ECLI:NL:RBAMS:2012:BX9277

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-5969
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de functie-indeling van een medewerker Keuringsdienst binnen het Korps landelijke politiediensten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. van Sambeek, en de beheerder van het Korps landelijke politiediensten (KLPD), vertegenwoordigd door mr. S.G.J. van den Heuvel. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin hem de functie van Expert A (medewerker Keuringsdienst) is toegekend. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit berust op een onvoldoende feitelijke grondslag, omdat de werksetting ten tijde van het besluit nog niet was opgemaakt. Dit is in strijd met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 januari 2007, die stelt dat een werksetting noodzakelijk is voor een verifieerbare vergelijking van de functie met het functieprofiel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet benadeeld is door het ontbreken van een voornemen van verweerder, aangezien hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren naar voren te brengen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de indeling van de eiser in de functie van Expert A niet onhoudbaar is, ondanks dat de functieomschrijving niet expliciet vermeldt dat de eiser ook adviseert aan externe leveranciers.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 874,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5969
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.J.M. van Sambeek,
en
de beheerder van het Korps landelijke politiediensten (KLPD),
verweerder,
gemachtigde mr. S.G.J. van den Heuvel.
Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat voor hem vanaf 1 januari 2010 de functie van Expert A (medewerker Keuringsdienst) geldt.
Bij besluit van 10 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. K.I. Meijering, een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verder waren namens verweerder aanwezig M.M. Paulsen en R. Mulder.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Bij brief van 26 augustus 2008 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij met ingang van 1 januari 2008 is geplaatst in de functie van Vakspecialist Technisch Support bij de Dienst Specialistische Recherche Toepassingen (DSRT).
1.2. Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft verweerder eisers bezoldiging per 1 oktober 1997 gewijzigd naar schaal 9 van het Besluit bezoldiging politie (Bbp).
1.3. Verweerder heeft bij het primaire besluit aan eiser meegedeeld dat voor hem vanaf 1 januari 2010 de functie van Expert A (medewerker Keuringsdienst) geldt. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de functiebeschrijving van de functie van Vakspecialist Technisch Support niet meer aansloot bij eisers feitelijke werkzaamheden. Op basis van die feitelijke werkzaamheden heeft verweerder de functie van Expert A (medewerker Keuringsdienst) de meest passende functie bij het KLPD geacht. Daarom is deze functie geformaliseerd in het functieonderhoud van 2010.
1.4. In verband met het daartegen door eiser gemaakte bezwaar, heeft op 25 augustus 2011 een hoorzitting plaatsgevonden. Op de hoorzitting hebben partijen afgesproken om nader overleg met elkaar te voeren over de kwestie, meer specifiek over mogelijk aan te leveren stukken ten aanzien van eisers feitelijke werkzaamheden. Tijdens dit overleg, dat heeft plaatsgevonden op 6 september 2011, zijn door eiser functieomschrijvingen overgelegd, waaronder die van Specialist Keuring en Certificering.
2. Wettelijk kader
2.1. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder r, van het Bbp verstaat dit besluit onder functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen, of het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP).
3. Beoordeling van het beroep
3.1. Eiser heeft allereerst aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door pas op 14 februari 2012 en dus eerst in beroep een werksetting op te stellen en over te leggen.
3.1.1. De rechtbank overweegt dat een werksetting relevant is, nu vergelijking van de inhoud van de opgedragen functie met de beschrijvingen van de functiefamilies moet berusten op een voldoende feitelijke grondslag, die verifieerbaar moet zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar (overweging 4.2 van) de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 januari 2007, te vinden op www.rechtspraak.nl, LJN: AZ6768.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift opgenomen en ter zitting verklaard dat de functieomschrijving Expert A tezamen met de werksetting de volledige functiebeschrijving vormt. Ten tijde van het bestreden besluit was de werksetting evenwel nog niet opgemaakt. Gelet op voormelde uitspraak van de CRvB is de rechtbank daarom van oordeel dat het bestreden besluit op een onvoldoende feitelijke grondslag berustte. De werksetting was immers nodig om de vergelijking van de opgedragen functie met de beschrijving van het functieprofiel van een voldoende feitelijke grondslag te voorzien en daarmee voor eiser verifieerbaar te maken. De beroepsgrond slaagt.
3.1.2. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, nu dat besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
3.2. Vervolgens dient de rechtbank de mogelijkheden van finale geschilbeslechting te onderzoeken. Hierbij is onder meer aan de orde of er aanleiding is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
3.3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden, omdat verweerder voorafgaand aan het primaire besluit geen voornemen heeft uitgebracht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bij formatieonderhoud niet gebruikelijk is om de betrokken medewerkers van het dienstonderdeel via een voornemen te raadplegen.
3.3.1. De rechtbank overweegt dat, los van de vraag of verweerder voorafgaand aan het primaire besluit een voornemen had dienen uit te brengen, eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om in de bezwaarfase zijn bezwaren naar voren te brengen. Eiser is dan ook niet benadeeld door het feit dat verweerder geen voornemen heeft uitgebracht, zodat eisers betoog reeds daarom faalt.
