vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 519683 / KG ZA 12-849 SR/MV
Vonnis in kort geding van 3 juli 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE VIS UNIE B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres bij dagvaarding van 22 juni 2012,
advocaat mr. M.N. Mense te Haarlem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
7-SEAS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Bunschoten,
gedaagde,
advocaat mr. E.R. Jonker te Leusden.
Partijen zullen hierna NVU en 7-Seas worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 2 juli 2012 heeft NVU gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. 7-Seas heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig: [A], sales manager van NVU, met mr. Mense en [B] van 7-Seas met mr. Jonker.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In tegenstelling tot hetgeen partijen ter zitting is medegedeeld wordt heden een uitgewerkt vonnis gewezen en niet een vonnis in verkorte vorm waarvan de uitwerking later komt.
2. De feiten
2.1. 7-Seas is een groothandel in vis, schaal- en schelpdieren. De broers [C] en [D] zijn bestuurders van 7-Seas.
2.2. NVU is eveneens een groothandel in vis, schaal- en schelpdieren. Op 29 december 2011 heeft [E] de aandelen in NVU verworven. [E] is sinds die datum tevens bestuurder van NVU. [E] is de zoon van [C].
2.3. In de periode voordat [E] aandeelhouder/bestuurder van NVU is geworden, heeft hij op basis van een managementovereenkomst werkzaamheden verricht voor 7-Seas. Aan deze managementovereenkomst is voortijdig een einde gekomen. Bij de rechtbank Utrecht heeft [E] een procedure aanhangig gemaakt tegen 7-Seas waarin hij € 75.000,- aan achterstallige managementvergoedingen vordert. 7-Seas heeft in deze procedure een reconventionele vordering ingesteld die – kort gezegd – inhoudt het betalen van schadevergoeding vanwege onrechtmatige concurrentie. De procedure bij de rechtbank Utrecht is thans nog aanhangig.
2.4. Op 18 juni 2012 heeft 7-Seas bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht een verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van NVU. De vordering van 7-Seas is gebaseerd op de stelling dat NVU haar op onrechtmatige wijze concurrentie aandoet en dat 7-Seas hierdoor schade lijdt. Blijkens punt 40 van het beslagrekest heeft 7-Seas haar schade begroot op € 160.000,-. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht de schade voorlopig te begroten op € 25.000,-. De voorzieningenrechter heeft verlof verleend tot het leggen van consevatoir beslag met begroting van de vordering van 7-Seas op € 25.000,- (inclusief rente en kosten).
2.5. Op 19 juni 2012 heeft 7-Seas ten laste van NVU beslag gelegd onder de ABN-AMRO bank.
2.6. Op 20 juni 2012 heeft NVU – ter opheffing van het beslag – een bankgarantie aangeboden voor het bedrag van € 25.000,-. Dit aanbod is niet geaccepteerd door de advocaat van 7-Seas omdat de vordering volgens hem onjuist was begroot.
2.7. Op 21 juni 2012 heeft 7-Seas bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam een tweede verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van NVU. Dit verzoek is identiek aan het verzoek dat bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht is ingediend, met dien verstande dat is verzocht de vordering (inclusief rente en kosten) te begroten op € 200.000,-. De voorzieningenrechter heeft het gevraagde verlof verleend.
2.8. Op 25 juni 2012 is NVU door 7-Seas gedagvaard te verschijnen voor de rechtbank Utrecht. Gevorderd is – onder meer – een verklaring voor recht dat NVU onrechtmatig heeft gehandeld en NVU te verbieden betrekkingen aan te gaan met klanten van 7-Seas, met name niet met supermarktketen Lidl.
3.1. NVU vordert – kort gezegd – opheffing van het ten laste van haar door 7-Seas gelegde beslag.
3.2. NVU stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat 7-Seas zowel de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht als de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam niet volledig heeft geïnformeerd. Dit is in strijd met artikel 21 Rv en met de uitleg die aan dit artikel wordt gegeven in de zogenaamde Beslagsyllabus (versie juni 2011). 7-Seas heeft verzuimd in de beslagrekesten op te nemen dat er reeds een procedure aanhangig was bij de rechtbank Utrecht tussen [E] en 7-Seas (zie 2.3). Daarnaast heeft 7-Seas in het beslagrekest dat zij heeft ingediend bij de rechtbank Amsterdam verzuimd te vermelden dat zij eerder bij de rechtbank Utrecht een beslagrekest heeft ingediend. Reeds op deze gronden dient het beslag te worden opgeheven. Daarnaast is NVU van mening dat de vordering waarvoor beslag is gelegd summierlijk ondeugdelijk is als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv. [E] is bij 7-Seas op onrechtmatige wijze ‘buitengezet’. Het staat hem vervolgens vrij iets anders te gaan doen. De overeenkomst tussen hem en 7-Seas bevat geen bepalingen die hem daarin beperken. Dat NVU thans een contract heeft met supermarktketen Lidl – terwijl 7-Seas eerder een contract had met deze supermarktketen – is onvoldoende om van onrechtmatige concurrentie te kunnen spreken. Ook de hoogte van de beweerde schade wordt bestreden.
