vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 451866 / HA ZA 10-611
1. [A],
wonende te [woonplaats],
2. [B],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. O.A.H. van Dalsum,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. ALGEMENE AMSTERDAMSE REDERIJ NOORD-ZUID, MEDE HANDELEND ONDER DE NAAM BLUE BOAT COMPANY,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Eisers worden hierna [A] c.s. genoemd. Gedaagde wordt hierna aangeduid als BBC.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 februari 2011, waarbij een deskundige is benoemd;
- het deskundigenbericht van 7 september 2011;
- de akte na deskundigenbericht van [A] c.s. van 12 oktober 2011;
- de conclusie na deskundigenbericht van BBC van 23 november 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 13 oktober 2010 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen. In het tussenvonnis van 2 februari 2011 heeft de rechtbank M.C. Kops benoemd tot deskundige. Aan de deskundige zijn de volgende vragen voorgelegd:
1. Is de oorzaak van de gestelde schade aan de beschoeiing / kade thans – na het herstel door [A] c.s. – nog te achterhalen?
2. Is het draaien van de boten van BBC ter hoogte van het perceel van [A] c.s. de oorzaak van de schade aan het perceel van [A] c.s. die op 1 respectievelijk 14 juli 2009 is gebleken?
3. Zijn andere factoren (mede) de oorzaak van genoemde schade aan het perceel althans bestaat de mogelijkheid dat dat zo is, waarbij valt te denken aan: a) een slechte conditie van de beschoeiing of de kade ter plaatse, b) het overige scheepvaartverkeer in de gracht, c) de op het perceel van [A] c.s. geparkeerde auto’s?
4. Was de beschadigde beschoeiing / kade constructief afdoende stevig en voldeed deze aan de aan dergelijke beschoeiingen / kades in (nautische gebruiks-)omstandigheden als de onderhavige te stellen eisen, en in dat verband: hoe diep dienen dergelijke beschoeiingen / kades in / op de bodem te worden verankerd, en was de onderhavige beschoeiing / kade afdoende (diep in de bodem) verankerd?
5. Dienen beschoeiingen / kades als de onderhavige te worden onderhouden, en zo ja, hoe vaak en hoe intensief dient dat te gebeuren?
6. Kunt u, vanuit uw kennis en expertise, aangeven wat het effect op kades en beschoeiingen is, wanneer een rondvaartboot draait met de achterkant naar de kade of beschoeiing toe en waarbij de ruimte tussen vaartuig en beschoeiing tussen de 0,50 en 3 meter bedraagt?
7. Hoe groot acht u de kans dat er schade aan een kade of beschoeiing optreedt, wanneer er gekeerd wordt met een rondvaartboot, al dan niet uitgerust met een schottelschroef, waarbij de achterkant van de rondvaartboot gericht wordt op de kade of beschoeiing?
8. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de onderhavige zaak van belang kunnen zijn? Zo ja, welke?
2.2. In antwoord op de gestelde vragen heeft de deskundige – voor zover hier van belang – als volgt gerapporteerd:
1. (…) Nee, op basis van de ontvangen informatie en het onderzoek ter plaatse is door mij niet onomstotelijk vast te stellen wat de oorzaak is geweest van de schade aan de beschoeiing / kade.
Eisers verklaarden dat er, behoudens een geringe mate van houtrot ter plaatse van de waterlijn, geen schade is geconstateerd aan de beschoeiing, maar slechts aan de kade. Dit werd niet door gedaagden weersproken, behoudens het feit dat de opmerking is geplaatst dat het hier gaat om een beschoeiing van minimaal 15 jaar oud. De kade is gezien vanaf het perceel van [A] c.s. aan de rechterzijde over een oppervlak van circa 1,5 m2 ingezakt.
2. (…) Op basis van mijn onderzoek ter plaatse, de ontvangen informatie en dossierstudie kan ik niet anders concluderen dan dat de oorzaak van de schade aan het perceel van [A] c.s. gezocht moet worden in een combinatie van factoren.