3.4. Daarnaast heeft eiser in beroep aangevoerd dat zijn feitelijke werkzaamheden, bevoegdheden en verantwoordelijkheden niet passen binnen de bandbreedte van het functieprofiel Expert A. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van eiser zien niet toe op een inhoudelijke bijdrage aan het opsporingsonderzoek, maar op de keuring en advisering van opsporingstechnieken en -methoden en eiser ontwikkelt deze in samenspraak met een opdrachtgever (Politie, Marechaussee e.d.) en een (internationale) leverancier. Volgens eiser verricht hij de feitelijke werkzaamheden, zoals deze zijn omschreven in de op 6 september 2011 door hem overgelegde functieomschrijving van Specialist Keuring en Certificering.
3.4.1. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan eiser opgedragen werkzaamheden zich binnen de bandbreedte van de functiebeschrijving van Expert A bevinden. De plaatsing in de functie Expert A is volgens verweerder dan ook passend te achten. In een generieke functiebeschrijving worden de taken abstract beschreven. Er wordt één globale functiebeschrijving gemaakt voor functies die kunnen verschillen per vakgebied, maar die wat de aard en zwaarte van de werkzaamheden betreft, met elkaar overeenkomen. Het door verweerder gehanteerde systeem brengt met zich dat in de functietyperingen geen gedetailleerde opsomming van alle feitelijk te verrichten werkzaamheden behoeft te worden gegeven, aldus verweerder.
3.4.2. Eiser heeft ter zitting verklaard dat verweerder met de overgelegde werksetting voor een groot deel aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen, maar in de functiebeschrijving ontbreekt volgens eiser evenwel nog altijd de adviesfunctie aan (internationale) leveranciers, terwijl deze advisering ongeveer 30 à 40% van zijn werkzaamheden beslaat. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat in de werksetting ‘adviseren’ als taak is vermeld en dat hieronder ook het adviseren aan (internationale) leveranciers kan en moet worden begrepen.
3.4.3. Daargelaten dat verweerder onbetwist heeft gesteld dat de functiebeschrijving Specialist Keuring en Certificering op hoofdtaken is opgenomen in de werksetting, overweegt de rechtbank dat een vergelijking met deze functie van Specialist Keuring en Certificering niet aan de orde is, nu verweerder ook onweersproken heeft gesteld dat deze functie binnen zijn organisatie niet bestaat.
3.4.4. Tussen partijen is niet in geschil welke werkzaamheden eiser feitelijk verricht. De rechtbank stelt vast dat de inhoud van de in te delen functie met de functieomschrijving Expert A samen met de werksetting op een voldoende feitelijke grondslag berust. Partijen houdt verdeeld of eisers adviseringswerkzaamheden aan (internationale) leveranciers al dan niet voldoende in de functiebeschrijving van Expert A (de functieomschrijving en de werksetting) is neergelegd.
3.4.5. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het formatieonderhoud, zoals vastgelegd in het LFNP, is overgegaan van mensgerichte functiebeschrijvingen naar generieke functiebeschrijvingen. Het betreft dan ook een organiek systeem van functieordening. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie eerdergenoemde uitspraak van de CRvB van 4 januari 2007) dient de vraag of de indeling van de aan eiser opgedragen functie, gezien de daaronder vallende taken, in rechte houdbaar is door de rechter terughoudend te worden getoetst. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de vraag of de indeling van eiser in de functie van Expert A in rechte stand kan houden. Dit betekent dat eerst dan tot vernietiging van het bestreden besluit kan worden overgegaan indien die als onhoudbaar moet worden aangemerkt.
3.4.6. In de functieomschrijving Expert A staat onder 3.1 “Taken” het volgende vermeld:
“(..) verzamelt kwantitatieve en kwalitatieve gegevens ten behoeve van het expertisegebied. Analyseert en combineert gegevens en trekt op basis daarvan conclusies. Vertaalt dit naar relevante informatie en adviezen.”
In de werksetting van 14 februari 2012 is het volgende opgenomen:
“Vakinhoud - Uitvoeren van onafhankelijke keuringen/onderzoeken, hierover de klant informeren en adviseren met als doel de correcte wettige inzet van gekeurde technisch hoogwaardige opsporingsmiddelen.”
3.4.7. Gelet op de vermelding van adviserende taken in de functieomschrijving Expert A en de werksetting alsook de verklaring van verweerder ter zitting, te weten dat hieronder ook het adviseren aan (internationale) leveranciers moet worden begrepen, acht de rechtbank de indeling van verweerder niet onhoudbaar. Het feit dat in de functieomschrijving Expert A en de werksetting niet expliciet is vermeld dat eiser leveranciers en instanties buiten de politieorganisatie adviseert, wat daar verder ook van zij, betekent niet dat de functie-indeling niet houdbaar is. Eisers betoog faalt.
3.5. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
3.6. De rechtbank zal verweerder opdragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. Voorts zal de rechtbank verweerder veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op € 874,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 437,-, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 152,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Reiling, voorzitter, mrs. A.J. Bongers-Scheijde en M.C. Eggink, leden, in aanwezigheid van mr. J. van der Wielen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2012.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB