ECLI:NL:RBAMS:2012:BX2100

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/5957 WET
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Bongers-Scheijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.D. Groenewoud, en de minister van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij. Eiseres had verzocht om inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) als vertaler Nederlands - Spaans en vice versa. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond te voldoen aan de eisen van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Besluit btv), met name artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b. Eiseres had geen getuigschrift overgelegd dat haar kwalificaties als vertaler bevestigde, en bovendien was er onvoldoende bewijs van minimaal vijf jaar relevante werkervaring als beroepsvertaler. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aan te tonen dat zij voldeed aan de wettelijke competenties, en dat verweerder niet de verplichting had om een toetsing te faciliteren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de inschrijving in het Rbtv door de minister rechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5957 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. N.D. Groenewoud,
en
de minister van Veiligheid en Justitie,
verweerder,
gemachtigde mr. D.E.S. Tomeij.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) afgewezen.
Bij besluit van 3 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de behandeling ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen de rechtbank nadere informatie te verstrekken, hetgeen verweerder op 15 maart 2012 heeft gedaan. Eiseres heeft hierop op 29 maart 2012 gereageerd.
Nadat beide partijen de rechtbank schriftelijk toestemming hebben verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Eiseres heeft verweerder bij aanvraag van 2 maart 2011 verzocht haar in te schrijven in het Rbtv als tolk Nederlands - Spaans, vertaler Nederlands - Spaans en vertaler Spaans - Nederlands. Op 25 april 2011 heeft eiseres verweerder bericht dat zij haar verzoek om in het Rbtv te worden ingeschreven als tolk Nederlands - Spaans intrekt.
1.2. Bij het primaire besluit, dat is gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder geweigerd eiseres in te schrijven in het Rbtv als vertaler Spaans - Nederlands en als vertaler Nederlands - Spaans. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij voldoet aan het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Besluit btv), nu zij geen getuigschrift heeft overgelegd als bedoeld in die bepaling. Volgens verweerder komt eiseres evenmin in aanmerking om te worden ingeschreven in het Rbtv op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit btv. Verweerder heeft vervolgens beoordeeld of de aanvraag van eiseres op grond van het beleid, zoals dit is neergelegd in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv, dient te worden voorgelegd aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers (de Commissie), als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit btv. Eiseres heeft volgens verweerder evenwel niet objectief aangetoond dat zij scholing heeft gevolgd om vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen. Daarnaast kan volgens verweerder niet objectief worden vastgesteld dat eiseres over minimaal vijf jaar intensieve ervaring als beroepsvertaler beschikt. Aldus wordt volgens verweerder niet voldaan aan de (cumulatieve) voorwaarden van artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv en heeft hij de aanvraag niet voorgelegd aan de Commissie.
1.3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij op grond van haar opleiding en ervaring wel degelijk gekwalificeerd is om als vertaler ingeschreven te worden in het register. Verweerder heeft aan artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv getoetst, maar een dergelijke toets komt volgens eiseres pas aan de orde als er voor een vaardigheid en /of talencombinatie of vertaalrichting geen toets beschikbaar is. Verweerder had, gezien het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit btv in samenhang met artikel 2 van het Besluit inschrijving Rbtv, een deskundige dienen aan te wijzen die op grond van het toetsingskader bij eiseres een toets afneemt, aldus eiseres. Gezien het voorgaande stelt verweerder zich volgens eiseres ten onrechte op het standpunt dat eiseres dient aan te tonen dat zij voldoet aan de uitzonderingsvoorwaarden om het verzoek voor te leggen aan de Commissie voor een advies over de competenties. Subsidiair heeft eiseres nog aangevoerd dat, indien inderdaad aan een beoordeling van de voorwaarden van artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv zou worden toegekomen, de rechtbank moet concluderen dat de daarin opgenomen eis dat de vertaler gedurende vijf jaar met het vertalen in het levensonderhoud moet hebben voorzien, niet mag worden gesteld. Los daarvan is eiseres van mening dat zij wel degelijk voldoet aan de voorwaarden van dat artikel 3, waaronder de werkervaringseis. Zij stelt voldoende te hebben aangetoond dat zij niet alleen over minimaal vijf jaar ervaring als vertaler beschikt, maar ook dat zij voldoende scholing heeft gevolgd om vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat zij in 2009 op basis van het overgangsrecht ingeschreven had kunnen worden.
2. De rechtbank gaat uit van het volgende kader.
2.1. Op grond van artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wet btv) is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.
2.2. Op grond van artikel 3 van de Wet btv, voor zover hier van belang, dient de vertaler om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
2.3. Op grond van artikel 5, aanhef en onder a, van de Wet btv wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 van de Wet btv bedoelde eisen.
2.4. Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit btv is er een Commissie beëdigde tolken en vertalers. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder c, is de Commissie belast met het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de wet.