Als gevolg van het draaien van de boten van BBC ter hoogte van de rechterzijde van het perceel van [A] c.s., op een afstand tussen 0,5 en 3 meter, waarvan middels de diverse foto- en video-opnamen van beide partijen mijns inziens voldoende is aangetoond dat dit gebeurd of is gebeurd, is de bodem van de gracht langs de beschoeiing weggespoeld door waterbeweging van de schroeven van draaiende boten.
De beschoeiing langs het perceel van [A] c.s. is opgebouwd uit verticaal in de grond gebrachte houten palen met een onbekende lengte, met daar tegenaan (aan de landzijde) horizontale houten delen met een dikte van circa 4 cm. (…) Door de gekozen constructie van de beschoeiing zullen de planken van de beschoeiing ter plaatse van het perceel van [A] c.s. een beperkte diepte in de bodem hebben, waardoor de bodem van de gracht en later de grond van het perceel van [A] c.s. is weggespoeld. (…)
3. (…) Nee, mij zijn geen andere factoren gebleken als gevolg waarvan de schade aan het perceel van [A] c.s. kan zijn ontstaan.
(…) De verwachting is ook niet dat de planken die zich altijd onder de waterspiegel bevinden zullen zijn aangetast door houtrot. Op deze plaatsen komt onvoldoende zuurstof, waardoor het hout zeer lange tijd mee zal gaan. Ik begreep wel dat er enkele planken ter hoogte van de waterlijn waren aangetast door houtrot. Dit kan naar mijn mening echter niet de oorzaak zijn van de schade aan het perceel van [A] c.s..
Ik begreep dat in de bestaande situatie regelmatig voertuigen werden geparkeerd langs de waterkant op het perceel van [A] c.s.. Omdat ik op basis van de beschikbaar gestelde foto’s heb geconstateerd dat de bestaande beschoeiing niet scheef stond, maar nog altijd verticaal in het water stond, acht ik niet aannemelijk dat als gevolg van het parkeren van voertuigen de gronddruk te hoog is geworden en daardoor schade aan de kade is ontstaan.
(…)
Op basis van het beschikbaar gestelde foto- en videomateriaal kan worden geconcludeerd dat de rondvaartboten van BBC vrijwel de enige boten zijn die draaien of hebben gedraaid ter hoogte van het perceel van [A] c.s.. Slechts bij het draaien van boten ontstaat een dusdanige werveling in het water dat hierdoor de bodem ter plaatse van de beschoeiing kan wegspoelen. Bij het voorbij varen zal de werveling in het water op grotere afstand parallel lopen aan de beschoeiing en niet zorgen voor wegspoelen van de bodem.
4. (…) Uit onderzoek is gebleken dat beschoeiingen zoals in de onderhavige situatie niet aan richtlijnen en normen onderhevig zijn. (…) Veelal wordt er een sleuf gegraven waar de beschoeiing dient te komen. Dan wordt het onderste schot op de bodem geplaatst en machinaal nog iets dieper de grond ingeduwd. Het meest wenselijke is om het onderste schot circa 40 tot 50 cm onder het laagst bekende bodemniveau te plaatsen. (…) Op welke diepte de beschoeiing van [A] c.s. is geplaatst is mij niet bekend.
Gelet op bovenstaande informatie en op basis van het feit dat de schade aan de kade van het perceel van [A] c.s. zich alleen voor heeft gedaan op de plaats waar de boten van BBC draaien dan wel hebben gedraaid, ben ik van mening dat de beschoeiing voor normaal gebruik voldoende diep is ingebracht. Immers anders was de kade van het perceel van [A] c.s. ook op andere plaatsen ingezakt.
5. (…) Zoals reeds beantwoord bij vraag 3 zou er sprake zijn geweest van houtrot aan de beschoeiing ter plaatse van de waterlijn. Dit dient te worden onderhouden en jaarlijks te worden gecontroleerd. Daarnaast zal er vrijwel geen onderhoud nodig zijn voor dergelijke beschoeiingen.
