ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3366

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/1815 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.P. Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Wet Werk en Bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Verzoeker had een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker onvoldoende inspanningen had verricht om werk te zoeken en zich niet had gehouden aan zijn verplichtingen die horen bij een bijstandsuitkering. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de bijstandsuitkering gegrond was op artikel 13, lid 2, onder d, van de WWB, dat sinds 1 januari 2012 van kracht is. Dit artikel stelt dat jongeren onder de 27 jaar geen recht op bijstand hebben als uit hun houding blijkt dat zij de verplichtingen niet willen nakomen.

De voorzieningenrechter heeft echter ook vastgesteld dat de door verweerder gevolgde weg niet proportioneel was. Na een eerdere maatregel was verzoeker geheel van bijstand uitgesloten, terwijl het volgens de Afstemmingsverordening gebruikelijk is om een stappenplan te volgen waarbij eerst een maatregel wordt opgelegd met behoud van bijstand. Dit zou verzoeker de kans geven om ondersteuning te krijgen bij het vinden van werk. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek toe te wijzen en te bepalen dat verzoeker vanaf 1 mei 2012 recht heeft op voorschotten naar de geldende bijstandsnorm, met aftrek van eventuele inkomsten, tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift.

De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 874,-, en heeft bepaald dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 42,- door verweerder moet worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. W. Niekel, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1815 WWB
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. W.H. Boomstra,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. I. van Kesteren.
Procesverloop
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoeker ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 27 maart 2011.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 mei 2012. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van informatie van verzoekers trajectbegeleider of verzoeker aanwezig is geweest bij een intakegesprek voor een traject voor arbeidsinschakeling bij BSN.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 11 mei 2012. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. inleidende bepalingen
1.1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2. feiten en omstandigheden
2.1. Op 10 januari 2012 heeft verzoeker zich bij verweerder gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen. Verzoeker heeft bij deze aanvraag een inspanningsplan getekend. Dit houdt in dat verzoeker zich gedurende vier weken (de zogenaamde zoekperiode) moet inspannen om werk te zoeken en zich tevens dient te houden aan de in het inspanningsplan genoemde verplichtingen zoals het inschrijven bij uitzendbureaus en het (up to date) maken van een CV.
2.2. Bij besluit van 24 februari 2012 wordt verweerder een voorschot toegekend van
€ 740, - .
2.3. Uit de door verweerder opgemaakte rapportage Aanvraag WWB levensonderhoud van 27 maart 2012 blijkt dat verzoeker zijn inspanningsverplichtingen tijdens de zoekperiode van vier weken (van 10 januari 2012 tot 13 februari 2012) onvoldoende is nagekomen. Verweerder heeft tijdens een intakegesprek op 13 februari 2012 aan verzoeker meegedeeld dat gelet hierop een afstemmingsmaatregel zal worden opgelegd indien verzoekers recht op bijstand wordt vastgesteld.
2.4. Bij besluit van 27 maart 2012 wordt verzoekers aanvraag om bijstand afgewezen
omdat verzoeker gedurende de zoekperiode onvoldoende inspanningen heeft verricht om werk te zoeken en hij zich tevens niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen die horen bij een bijstandsuitkering. Ondanks telefonisch gemaakte afspraken met zijn trajectbegeleider over nieuwe startdata en de afspraak met zijn klantmanager dat verzoeker lopend naar het traject zou gaan is verzoeker nooit gestart bij BSN werkervaringsbedrijf.
2.5. Verzoeker betwist dat uit zijn houding en gedragingen zou blijken dat hij de verplichtingen die horen bij een bijstandsuitkering niet nakomt. Verder verklaart verzoeker dat hij ondanks het uitgekeerde voorschot geen geld meer heeft om de reiskosten te kunnen betalen omdat dit geld is besteed om zijn huurschuld te voldoen.
3. inhoudelijke beoordeling
3.1. Met ingang van 1 januari 2012 is artikel 13, tweede lid, onder d, van de Wet Werk en Bijstand in werking getreden. Dit artikel houdt in dat een jongere niet ouder dan 27 jaar, uit wiens houding en gedraging ondubbelzinnig blijkt dat hij de verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid van de WWB of artikel 55 van de WWB niet wil nakomen, geen recht op bijstand heeft. Verweerder heeft de afwijzing van de bijstandsuitkering op dit artikel gegrond.
3.2. Bij de invulling van deze nieuwe bepaling, die ziet op integratie op de arbeidsmarkt, ligt het voor de hand aansluiting te zoeken met de regelgeving en praktijk met betrekking tot het opleggen van maatregelen in verband met het niet voldoen aan artikel 9 van de WWB. Deze regelgeving is onder meer neergelegd in de Afstemmingsverordening en in de werkinstructies. De mate waarin verweerder de uitkering van betrokkenen verlaagt, is afhankelijk van de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid van verzoeker mede gezien in het licht van eerder opgelegde afstemmingsmaatregelen. Daarbij wordt de opgelegde maatregel bij recidive steeds zwaarder.
3.3. De thans door verweerder gevolgde weg is een andere. Na een eerdere (overigens niet geëffectueerde) maatregel is verzoeker vervolgens geheel van bijstand uitgesloten. In het licht van de praktijk onder de Afstemmingverordening lijkt dat niet proportioneel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het daarom op de weg van verweerder gelegen om verzoeker een (volgende) maatregel op te leggen wegens het niet nakomen van zijn verplichtingen, maar wel met verlening van een bijstandsuitkering. Bijkomend voordeel van een dergelijk “stappenplan” is dat verzoeker naast een uitkering wel ondersteuning geboden kan worden bij het vinden van werk. Gelet op de uitgangspunten van voorheen de WIJ, die nu geïncorporeerd is in de WWB, moeten jongeren immers worden geactiveerd om te werken of te leren. Het uitsluiten van een WWB- uitkering en verdere begeleiding zou slechts als ultimum remedium moeten worden gehanteerd.
3.4. Uit nadere informatie van verzoeker blijkt dat hij in ieder geval wel op het intakegesprek bij BSN is gekomen. Na het intakegesprek heeft verzoeker wederom een afspraak afgezegd en is hij op een volgende afspraak niet verschenen. Dat gedrag is niet juist en geeft in ieder geval redenen tot het opleggen van een maatregel. Het gaat de voorzieningenrechter vooralsnog echter te ver om nu reeds te concluderen dat verzoeker daarmee ondubbelzinnig heeft laten blijken niet de wil te hebben om aan zijn verplichtingen te voldoen en dus zou moeten worden uitgesloten van iedere bijstand.
4.1. Alle belangen afwegend ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te
wijzen in die zin dat aan verzoeker vanaf 1 mei 2012 voorschotten worden toegekend naar de voor hem geldende bijstandsnorm met aftrek van eventuele inkomsten van verzoeker tot aan zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift.
4.2. De voorzieningenrechter zal verweerder veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 874,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift + 1 punt voor het verschijnen ter zitting, per punt € 437,00). Nu ten behoeve van verzoeker een toevoeging is gevraagd op grond van de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van het bedrag van de proceskosten te geschieden aan de griffier van de rechtbank. Tevens dient verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verweerder met ingang van 1 mei 2012 aan verzoeker voorschotten dient te verstrekken tot de voor hem geldende bijstandsnorm met aftrek van eventuele inkomsten van verzoeker tot zes weken na de datum van bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in te proceskosten begroot op € 874,-, te betalen aan de griffier van deze rechtbank;
- bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 42,- aan hem dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P. Smit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. W. Niekel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2012.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D:
SB