1.1.[eiseres] is eigenaresse van het pand gelegen aan de [adres] te Amsterdam. Zij woont daar sinds 1989, eerst met haar partner, thans alleen met haar zoons, geboren in 1991 en 1993. Het betreft een hoekpand waarvan de zijgevel is gelegen in de [adres]. Het pand is bij een besluit van 12 september 2007 van het Stadsdeel Centrum officieel samengevoegd tot één woning. Daarbij zijn de adressen [adres A] en [adres B] samengevoegd tot het adres [adres] waarvan de verdiepingen hs/1/2/3/4 deel uit maken. In het voorjaar van 2009 is een grootschalige renovatie afgerond.
1.2.Na de verbouwing heeft [eiseres] een ruimte op de begane grond een aantal keren kort verhuurd aan toeristen als Bed & Breakfast.
1.3.[gedaagde] huurt sinds 1 oktober 2009 van [eiseres] de ruimte op de begane grond, ongeveer 35 vierkante meter, op de begane grond van het pand aan de [adres]. De bij [gedaagde] als woning in gebruik zijnde ruimte beslaat ongeveer een kwart van de totale oppervlakte van het pand [adres].
1.4.Volgens de door partijen op 11 oktober 2009 getekende huurovereenkomst bedraagt de huur € 800,00 per maand inclusief. Met betrekking tot de duur van de huurovereenkomst staat in de door partijen getekende overeenkomst het volgende:
“De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 3 maanden, ingaande op 1 oktober 2009 en eindigt op 31 december 2009. Deze huurovereenkomst kan daarna nog 2x voor een periode van 3 maanden verlengd worden onder dezelfde voorwaarden. Tijdens deze verlengingsperiode is verhuurder gerechtigd de huurovereenkomst tussentijds op te zeggen bij dringend eigen gebruik met in achtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. Huurder zal uiterlijk 30 juni 2010 het gehuurde, conform de bepalingen van deze huurovereenkomst en de wet opleveren.”.
1.5.Door [eiseres] is in deze procedure een kopie van een brief van haar aan [gedaagde] overgelegd, gedateerd 28 maart 2010, waarin zij schrijft dat de laatste periode van het huurcontract loopt tot 30 juni 2010 en dat zij [gedaagde] zal houden aan genoemde einddatum. In de brief staat dat [eiseres] de huurovereenkomst opzegt omdat zij de ruimte zelf weer dringend nodig heeft. [gedaagde] betwist die brief in maart 2010 of voor 1 juli 2010 te hebben ontvangen.
1.6.Op 7 mei 2010 bericht [gedaagde] aan [eiseres] dat de huur wat later komt waarvoor excuses. Bij brief van 6 juni 2010 bericht [eiseres] aan [gedaagde] dat de huur inmiddels nog steeds niet is betaald over de maanden mei en juni en verzoekt zij [gedaagde] de huur uiterlijk 11 juni over te maken.
1.7.Op 11 juni 2010 schrijft [gedaagde] een brief waarin zij ondermeer excuses maakt dat alles veel tijd in beslag neemt en verklaart dat er wordt gezocht naar woonruimte geschikt bij epilepsie.
1.8.De gemachtigde van [eiseres] schrijft op 25 juni 2010 een brief aan [gedaagde] waarin haar verzocht wordt binnen drie dagen te bevestigen dat zij de onzelfstandige woonruimte (studio), welke deel uit maakt van de woning van [eiseres] aan de [adres], op 30 juni 2010 zal verlaten.
1.9.Bij de Huurcommissie is op 6 juli 2010 een verzoek van [gedaagde] binnengekomen om de all-in huurprijs te splitsen.