6. (…) Zoals algemeen bekend is, heeft stromend water na verloop van jaren een vernietigend effect op vrijwel alle constructies en zo ook op houten beschoeiingen. Bij het draaien van een (rondvaart)boot zal de stroming van het schroefwater ook haaks op de kade staan. Met een tussenruimte tussen de 0,50 en 3 meter zal de stroming in het water aanzienlijk zijn. Na verloop van jaren kan hierdoor slijtage ontstaan aan de houten beschoeiing. Op basis van de thans bekende feiten en omstandigheden moet echter worden geconcludeerd dat er van schade aan de beschoeiing zelf vooralsnog geen sprake was.
7. (…) Zoals reeds beantwoord bij vraag 6, heeft stromend water na verloop van jaren een vernietigend effect op vrijwel alle constructies en zo ook op kades en beschoeiingen. Bepaalde constructies of materialen zijn beter bestand tegen deze krachten dan anderen.
8. (…) Op verzoek van gedaagde geschrapt.
2.3. [A] c.s. stelt in haar conclusie na deskundigenbericht dat op basis van de deskundigenrapportage in voldoende mate vast is komen te staan dat het draaien van de rondvaartboten van BBC de oorzaak is geweest van de schade aan haar perceel en dat er geen andere factoren zijn gebleken als gevolg waarvan deze schade kan zijn ontstaan. Daarmee staat volgens [A] c.s. vast dat BBC onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat de schade van [A] c.s. voor rekening van BBC dient te komen. Daarnaast volgt uit het rapport dat ook de huidige beschoeiing onderhevig is aan het “vernietigende effect” van stroming in het water door het draaien van de rondvaartboten, zodat [A] c.s. belang heeft bij het gevorderde draaiverbod (de rechtbank leest: de gevorderde verklaring voor recht dat BBC onrechtmatig handelt door haar boten ter hoogte van althans bij het perceel van [A] c.s. te laten draaien althans keren), aldus nog steeds [A] c.s.
2.4. BBC heeft in haar conclusie na deskundigenbericht aangevoerd dat op basis van het deskundigenbericht [A] c.s. niet in de op haar rustende bewijslast is geslaagd, nu de deskundige op vraag 1 antwoordt dat de oorzaak van de schade thans niet meer te achterhalen is.
Het antwoord van de deskundige op vraag 2 tot en met 7 is volgens BBC ongeloofwaardig. De deskundige spreekt louter op basis van aannames en dit is volgens BBC onvoldoende. Het komt voor rekening en risico van [A] c.s. dat zij geen plaatsopname of bezichtiging heeft geïnitieerd toen de vermeende schade nog zichtbaar was en nog geen nieuwe beschoeiing was aangelegd. De aannames van de deskundige met betrekking tot de constructie en staat van de oude beschoeiing zijn volgens BBC niet onderbouwd en op onzorgvuldige, niet-objectieve wijze, in strijd met de beginselen van hoor en wederhoor tot stand gekomen. Zo gaat de deskundige in zijn eindrapportage uit van een van [A] c.s. ontvangen tekening van de oude beschoeiing, terwijl BBC hier niet op heeft kunnen reageren. Verder gaat de deskundige af op niet-controleerbare informatie van [A] c.s. over de aanwezigheid van houtrot en trekt hij in het rapport tegenstrijdige conclusies over de kwaliteit van de oude planken, waarbij de deskundige uitgaat van foto’s die niet bij het rapport gevoegd zijn. BBC betwist wat betreft de constructie van de oude beschoeiing dat deze op voldoende diepte was aangebracht. De deskundige gaat uit van de door [A] c.s. verrichte dieptemetingen (1,80 meter ter plaatse van de verzakking), terwijl een dergelijke diepte tegenstrijdig is met de verklaring van de heer [A] ter comparitie dat de oude beschoeiing 2 meter diep was. De heer [A] en [C] hebben respectievelijk op de comparitie en bij brief van 11 mei 2010 ook zelf verklaard dat de nieuwe beschoeiing dieper moest worden dan de oude. Als de beschoeiing inderdaad op twee meter diepte was aangebracht (bij een waterdiepte van 1,80 meter) betekent dat volgens BBC dat er alleen sprake kan zijn geweest van uitspoeling door gaten tussen de beschoeiingplanken door houtrot, zoals ook door de deskundige van BBC (de heer [D]) is verklaard.