3.3. 7-Seas heeft verweer gevoerd. Op dit verweer wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.3. Allereerst zal de stelling van NVU worden besproken dat het beslag dient te worden opgeheven omdat 7-Seas in strijd zou hebben gehandeld met artikel 21 Rv en met de uitleg die aan dit artikel wordt gegeven in de Beslagsyllabus (versie juni 2012). De voorzieningenrechter is van oordeel dat NVU in redelijkheid heeft moeten begrijpen dat er in dit geval sprake was van een kennelijke verschrijving in het beslagrekest dat is ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht. In dit beslagrekest is immers opgenomen dat de schade volgens 7-Seas € 160.000,- bedraagt (exclusief rente en kosten), terwijl is verzocht de vordering te begroten op € 25.000,- (inclusief rente en kosten). Aannemelijk is dat de advocaat van 7-Seas de kennelijke verschrijving zo spoedig mogelijk wilde herstellen. Volgens zijn verklaring ter zitting heeft hij er op dat moment voor gekozen een tweede beslagrekest in te dienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam omdat bij die rechtbank geldt dat een voor 12.00 uur ingediend rekest nog diezelfde dag wordt behandeld. Bij de rechtbank Utrecht geldt volgens de advocaat van 7-Seas dat een beslagrekest voor 10.00 uur moet zijn ingediend om nog diezelfde dag te worden behandeld. Weliswaar kan worden verdedigd dat 7-Seas in het tweede beslagrekest had moeten vermelden dat zij eerder bij de rechtbank Utrecht een beslagrekest had ingediend (en dat reeds beslagverlof was verleend), maar de voorzieningenrechter acht dit verzuim niet dermate groot dat reeds op deze grond het beslag kan worden opgeheven. Aannemelijk is immers dat (de raadsman van) 7-Seas slechts heeft gepoogd op snelle wijze een vergissing te herstellen. Voorshands is niet gepoogd (op slinkse wijze) de voorzieningenrechter te misleiden, bijvoorbeeld door na de weigering van een verlof door de voorzieningenrechter, zonder hiervan melding te maken een tweede verzoek in te dienen bij de voorzieningenrechter van een andere rechtbank. De voorzieningenrechter is ook niet op het verkeerde been gezet. Bij dit oordeel is van belang dat NVU niet is benadeeld door de geschetste gang van zaken. Uit het eerste beslagrekest heeft zij immers duidelijk kunnen afleiden dat de door 7-Seas beweerde schade € 160.000,- bedroeg.
4.4. Dat 7-Seas in beide beslagrekesten heeft verzuimd te vermelden dat reeds een bodemprocedure aanhangig was bij de rechtbank Utrecht tussen haar en [E] (zie 2.3), kan evenmin tot de conclusie leiden dat het beslag dient te worden opgeheven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het verzuim hiervoor niet ernstig genoeg, waarbij geldt dat geen sprake is van dezelfde partijen.
4.5. Blijkens de dagvaarding heeft NVU zich nog op het standpunt gesteld dat bij de beslagrekesten een aansprakelijkheidsstelling had moeten worden overgelegd. Ook in dit kader heeft NVU verwezen naar de Beslagsyllabus. De voorzieningenrechter is hierover van oordeel dat uit de Beslagsyllabus niet volgt dat dit een verzuim is dat tot opheffing van het beslag dient te leiden De beide verlofrechters hebben het kennelijk niet nodig geacht een aansprakelijkheidsstelling op te vragen ten tijde van de verlening van het verlof, waardoor deze kwestie thans een gepasseerd station is.
4.6. Over de vraag of de vordering van 7-Seas summierlijk (on)deugdelijk is als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Vaststaat dat sprake is van een ruzie in de familie [B]. In het kader van dit kort geding kan (en hoeft) de voorzieningenrechter geen oordeel (te) geven over de vraag aan wie deze ruzie (in overwegende mate) is te wijten. Wel is duidelijk dat [E] als gevolg van de ruzie het bedrijf van zijn famillie (7-Seas) heeft verlaten en een onderneming heeft overgenomen die actief is in dezelfde branche. Personeelsleden die eerst bij 7-Seas werkzaam waren, zijn thans bij NVU werkzaam. Niet kan worden uitgesloten dat [E] bij NVU gebruik maakt van de kennis en ervaring die hij bij 7-Seas heeft opgedaan. Evenmin kan worden uitgesloten dat NVU (op onrechtmatige wijze) van die kennis en ervaring profiteert, met name waar het gaat om het contract met supermarktketen Lidl, welk contract eerst in handen was van 7-Seas en thans in handen is van NVU. De vordering van 7-Seas is dan ook niet summierlijk ondeugdelijk.
4.7. In hetgeen NVU heeft aangevoerd over de hoogte van de beweerde schade, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de vordering waarvoor beslag is gelegd te herbegroten.
4.8. De conclusie is dat de vorderingen van NVU worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal zij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van 7-Seas.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt NVU in de kosten van dit geding gevallen aan de zijde van 7-Seas, tot op heden begroot op € 575,- aan griffierecht en op € 816,- aan salaris advocaat,
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Veraart op 3 juli 2012.?