1.10.Bij vonnis van 26 juli 2010 van de kantonrechter te Amsterdam is [gedaagde] veroordeeld aan [eiseres] een bedrag van € 1.500,-- wegens achterstallige huurpenningen te betalen en is de gevorderde ontruiming afgewezen waarbij ondermeer is overwogen dat door [eiseres] onvoldoende omstandigheden zijn aangevoerd om aan te nemen dat sprake is van een huurovereenkomst, die naar zijn aard van korte duur is.
1.11.In vervolg daarop is [gedaagde] bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 9 september 2010 veroordeeld de nieuwe huurachterstand van € 1.600,00 te betalen en het gehuurde te ontruimen tegen welk vonnis [gedaagde] hoger beroep heeft ingesteld. In het vonnis van 9 september 2010 wordt overwogen dat [gedaagde] de overeengekomen huur van € 800,00 niet kan betalen nu deze huur nagenoeg gelijk is aan haar bijstandsuitkering.
1.12.Bij vonnis van 24 september 2010 is de executie van het ontruimingsvonnis geschorst omdat in het ontruimingsvonnis is uitgegaan van een kennelijke misslag, te weten de aanname dat het verzoek dat [gedaagde] bij de Huurcommissie heeft ingediend niet ontvankelijk zou worden verklaard omdat het niet binnen zes maanden na aanvang van de huur was ingediend. Naar na het wijzen van het vonnis van 9 september 2009 aan onder meer [eiseres] is gebleken betrof het echter geen verzoek toetsing aanvanghuur maar een verzoek splitsing all-in huur.
1.13.De Huurcommissie heeft op 29 november 2010 haar op 24 september 2010 gedateerde uitspraak aangetekend verzonden. Kern van de uitspraak is dat sprake is van een all-in huurprijs, dat per 1 augustus 2010 de (kale) huurprijs € 218,32 per maand bedraagt (vanwege een strafkorting van 55%) en dat het voorschotbedrag voor servicekosten wordt vastgesteld op € 54,58 per maand. De Huurcommissie heeft het gehuurde als zelfstandige woonruimte aangemerkt en de maximale huurprijs gesteld op € 396,95.
1.14.De maandlasten van [eiseres] in verband met het pand aan de [adres] bedragen € 2.389,31, inclusief een reservering voor onderhoud van € 5.715,00 per jaar en zonder dat rekening is gehouden met hypotheekrenteaftrek. Het salaris van [eiseres] bedraagt € 1.940,00 netto per maand.
1.15.Uit een verslag van [naam], Senior onderzoeker van de afdeling Handhaving van de Dienst Persoons- en Geo-informatie van de gemeente Amsterdam blijkt dat hij bij een onderzoek ter plaatse op 28 maart 2011 aan het object [adres] heeft geconstateerd dat de woning (de kantonrechter begrijpt: op de begane grond) een zelfstandig object is omdat je vanuit de woning niet het pand [adres] kunt betreden en dat het [adres] als geconstateerd adres zal worden aangevraagd. Per mail bericht voornoemde [naam senior onderzoeker van de afdeling Handhaving van de Dienst Persoons- en Geo-informatie van de gemeente Amsterdam] aan [gedaagde] dat zij m.i.v. 5 april is ingeschreven op het [adres].
1.16.Rapporteur [naam rapporteur stadsdeel centrum] , sector Bouw en Wonen, heeft op 15 december 2011 ter plaatse met mederapporteur [naam] geconstateerd dat er geen sprake is van meerdere woningen op het adres [adres] en dat ook volgens registratie het één woning met één eigenaresse betreft. De deur in de steeg is slechts een tuindeur, de ingang ligt aan de [adres]. Wat de rapporteurs betreft is het kortom bouwkundig gezien één eenheid en is de verhuurde ruimte dus onzelfstandig.
1.17.Op 7 januari 2012 heeft de heer [naam rapporteur stadsdeel centrum] van de Sector Bouw en Wonen van de gemeente Amsterdam naar [eiseres] gemaild dat na onderzoek door Stadsdeel Centrum is gebleken dat [adres] één zelfstandige woning is.