De opmerking van de deskundige dat de (oude) beschoeiing voor normaal gebruik in ieder geval diep genoeg moet zijn aangebracht omdat deze elders niet was verzakt, acht BBC verbazingwekkend. De plek waar de beschoeiing is verzakt is volgens haar immers gelegen in een bocht waar het scheepvaartverkeer meer manoeuvreert en niet in een doorgaande vaart. Er is daar met andere woorden geen normaal gebruik volgens BBC. Bovendien draait BBC haar boten ook bij de buren van [A] c.s., en die beschoeiing is daar kennelijk wel tegen bestand.
Ook de gevorderde verklaring voor recht, wat feitelijk zou neerkomen op een draaiverbod voor BBC, moet worden afgewezen. Dit zou de publiekrechtelijke bevoegdheden van de vaarwegbeheerder en vaarwegregelgever doorkruisen en de exploitatie van het bedrijf van BBC onmogelijk zou maken, aldus steeds BBC.
2.5. De rechtbank overweegt als volgt. In het tussenvonnis van 13 oktober 2010 is in rechtsoverweging 4.5 reeds geoordeeld dat wanneer in het onderhavige geval vast komt te staan dat door het ter plaatse draaien van de boten van BBC schade aan de beschoeiing van [A] c.s. is ontstaan, daarmee is gegeven dat BBC onzorgvuldig ten opzichte van [A] c.s. heeft gehandeld alsmede dat dit pas anders is, indien de beschoeiing niet voldeed aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld hadden mogen worden.
2.6. Volgens de deskundige zorgen de rondvaardboten van BBC, die op een afstand van 0,5 tot 3 meter van het perceel van [A] c.s. draaien, er inderdaad voor dat de bodem van de gracht onder de beschoeiing wegspoelt door waterbeweging van de schroeven. Dit kan volgens de deskundige plaatsvinden wanneer de beschoeiing niet diep genoeg in de bodem is verankerd. Wegspoelen van de bodem onder de beschoeiing zorgt dan voor verzakking van de kade. Nu de schade aan de kade van [A] c.s. alleen is ontstaan op de plaats waar de rondvaartboten regelmatig draaien of hebben gedraaid, oordeelt de deskundige dat de beschoeiing van [A] c.s. op zichzelf – hoewel achteraf niet meer met zekerheid is vast te stellen hoe deze eruit heeft gezien – wat betreft de diepte van de verankering, voldeed aan de eisen die in beginsel aan een kadebeschoeiing kunnen worden gesteld, rekening houdend met normaal vaarverkeer ter plaatse. De verzakking kan volgens de deskundige niet veroorzaakt zijn door eventuele gaten in de beschoeiing door houtrot onder de waterlijn, door het parkeren van auto’s of door het langsvaren van overig waterverkeer.
2.7. Deze motivering komt de rechtbank overtuigend voor. Dat de deskundige op vraag 1 antwoordt dat hij niet onomstotelijk kan vaststellen waardoor de verzakking van de kade is veroorzaakt, doet aan dit oordeel niet af. De conclusie van de deskundige op basis van onderzoek ter plaatse en dossierstudie sluit aan bij de verklaring van [E] van de Dienst Binnenwaterbeheer van de Gemeente Amsterdam, die in juli 2009 heeft geconstateerd dat de diepte in de Singelgracht ter hoogte van de verzakking circa een halve meter groter was dan elders achter het pand en heeft verklaard dat dit kan komen door het ronddraaien van de rondvaartboten die met hun schroefwater grond van de bodem wegspoelen.
2.8. De bezwaren die BBC tegen het deskundigenrapport heeft ingebracht zijn onvoldoende om hier anders over te oordelen.
Voordat de opdracht aan de deskundige werd gegeven, was het partijen bekend dat de beschoeiing en kade van [A] c.s. inmiddels waren hersteld en dat de deskundige dus slechts kon afgaan op de informatie uit het dossier en wat er thans nog te zien was. De deskundige schrijft dan ook in zijn rapport dat hij niet zeker weet hoe de beschoeiing er in het verleden heeft uitgezien. Dit doet er echter niet aan af dat hij stellig is in zijn conclusie dat de beschoeiing op zichzelf moet hebben voldaan aan de eisen die hieraan ‘bij normaal vaarverkeer’ konden worden gesteld. De rechtbank maakt daaruit op dat de door [A] c.s. verstrekte schets voor het oordeel van de deskundige niet van doorslaggevend belang is geweest. Dit brengt met zich dat BBC niet in haar belangen is geschaad doordat zij daarop niet meer heeft kunnen reageren.
