ECLI:NL:RBAMS:2012:BX0954

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-529010-08
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging na overlijden verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die inmiddels was overleden. De officier van justitie had de rechtbank verzocht om de verdachte te vervolgen, maar tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte op 14 maart 2012 was overleden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verklaring van overlijden, opgemaakt door de lijkschouwer van de gemeente Tilburg, en de voorlopige bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut. Deze bevindingen wezen op een herseninfarct als oorzaak van het overlijden, wat leidde tot zwelling van de hersenen en uiteindelijk de dood. De rechtbank oordeelde dat op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte. Hierdoor kon de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging. De rechtbank heeft vervolgens de beslissing genomen om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte, waarmee de zaak werd afgesloten zonder verdere strafrechtelijke gevolgen voor de overleden verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/529010-08
Datum uitspraak: 10 mei 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1964],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 17 februari 2012 en 10 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Tammes.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2004 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, deze [slachtoffer A] in diens borst, romp, bekken en achterhoofd geschoten, waardoor die [slachtoffer A] zodanige verwondingen heeft opgelopen (de vitale delen zoals het hart, hersenen en rechterlong werden geraakt, gepaard
gaande met massale bloeduitstortingen), dat voornoemde [slachtoffer A] daaraan (door de combinatie van schade aan de genoemde vitale delen en bloedverlies) is overleden;
(artikelen 47 en 289/287 van het Wetboek van Strafrecht)
althans dat hij aan genoemde moord/doodslag medeplichtig is geweest;
(artikelen 47, 48 en 289/287 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2004 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer B] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- naar die [slachtoffer B] is toegegaan en/of
- een wapen op die [slachtoffer B] heeft gericht en/of op die [slachtoffer B] heeft geschoten en/of
- die [slachtoffer B] in zijn been, ter hoogte van zijn knie heeft geschoten;
(artikelen 45, 47 en 289/287 van het Wetboek van Strafrecht)
althans dat hij aan genoemde poging tot moord/doodslag medeplichtig is geweest;
(artikelen 45, 47, 48 en 289/287 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 17 mei 2004 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ( te weten een schotwond in de knie van voornoemde [slachtoffer B]), heeft toegebracht, door deze opzettelijk eenmaal of meermalen in zijn knie te schieten;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 17 mei 2004 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
een of meer wapens van categorie III, te weten:
- een pistool, merk Feg Pa 63 Walther PP en/of
- een revolver, merk Ruger, type 3.57 magnum en/of
een wapen van categorie I, te weten:
- een geluiddemper (diameter 4 cm en lang 20 cm) en/of
munitie van categorie III, te weten:
- een aantal patronen, kaliber 3.57 Magnum, merk Speer en/of
- een aantal patronen, kaliber 9 mm kort, merk Wichester,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
(artikelen 13 en/of 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 47 van
het Wetboek van Strafrecht)
2. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
2.1. De officier van justitie heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte is overleden met als gevolg dat zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
2.2. De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van overlijden van verdachte d.d. 14 maart 2012 te Tilburg, opgemaakt door [lijkschouwer], lijkschouwer van de gemeente Tilburg. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de voorlopige bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 17 maart 2012, opgemaakt door drs. [patholoog], arts en patholoog. Hieruit blijkt dat de hersenen van verdachte bij sectie een aspect toonden als goed passend bij een herseninfarct (hetgeen in de volksmond wel eens een hersenbloeding genoemd kan worden). Ten gevolge van dit herseninfarct is zwelling van de hersenen opgetreden met inklemming van de kleine hersenen en hersenstam tot gevolg. Inklemming kan (door dysfunctie van de automatische aansturing van hartactie en longfunctie) het overlijden zondermeer verklaren.
Op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, dat inhoudt dat het recht tot strafvordering vervalt door de dood van verdachte, kan de officier van justitie niet worden ontvangen in de (verdere) vervolging van verdachte.
De rechtbank komt op grond hiervan tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en S. van Eunen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 mei 2012.