] en mevrouw [D] bij Aromedia geen vragen te doen rijzen als het erom ging of zij wel bevoegd waren om Aromedia namens Philadelphia op te dragen naar geschikte kandidaten voor de openstaande functie op zoek te gaan. Aromedia mocht er gelet op deze feiten en omstandigheden van uitgaan dat van een toereikende volmacht sprake was. Voor zover [C] en mevrouw [D] geen toereikende volmacht hadden, kan Philadelphia zich daarop redelijkerwijs niet beroepen.
In het hiernavolgende zal de rechtbank er dan ook vanuit gaan dat, wat er zij van de vraag of al eerder met betrekking tot de openstaande vacature een overeenkomst tussen partijen tot stand was gekomen, dat (in ieder geval) op 8 oktober 2009 is geschied.
4.2. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is hoe de overeenkomst tussen partijen moet worden gekenschetst. De rechtbank merkt de overeenkomst tussen partijen inhoudende dat Aromedia voor Philadelphia op zoek zou gaan naar geschikte kandidaten voor de functie van assistent regiocontroller bij Philadelphia aan als een overeenkomst van opdracht. Immers: sprake is van een overeenkomst waarbij de ene partij zich jegens de andere partij ertoe verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die bestaan in iets anders dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het (doen) vervoeren van personen of zaken (artikel 7:400 BW).
4.3. Aromedia heeft zich weliswaar primair op het standpunt gesteld dat tussen partijen een detacheringsovereenkomst tot stand is gekomen, maar de vraag of partijen (tevens) een detacheringsovereenkomst hebben gesloten, kan buiten beschouwing blijven. Immers: niet gesteld of gebleken is dat een uitzend- althans arbeidsovereenkomst tussen Aromedia en [E] tot stand is gekomen. Integendeel was [E] tot het sluiten van een overeenkomst met Aromedia niet bereid en is hij voor hij met zijn werkzaamheden bij Philadelphia begon (rechtstreeks) bij Philadelphia in dienst getreden. Derhalve valt niet in te zien hoe [E] door Aromedia bij Philadelphia zou kunnen zijn gedetacheerd en kan een eventueel gesloten detacheringsovereenkomst reeds daarom niet tot toewijzing van de vordering van Aromedia leiden.
4.4. Nu geen sprake was van een uitzend- althans arbeidsovereenkomst tussen Aromedia en [E] en van detachering van [E] bij Philadelphia (dus) ook geen sprake is geweest, is – wat er zij van de vraag of de algemene voorwaarden van Aromedia tussen partijen zijn overeengekomen en, zo dat het geval is, of die al of niet gedeeltelijk vernietigbaar zijn – artikel 12 lid 3 van die algemene voorwaarden reeds om die reden niet van toepassing. Die bepaling ziet immers blijkens de inhoud daarvan uitsluitend op gevallen waarin wel van detachering sprake is. Derhalve kan Aromedia geen aanspraak maken op betaling door Philadelphia van de boete waarin dat artikel voorziet.
4.5. Niet gesteld of gebleken is dat door partijen is overeengekomen welk loon Aromedia aan Philadelphia voor haar werkzaamheden in rekening zou brengen. Artikel 7:405 lid 2 BW bepaalt voor die situatie dat de opdrachtgever “het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon” is verschuldigd. Indien onvoldoende duidelijke aanknopingspunten bestaan om het loon op de gebruikelijke wijze te berekenen (bijvoorbeeld door het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het gebruikelijke uurloon), is de opdrachtgever derhalve een redelijk loon verschuldigd. Wat in een concreet geval als een redelijk loon heeft te gelden, zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Anders dan doorgaans het geval is bij de berekening van een gebruikelijk loon, kan aan de bepaling van wat een redelijk loon is niet een nauwkeurige berekening ten grondslag gelegd worden. Daarom kunnen in een procedure geen hoge eisen gesteld worden aan de stelplicht van de opdrachtnemer omtrent het redelijke loon.
4.6. Aromedia heeft geen opgave gedaan van het door haar gewerkte aantal uren. Ter comparitie heeft zij laten weten het lastig te vinden om aan te geven wat zij in een geval als het onderhavige als loon zou rekenen (ervan uitgaande dat geen aanspraak kan worden gemaakt op de boete ex artikel 12 lid 3 van haar algemene voorwaarden). Philadelphia heeft zich in het geheel niet uitgelaten over wat als gebruikelijk (of redelijk) loon moet worden aangemerkt. De rechtbank beschikt derhalve over onvoldoende aanknopingspunten om het aan Aromedia verschuldigde loon op de gebruikelijke wijze te berekenen en zal dienen vast te stellen wat als redelijk loon heeft te gelden.
4.7. De rechtbank verwerpt het standpunt van Aromedia dat, voor zover zij geen aanspraak kan maken op de boete ex artikel 12 lid 3 van haar algemene voorwaarden, het bedrag van de boete als redelijk loon in de zin van artikel 7:405 lid 2 BW moet worden aangemerkt. Inherent aan een contractuele boete is dat de hoogte daarvan beoogt af te schrikken van tekortkomingen die tot het verschuldigd zijn van de boete aanleiding (kunnen) geven; loon dat gelet op de uitgevoerde werkzaamheden als redelijk dient te worden aangemerkt is iets geheel anders.
Bij de vaststelling van het loon waarop Aromedia jegens Philadelphia aanspraak kan maken zal de rechtbank acht slaan op de uit het dossier blijkende gegevens betreffende de aard van de vacature waarom het ging (assistent regiocontroller), de aard en omvang van de door Aromedia uitgevoerde werkzaamheden en het voordeel dat Philadelphia daarvan heeft gehad. Vast staat dat Aromedia een aantal besprekingen met Philadelphia en [E] heeft gevoerd en met hen heeft gecorrespondeerd en getelefoneerd en dat zij een advertentie voor de functie op monsterboard heeft geplaatst. Verder staat vast dat de bemiddeling van Aromedia ertoe heeft geleid dat [E] bij Philadelphia in dienst is getreden – dat de arbeidsovereenkomst tussen Philadelphia en [E] inmiddels is beëindigd doet daaraan niet af.
De rechtbank zal het door Philadelphia aan Aromedia verschuldigde redelijke loon gelet op genoemde feiten en omstandigheden vaststellen op een bedrag van € 5.000,00.
4.8. Aromedia heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Aromedia heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten moet daarom worden afgewezen.
4.9. Philadelphia zal derhalve worden veroordeeld tot betaling aan Aromedia van een bedrag van € 5.000,00. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Philadelphia voorts in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Aromedia op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 73,89
- griffierecht € 495,00
- salaris advocaat € 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00)
totaal € 1.336,89.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Philadelphia om aan Aromedia te betalen een bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro),
5.2. veroordeelt Philadelphia in de proceskosten, aan de zijde van Aromedia tot op heden begroot op € 1.336,89,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.?