Voor de deskundige was van belang dat juist op de plaats waar volgens (de video-opnames van) [A] c.s. de rondvaartboten van BBC draaien de verzakking is ontstaan en elders langs de kade van [A] c.s. geen sprake was van verzakkingen. Dat ander vaarverkeer ter plaatse zodanig manoeuvreert dat hierdoor eveneens uitspoeling van de kade wordt veroorzaakt (omdat dit gedeelte van de kade in een bocht ligt), is door BBC onvoldoende onderbouwd en overigens door de deskundige ook niet geconstateerd (de deskundige acht het blijkens de appendix bij het deskundigenbericht gezien de vaarroute onwaarschijnlijk dat dit meer dan incidenteel voorkomt). Het feit dat de kade van het naastgelegen perceel niet verzakt is, terwijl BBC ook daar haar rondvaartboten keert, leidt evenmin tot de conclusie dat de beschoeiing van BBC niet voldeed aan de eisen die hieraan redelijkerwijs konden worden gesteld. Het staat de eigenaren van een perceel vrij een sterkere constructie aan te brengen dan voor normaal gebruik noodzakelijk is. Wat betreft de bezwaren die BBC heeft geuit tegen het afgaan door de deskundige op mededelingen en foto’s van [A] c.s. over houtrot, geldt dat de exacte mate van houtrot achteraf niet meer met zekerheid is vast te stellen. De deskundige acht het echter onwaarschijnlijk dat sprake was van zodanige houtrot onder de waterlinie, dat hierdoor gaten zijn ontstaan waardoor grond heeft kunnen wegspoelen (zoals door de deskundige van BBC, [D], als mogelijke oorzaak van de verzakking is geopperd), aangezien planken die altijd onder water hebben gestaan doorgaans lang meegaan en wegens een gebrek aan zuurstof niet onderhevig zijn aan houtrot. Dat sprake was van (dergelijk) ernstige houtrot is door [D] overigens ook zelf niet geconstateerd. De conclusie van BBC dat het wegspoelen van grond wel moet zijn ontstaan door ‘houtrotgaten’, omdat de waterdiepte volgens de metingen van [A] c.s. ter plaatste 1,80 meter was (terwijl de heer [A] ter comparitie zelf heeft verklaard dat de oude beschoeiing 2 meter diep was) kan ten slotte niet worden gevolgd. Bij de als bijlage 5 bij het deskundigenrapport overgelegde dieptemeting staat immers dat de diepte van 1,80 meter de diepte is na opvulling met zand achter de beschoeiing na provisorisch herstel en dat het vóór de aanvulling dieper was.
2.9. Uit het voorgaande volgt dat de beschoeiing van [A] c.s. op zichzelf voldeed aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mochten worden en dat het draaien van de boten van BBC voor het perceel van [A] c.s. de verzakking van de kade heeft veroorzaakt. [A] c.s. is aldus in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Dit brengt met zich dat vast staat dat BBC onrechtmatig jegens [A] c.s. heeft gehandeld door op 0,5 tot 3 meter afstand van het perceel van [A] c.s. haar rondvaartboten te draaien zoals zij heeft gedaan en dat BBC aansprakelijk is voor de schade die [A] c.s. als gevolg hiervan heeft geleden.
2.10. Dat [A] c.s., zoals BBC heeft aangevoerd, tevens eigen schuld aan de verzakking heeft, is gezien de bevindingen in het deskundigenrapport dat de beschoeiing geschikt was voor normaal gebruik en dat houtrot, achterstallig onderhoud en het parkeren van auto’s niet de oorzaak kunnen zijn geweest van de verzakking van de kade, niet komen vast te staan.
