ECLI:NL:RBAMS:2012:BX6179

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV 12-2527
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J.M. Breedveld - van Beeck Calkoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling eigen bijdrage AWBZ/WMO en de rechtsmacht van de burgerlijke rechter

In deze zaak vorderde CAK B.V. betaling van een eigen bijdrage voor zorgkosten van gedaagde, die volgens CAK verschuldigd zou zijn op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet op Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De kantonrechter constateerde dat de facturen, waarop de vordering was gebaseerd, voortkwamen uit publiekrechtelijke beschikkingen. Dit leidde tot de conclusie dat de administratieve rechtsgang niet was afgerond, waardoor de facturen geen formele rechtskracht hadden. Hierdoor had de burgerlijke rechter geen rechtsmacht om te oordelen over de verschuldigdheid van de facturen.

De procedure begon met een dagvaarding van 11 april 2012, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 24 juli 2012. Tijdens deze comparitie werd duidelijk dat gedaagde de facturen pas eind 2011 had ontvangen en dat zij in 2006 geen zorg had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat CAK niet had aangetoond dat gedaagde op de hoogte was van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de facturen, wat essentieel is voor de formele rechtskracht van de besluiten.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van CAK af en veroordeelde CAK in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde nihil werden begroot, aangezien gedaagde zich niet had laten bijstaan door een gemachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van de administratieve rechtsgang en de voorwaarden waaronder een civiele rechter rechtsmacht heeft over publiekrechtelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE HILVERSUM
Kenmerk : CV 12-2527
Datum : 29 augustus 2012
436
Vonnis in de zaak van:
CAK B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage
eiseres
gemachtigde: AGC Gerechtsdeurwaarders & Incasso Zwolle
t e g e n:
[GEDAAGDE]
wonende te [postcode plaats], [adres]
gedaagde
procederend in persoon
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 11 april 2012;
- de conclusie van antwoord met producties.
Vervolgens is bij tussenvonnis van 6 juni 2012 een comparitie van partijen gelast. Deze is op 24 juli 2012 gehouden. Verschenen zijn partijen. Namens CAK verscheen de gemachtigde en namens gedaagde haar echtgenoot [echtgenoot]. Voorafgaande aan de comparitie heeft CAK nieuwe producties in het geding gebracht. Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht en vragen van de kantonrechter hebben beantwoord is na debat vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Bij factuur van 15 januari 2007 brengt CAK bij [gedaagde] € 288,00 in rekening. Blijkens de factuur betreft het een zogenoemde “eigen bijdrage zorg zonder verblijf” en bestaat het bedrag uit € 144,00 wegens 12 uur verleende zorg door Zorgaanbieder Thuiszorg Gooizorg tegen een uurtarief van € 12,00 in de weken 37 t/m 40 van 2006 en € 144,00 wegens 12 uur verleende zorg door zorgaanbieder Stichting Intermediair tegen een uurtarief van € 12,00 in de weken 45 t/m 48 van 2006.
1.2. Bij factuur van 12 februari 2007 brengt CAK bij [gedaagde] € 144,00 in rekening. Blijkens de factuur betreft het een zogenoemde “eigen bijdrage zorg zonder verblijf” en bestaat het bedrag uit 12 uur verleende zorg door Zorgaanbieder Stichting Intermediair tegen een uurtarief van € 12,00 in de weken 49 t/m 52 van 2006. Blijkens de factuur heeft [gedaagde]een zogenoemde Periodebijdrage (eigen bijdrage) van € 447,12.
1.3. Bij brief van 31 oktober 2011 bericht incassogemachtigde Graydon namens CAK [gedaagde] dat zij belast is met de incassering van de vordering van € 493,99, bestaande uit € 322,00 aan hoofdsom, € 72,74 aan rente en € 89,25 aan incassokosten en sommeert Graydon gedaagde de vordering binnen vijf dagen te voldoen.
1.4. De sommaties worden op 14 november, 6 december en 20 december 2011 en 5 januari en 20 januari 2012 door de incassogemachtigde herhaald, waarbij in de laatste sommaties wordt medegedeeld dat de dagvaarding klaar ligt om te worden uitgebracht.
Vordering
2. CAK vordert [gedaagde] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 498,98, waarvan € 332,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, € 89,25 aan buitengerechtelijke incassokosten en
€ 77,73 aan voor de dagvaarding verschuldigd geworden wettelijke rente, alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3. CAK stelt dat zij op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet op Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage(n) “zorg zonder verblijf”. In opdracht, althans voor rekening van [gedaagde] is in of omstreeks de periode januari 2007 t/m februari 2007 voornoemde zorg verleend en/of zijn hulpmiddelen of voorzieningen verstrekt. [gedaagde] is daarom krachtens de AWBZ en/of de WMO (een) eigen bijdrage verschuldigd. In de betaling van die bijdrage is een achterstand van € 332,00 ontstaan. Deze achterstand bestaat uit de onder 1.1 en 1.2 bedoelde facturen.
[gedaagde] heeft binnen de daarvoor geldende termijnen geen gebruik gemaakt van de uit genoemde wetten voortvloeiende mogelijkheid om een voor beroep vatbare beslissing te verlangen, dan wel een bezwaarschrift in te dienen, voor zover daartegen beroep openstaat. Na herhaalde vergeefse betalingsherinneringen heeft CAK haar vordering ter incasso uit handen moeten geven. Omdat de door de incassogemachtigde gezonden aanmaningen evenmin tot betaling hebben geleid kon CAK niet anders dan betaling in rechte vorderen.
Verweer
4. [gedaagde] vindt het vreemd dat zij eind oktober 2011 door Graydon wordt geconfronteerd met een vordering van CAK die betrekking zou hebben op zorgkosten uit 2006, hetgeen 5 jaar later is. [gedaagde] voert aan in 2006 geen zorg te hebben ontvangen. Wel heeft [gedaagde] van april 2008 t/m juni 2010 gezinsbegeleiding gekregen wegens psychische problemen. Van een eigen bijdrage was toen overigens geen sprake. Toen zij door CAK in september 2011 werd gesommeerd tot betaling van € 343,30 bleek dat achteraf een vergissing te zijn. Sterker nog, [gedaagde] had zelfs recht op een teruggaaf van € 306,00 op grond van een beschikking tegemoetkoming Wtcg over 2010 van CAK, welk bedrag uiteindelijk is ontvangen op 22 december 2012. De 1.3 bedoelde sommatie van Graydon verbaasde haar dan ook. Ze heeft meteen contact gezocht met Graydon omdat zij niet begreep waaruit de vordering bestond. Graydon heeft toen bij CAK de onder 1.1 en 1.2 bedoelde facturen opgevraagd, waaruit bleek dat het ging om zorgkosten over 2006. [gedaagde] was in 2006 echter niet hulpbehoevend en heeft toen vanzelfsprekend geen hulp ontvangen. De zogenoemde ‘Beschikking tot vaststelling van de maximale periodebijdrage’, de ‘Toelichting op maximale periodebijdragen’ en de ‘Toelichting bij de factuur’, die CAK heeft overgelegd, zeggen haar niets.
Beoordeling
5. [gedaagde] betwist de in de facturen genoemde bedragen verschuldigd te zijn. Zij voert daartoe aan in 2006 geen zorg te hebben ontvangen en ook geen zorg nodig te hebben gehad. Voorts kan haar standpunt dat het gaat om nota’s van vijf later worden opgevat als een beroep op verjaring als bedoeld in artikel 3:307 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6. De vraag of de bedragen als genoemd in de facturen verschuldigd zijn, kan in onderhavig geval slechts via de regels van het bestuursrecht worden beantwoord nu onweersproken is komen vast te staan dat de facturen zijn gebaseerd op een of meer publiekrechterlijke beschikkingen. Volgens CAK moeten de onder 1.1 en 1.2 bedoelde facturen worden gezien als besluiten van een publiekrechtelijk bestuursorgaan. Op zich zelf heeft CAK gelijk als zij stelt dat de civiele rechter niet kan oordelen over de rechtsgeldigheid van besluiten van dergelijke organen, maar dan moet er wel sprake zijn van de zogenoemde formele rechtskracht. Besluiten van publiekrechtelijke bestuursorganen krijgen formele rechtskracht als daartegen geen administratieve rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend. Alleen in dat geval heeft de civiele rechter er vanuit te gaan dat deze besluiten zowel voor wat betreft de wijze van totstandkoming als voor wat betreft de inhoud ervan rechtmatig zijn.
7. Allereerst voert [gedaagde] bij monde van haar echtgenoot aan de facturen pas eind 2011 te hebben ontvangen nadat zij Graydon daarom had verzocht. Op de comparitie verklaarde [gedaagde] voorts de door CAK overgelegde beschikking, brochure en toelichting nooit eerder te hebben ontvangen. CAK verklaarde op de comparitie het onwaarschijnlijk te vinden dat [gedaagde] deze stukken niet zou hebben ontvangen, maar concrete feiten en omstandigheden die haar standpunt kunnen ondersteunen zijn niet gepresenteerd. Zo is gesteld noch gebleken dat de facturen en andere stukken aangetekend zijn verstuurd. Bovendien constateert de kantonrechter dat, gelet op de benaming van de factuur en de opbouw daarvan, uit niets blijkt dat de factuur een besluit is, terwijl ook een rechtsmiddelenvoorlichting ontbreekt. Nu de factuur ook overigens niet is gepresenteerd als een besluit en als zodanig ook niet herkenbaar was, terwijl evenmin duidelijk was dat CAK een bestuursorgaan is, hoefde [gedaagde] er ook niet op bedacht te zijn dat sprake was van een besluit waartegen uitsluitend binnen zes weken bezwaar kon worden gemaakt.
Het CAK heeft weliswaar gesteld dat zij op de rechtsmiddelen heeft gewezen in de toelichting bij de facturen, maar [gedaagde] betwist deze toelichting te hebben ontvangen. Naar het oordeel van de kantonrechter is derhalve niet vast komen te staan dat [gedaagde] op of omstreeks de factuurdata op de hoogte is gesteld van de tegen die facturen openstaande bezwaartermijn van zes weken.
8. Nu de administratieve rechtsgang niet is afgerond, hebben de onder 1.1 en 1.2 bedoelde facturen geen formele rechtskracht gekregen en heeft de kantonrechter als burgerlijke rechter geen rechtsmacht om te oordelen over de verschuldigdheid van deze factuur.
9. Bij deze uitkomst van de procedure wordt CAK veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde]. Nu [gedaagde] zich in deze procedure niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde, dienen deze kosten te worden begroot op nihil.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt CAK in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A.J.M. Breedveld - van Beeck Calkoen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.