2.5. Op grond van artikel 8, eerste lid, van het Besluit btv wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan één of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel
baccalaureus te voeren;
2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
2.6. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling aanwijzing bewerker en mandaat register beëdigde tolken en vertalers, voor zover thans van belang, wordt aan de Raad voor Rechtsbijstand mandaat en machtiging verleend ten aanzien van de aan de minister toekomende bevoegdheden en handelingen betreffende de aangelegenheden, bedoeld in de Wet btv en het Besluit btv. Aan de Raad wordt tevens mandaat verleend tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot de hiervoor verleende bevoegdheden.
2.7. De Raad voor Rechtsbijstand heeft voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register bij het Besluit inschrijving Rbtv van 26 maart 2009 (Scrt. 2009, 68) beleidsregels vastgesteld.
2.8. Volgens artikel 2 van het Besluit inschrijving Rbtv kan, indien een tolk of vertaler niet beschikt over een diploma van een tolk- of vertaleropleiding op minimaal bachelorniveau, zij/hij worden ingeschreven in het Rbtv na overlegging van een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk of vertaler in de desbetreffende talencombinatie, c.q. vertaalrichting en vaardigheid een tolk- of vertalertoets heeft afgelegd die voldoet aan het door de Raad voor Rechtsbijstand vast te stellen/vastgestelde kader voor toetsen.
2.9. Volgens artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv kan de Raad voor Rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie dan wel vertaalrichting geen toets beschikbaar is.
Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
- te beschikken over hbo-werk- en denkniveau én
- te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau én
- minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de desbetreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting én
- scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het geschil.
3.1. Niet in geschil is dat eiseres geen tolk- en vertaalopleiding heeft afgerond als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit btv, zodat zij niet op grond van dit artikel ingeschreven kan worden in het Rbtv als vertaler Nederlands –Spaans en vertaler Spaans –Nederlands.
3.2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder haar op grond van artikel 8, eerste lid aanhef en onder b, van het Besluit btv in de gelegenheid had moeten stellen een toets als bedoeld in artikel 2 van het Besluit inschrijving Rbtv af te leggen. Eiseres heeft in dat verband gewezen op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 april 2011 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN BQ5625), waarin is overwogen dat op verweerder in beginsel een plicht rust om er voor zorg te dragen dat toetsing kan plaatsvinden.
3.3. Verweerder heeft na schorsing van het onderzoek ter zitting onderzocht of het voor eiseres mogelijk is een toets af te leggen op grond waarvan zij kan worden ingeschreven in het Rbtv. In dat kader heeft verweerder bij brief van 15 maart 2012 een e-mailbericht overgelegd van drs. [A], [functie] ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen en vicevoorzitter van de Stichting nationale Examens Vertaler en Tolk (SNEVT), waaruit blijkt dat er - in elk geval op dit moment - geen mogelijkheden zijn om (zonder het volgen van onderwijs) een vertaaltoets Nederlands - Spaans en Spaans - Nederlands bij ITV Hogeschool Tolken en Vertalers af te leggen. De SNEVT biedt naast opleidingsexamen ook tolk- en vertaaltoetsen aan volgens het daartoe door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde kader. Deze toetsen, die bij voldoende resultaat toegang geven tot inschrijving in het Rbtv, zijn gekoppeld aan het HBO-eindniveau. In beginsel kan een dergelijke toets ook voor de vertaalrichtingen Spaans-Nederlands en Nederlands-Spaans aangeboden worden. Omdat de toets los staat van een opleiding, is de aard en opzet afwijkend van het totaal aan examens dat in het kader van een bacheloropleiding wordt afgenomen. In samenspraak met de Raad voor Rechtsbijstand heeft de SNEVT besloten om in eerste instantie toetsen aan te bieden voor talencombinaties en vertaalrichtingen waarin tolken en vertalers nu geen mogelijkheden hebben om een bachelordiploma te behalen. Het aanbieden van een vertaaltoets voor één kandidaat is kostentechnisch geen reële optie, aldus [A].