BBC heeft verder haar verweer dat [A] c.s. bij de aanleg van de beschoeiing in 1994 al bedacht had moeten zijn op meer dan gebruikelijke waterverplaatsingen door het draaien van (rondvaart)boten in het licht van de stelling van [A] c.s. dat BBC destijds nog elders keerde, onvoldoende onderbouwd. Dit brengt met zich dat de schade niet (deels) voor eigen rekening van [A] c.s. komt.
2.11. [A] c.s. begroot haar schade op in totaal € 14.882,83 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is opgebouwd uit een factuur van [C] Grondwerken van 25 augustus 2009 ten bedrage van € 13.512,45 voor de aanleg van de definitieve voorziening, een factuur van [F] van 13 juli 2009 ten bedrage van € 1.153,47 voor de noodvoorziening en een factuur van Bouwmaat voor geleverd betonmultiplex van 3 juli 2009 ten bedrage van € 216,91.
2.12. BBC betwist de hoogte van de schade en voert daartoe aan dat [A] c.s. geen recht heeft op vergoeding van ‘nieuw voor oud’. De beschoeiing was volgens BBC reeds oud en aan vervanging toe. Uit de brief van [C] van 11 mei 2010 blijkt dat meer werkzaamheden aan de beschoeiing zijn verricht dan de werkzaamheden tot herstel van de schade. Zo is de plank op de waterlijn vervangen en is de beschoeiing 20 centimeter dieper gemaakt dan de oude beschoeiing. De raadsman van [A] c.s. heeft op 22 juli 2009 ook zelf nog bericht dat de schade ongeveer € 6.500,- tot € 7.000,- exclusief BTW zou bedragen. BBC betwist bovendien dat de factuur van [C] is betaald.
2.13. De rechtbank overweegt dat [A] c.s. bij het herstel van haar kade kennelijk uiteindelijk (na aanvankelijk een noodvoorziening te hebben aangebracht) een beschoeiing heeft geplaatst die dieper in de bodem is verankerd, waardoor haar kade thans bestand is tegen wegspoelen van grond door schroefwater van draaiende rondvaartboten. Aldus heeft [A] c.s. er bij het herstel tevens voor gekozen een meer structurele oplossing te zoeken voor de uitspoeling van grond op die locatie. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen ook deze kosten in verband met vernieuwing en verbetering van de beschoeiing in redelijkheid aan het onrechtmatig handelen van BBC worden toegerekend. Immers, indien BBC haar boten niet op die locatie had gedraaid, was gelet op de bevindingen uit het deskundigenrapport de schade aan de kade niet ontstaan en had [A] c.s. haar oude beschoeiing niet hoeven vervangen. [A] c.s. was verder genoodzaakt bij het herstel van de kade en de beschoeiing rekening te houden met het vaarverkeer van dat moment, waarbij er van de zijde van BBC geen toezegging was dat zij haar boten niet meer op die locatie zou laten draaien. Een dieper geplaatste beschoeiing was dus noodzakelijk om verdere schade te voorkomen. Indien [A] c.s. niet had gekozen voor een diepere beschoeiing zouden de herstelwerkzaamheden teniet kunnen worden gedaan door nieuwe uitspoeling van de bodem, zoals feitelijk ook gebeurd is op 14 juli 2009. Conclusie van het voorgaande is dat het bedrag van € 14.882,83 geheel als schade voor rekening van BBC komt. BBC heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat [A] c.s. dit bedrag niet heeft voldaan aan haar aannemers en Bouwmaat.
2.14. [A] c.s. heeft over voormeld bedrag van € 14.882,83 wettelijke rente gevorderd vanaf 15 juli 2009. BBC heeft betwist dat zij vanaf die datum rente verschuldigd is.
De rechtbank overweegt dat BBC wettelijke rente verschuldigd is vanaf de datum dat zij in verzuim is. Dit is het moment waarop de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is geworden en niet direct is nagekomen door BBC, met dien verstande dat een vordering tot schadevergoeding opeisbaar wordt op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden door de benadeelde. In dit geval is dat, meer concreet, het moment waarop voormelde facturen door [A] c.s. zijn voldaan. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen vanaf de datum van voldoening van de respectievelijke facturen.
2.15. Met betrekking tot de vordering van [A] c.s. tot het geven van een verklaring voor recht dat BBC onrechtmatig handelt door haar rondvaartboten te draaien voor het perceel van [A] c.s. overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het deskundigenrapport blijkt dat [A] c.s. de beschoeiing thans zodanig heeft aangepast dat de waterbeweging die de schroeven van de rondvaartboten bij het keren veroorzaken niet meer zorgt voor wegspoelen van de bodem onder de beschoeiing. [A] c.s. heeft ter comparitie zelf ook verklaard dat door plaatsing van de nieuwe beschoeiing en de rol met aarde over de breedte van haar kade ‘het probleem afdoende is opgelost’. Aangenomen wordt daarom dat het keren van de rondvaartboten voor het perceel van [A] c.s. thans geen uitspoeling van grond meer veroorzaakt, omdat de kade hier nu afdoende tegen beschermd is. Daarmee ontvalt, gelet op hetgeen in het tussenvonnis van 13 oktober 2010 is overwogen, de onrechtmatigheid aan het draaien van de rondvaartboten voor het perceel van [A] c.s. aangezien dit thans geen schade meer veroorzaakt.
De slijtage aan de beschoeiing die volgens de deskundige na verloop van jaren kan ontstaan door waterstroming van kerende rondvaartboten is onvoldoende om het draaien van de rondvaartboten voor het perceel van [A] c.s. als onrechtmatig aan te merken, aangezien dit volgens het rapport een slijtageproces van jaren betreft en er ook in de oude situatie nog geen sprake was van schade aan de beschoeiing zelf. Daarmee staat niet vast dat dit extra onderhoud aan de beschoeiing noodzakelijk maakt of dat deze eerder zal moeten worden vervangen dan in de situatie waarin geen sprake is van door kerende rondvaartboten veroorzaakte waterstroming.
2.16. In de conclusie na deskundigenbericht heeft [A] c.s. nog opgemerkt dat hij aanzienlijke stank- en geluidsoverlast ondervindt van het draaien van de boten en dat hij meermalen aanvaringen heeft gezien tussen rondvaartboten van BBC en zijn kade.
[A] c.s. betwist dat zij zodanige geluids- en standoverlast veroorzaakt dat zij onrechtmatige hinder veroorzaakt en heeft aangevoerd dat er ook geen publiekrechtelijke beletsels zijn voor het keren van rondvaartboten ter plaatse. [A] c.s. heeft in het licht van de betwisting door BBC zijn stelling dat sprake is van zodanige geluids- en stankoverlast dat gesproken kan worden van onrechtmatig handelen van BBC, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. [A] c.s. heeft verder in het geheel niet toegelicht welke schade hij heeft geleden door de door hem in zijn conclusie na deskundigenbericht genoemde aanvaringen. De stellingen van [A] c.s. dat BBC ook anders dan door het veroorzaken van wegspoelen van grond onrechtmatig handelt, zullen daarom als niet, althans onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
2.17. Het voorgaande brengt met zich dat de vordering van [A] c.s. tot het geven van een verklaring voor recht dat BBC onrechtmatig jegens haar handelt door rondvaartboten te laten draaien ter hoogte van haar perceel, zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
2.18. [A] c.s. heeft vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) komen buitengerechtelijke kosten mede voor vergoeding in aanmerking behoudens voor zover deze vallen onder de proceskostenvergoeding. [A] c.s. heeft naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende onderbouwd gesteld dat de door haar opgevoerde kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
2.19. BBC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 101,02
- griffierecht € 355,00
- deskundigen € 3.873,45
- salaris advocaat € 1.356,00 (3 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 5.685,47
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt BBC om aan [A] c.s. te betalen een bedrag van € 14.882,83 (veertienduizend achthonderdtweeëntachtig euro en drieëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW berekend vanaf de respectievelijke data van voldoening van de onderliggende facturen tot de dag van volledige betaling;
3.2. veroordeelt BBC in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden begroot op € 5.685,47;
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2012.(