3.4. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres niet in haar stelling worden gevolgd dat verweerder haar op grond van artikel 8, eerste lid aanhef en onder b, van het Besluit btv in de gelegenheid had moeten stellen een toets als bedoeld in artikel 2 van het Besluit inschrijving af te leggen en dat op verweerder aldus een verplichting rust een dergelijke toets beschikbaar te stellen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
3.4.1. De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 3 van de Wet btv, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Besluit btv, en bezien in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet btv (Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, blz. 8-9), voortvloeit dat een vertaler slechts voor inschrijving in het register in aanmerking komt indien hij de taal waarvoor hij wenst te worden ingeschreven op hbo-niveau beheerst. Het ligt op de weg van de vertaler om dit aan te tonen. In dat verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 februari 2012 (LJN: BV2416). In de Nota van Toelichting bij artikel 8 van het Besluit btv (Staatsblad 2008, nr. 555) volgt dat een tolk of vertaler ook kan worden ingeschreven als hij anderszins kan aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties, bijvoorbeeld indien dat blijkt uit een of meer getuigschrift(en) of andere documentatie. Indien ten aanzien van de competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- dan wel de doeltaal geen opleiding beschikbaar is, kan de tolk of vertaler via een onafhankelijke deskundige laten vaststellen of hij over de genoemde competenties beschikt. De Commissie brengt advies uit over het aanwijzen van zo’n deskundige. Getuigschriften van instellingen en onafhankelijk deskundigen, die hiertoe worden overgelegd, worden slechts geaccepteerd als deze instellingen en deskundigen zijn aangewezen door de Minister.
3.4.2. Nu uit het voorgaande volgt dat het aan eiseres is om aan te tonen dat zij voldoet aan de wettelijke competenties en in haar geval niet kan worden gezegd dat ten aanzien van de competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- dan wel de doeltaal geen opleiding beschikbaar is, is de rechtbank - anders dan rechtbank Den Haag in de uitspraak van 27 april 2011 - van oordeel dat op verweerder niet de plicht rust om er zorg voor te dragen dat er een toetsing kan plaatsvinden. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
3.5. Hoewel verweerder, zoals in het verweerschrift is uiteengezet en ter zitting is toegelicht, zich op het standpunt heeft gesteld dat niet gezegd kan worden dat in het geval van eiseres sprake is van een uitzonderlijk geval, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv, heeft verweerder, nu geen toets voorhanden is, toch aanleiding gezien te toetsen aan de voorwaarden, zoals neergelegd in dat artikel. Ten aanzien van de door verweerder op dit punt gemaakte beoordeling, overweegt de rechtbank het volgende.
3.5.1. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet objectief kan worden vastgesteld dat eiseres scholing heeft gevolgd om de vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat de door eiseres overgelegde diploma’s van het Gymnasium en de Universiteit van Amsterdam met betrekking tot de studie Spaanse taal- en letterkunde niet kunnen worden aangemerkt als adequate scholing in vertaalvaardigheid en -attitude. Hoewel in de betreffende opleidingen aandacht zal zijn geschonken aan vertalen, heeft de nadruk in deze opleidingen niet op deze vaardigheid en attitude gelegen. De door eiseres aangehaalde ervaring in het volwassenenonderwijs en als docente op volksuniversiteiten en in buurthuizen, het examinatorschap bij de Bond Nederlandse Volksuniversiteiten en het lidmaatschap van het Nederlands genootschap van Tolken en Vertalers leidt evenmin tot het oordeel dat scholing is gevolgd in vertaalvaardigheid en -attitude. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de eis van scholing ten aanzien van de attitude van een vertaler niet kan worden gesteld, omdat er op dat gebied geen scholing voorhanden zou zijn, overweegt de rechtbank dat eiseres deze stelling - bij ontbreken van een onderbouwing op dit punt - niet aannemelijk heeft gemaakt. de rechtbank volgt eiseres hierin dan ook niet. De rechtbank ziet anders dan eiseres ook anderszins geen reden om de gestelde eis van scholing ten aanzien van de vertaalattitude onredelijk te achten.
3.5.2. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiseres over minimaal vijf jaar intensieve ervaring als beroepsvertaler beschikt. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat eiseres enige werkervaring als vertaler heeft opgedaan in de periodes 1984 tot 1987 en 1994 tot 1996, maar de omvang en de frequentie daarvan is niet duidelijk geworden. Weliswaar is gebleken dat eiseres bij Migrante frequente werkervaring heeft opgedaan, maar zij verricht die werkzaamheden pas sinds 2009. Dat betekent dat niet objectief kan worden vastgesteld dat eiseres over de vereiste werkervaring als vertaler beschikt. Anders dan eiseres acht de rechtbank de eis van vijf jaren intensieve werkervaring, waarbij tot uitgangspunt is genomen dat de vertaler middels die vertaalwerkzaamheden in zijn levensonderhoud moet hebben voorzien, niet onredelijk.
3.5.3. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om haar verzoek voor te leggen aan de Commissie. De op dit punt aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
3.6. Het voorgaande brengt met zich dat verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. De stelling van eiseres dat zij in 2009 aanspraak had kunnen maken op de overgangsregeling en op dat moment zonder enige toetsing zou zijn opgenomen in het Rbtv, maakt dit niet anders. Dat eiseres destijds geen aanspraak heeft gemaakt op het overgangsrecht komt voor haar eigen rekening en risico en kan thans niet leiden tot inschrijving in het Rbtv.
3.7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet slaagt. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, rechter, in aanwezigheid van
M.E. Sjouke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2012.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB