ECLI:NL:RBAMS:2012:BX9438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
521640 / HA RK 12-282 SR/CB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen griffierecht in kort geding en de beoordeling van het financieel belang

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P.N. de Wit, verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier van de Rechtbank Amsterdam, die een griffierecht van € 1.436,-- had geheven in een kort geding. Dit kort geding was aanhangig gemaakt tegen gedaagde [A] en had betrekking op de medewerking aan het verlijden van een akte van levering van een verkochte onroerende zaak. Verzoeker stelde dat de vordering niet strekte tot betaling van een geldsom, maar om medewerking te verlenen aan de akte, waardoor het griffierecht verlaagd diende te worden tot € 267,--. De griffier had het verzoek van mr. De Wit om het griffierecht te verlagen afgewezen, waarna het verzoekschrift door de griffier naar de voorzieningenrechter was doorgezonden.

De voorzieningenrechter, mr. Sj.A. Rullmann, heeft op 26 juli 2012 de zaak beoordeeld. Hij oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld en dat voor de bepaling van het griffierecht in beginsel wordt aangeknoopt bij het financieel belang van de zaak. Dit belang wordt beoordeeld aan de hand van de dagvaarding. De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel verzoeker formeel geen betaling van € 600.000,-- had gevorderd, de vordering wel degelijk financieel belang met zich meebracht, omdat bij een algehele toewijzing van de vorderingen van verzoeker, betaling van de koopprijs een van de te verrichten handelingen zou zijn. Dit maakte het griffierecht van € 1.436,-- gerechtvaardigd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet tegen de beslissing van de griffier ongegrond, waarmee de oorspronkelijke heffing van het griffierecht in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van het financieel belang van de vordering bij de bepaling van het griffierecht in civiele procedures.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 521640 / HA RK 12-282 SR/CB
Beschikking van 26 juli 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
advocaat mr. J.P.N. de Wit te Amsterdam,
tegen
DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK AMSTERDAM,
verweerder.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en de griffier worden genoemd.
1. verloop van de procedure
Bij brief van 3 juli 2012 heeft mr. De Wit namens [verzoeker] aan het team kort geding zaken van deze rechtbank verzocht om het geheven griffierecht van € 1.436,-- in de zaak met nummers 516943 / KG ZA 12-652 HJ/MB te verminderen tot € 267,--.
Bij brief van 11 juli 2012 heeft de griffier het verzoek van mr. De Wit afgewezen.
Bij brief 13 juli 2012 heeft mr. De Wit hierop gereageerd en alsnog aan de griffier verzocht zijn standpunt te herzien. Voor zover nodig verzoekt mr. De Wit zijn brief te beschouwen als een verzoekschrift in de zin van artikel 29 Wet griffierechten in burgerlijke Zaken (Wgbz).
De griffier van het team kort geding zaken heeft zijn standpunt niet willen herzien en het verzoekschrift doorgezonden naar de behandelend voorzieningenrechter.
2. gronden van de beslissing
2.1. Mr. De Wit heeft namens [verzoeker] jegens [A] een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van de sector civiel van de rechtbank Amsterdam, geregistreerd onder nummers 516943 / KG ZA 12-652 HJ/MB. Aan [verzoeker] is een griffierecht van € 1.436,-- geheven.
Op 21 juni 2012 is hiervoor aan mr. De wit een nota gezonden.
2.2. [verzoeker] verzet zich tegen heffing van het griffierecht van € 1.436,-- en stelt hiertoe - kort gezegd - dat hij in kort geding - op straffe van
dwangsommen - gevorderd heeft om gedaagde zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van de akte van levering van het verkochte tegen betaling van de koopprijs van € 600.000,-- binnen twee weken na het wijzen van het vonnis ten overstaan van notaris mr. [notaris] te Amsterdam en tot betaling van een boete van € 1.800,-- per dag vanaf 8 april 2012 totdat gedaagde het verkochte heeft afgenomen. Omdat de eis niet strekte tot betaling van een geldsom, maar om medewerking te verlenen aan het verlijden van een akte, moet de vordering van [verzoeker] worden beschouwd als een vordering onbepaald waarde en is slechts € 267,-- aan griffierecht verschuldigd. Het vonnis levert ook geen titel op om de koopprijs van
€ 600.000,-- te executeren, aldus [verzoeker].
3. de beoordeling
3.1. Het door [verzoeker] ingediende verzet is tijdig ingesteld.
3.2. Voor de bepaling van het griffierecht wordt in beginsel aangeknoopt bij het financieel belang van de zaak, indien de vordering strekt tot daadwerkelijke betaling van een bepaalde geldsom. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de dagvaarding. Voor de bepaling van het griffierecht is niet doorslaggevend of ook een titel tot betaling van de geldsom wordt gevorderd. Het criterium is of de vordering meebrengt dat de gedaagde moet betalen. Eén van de gevorderde en te verrichten handelingen is betaling van de koopprijs van € 600.000,--. Hiermee is het financieel belang reeds gegeven. Dat [verzoeker] formeel gezien geen betaling van € 600.000,-- heeft gevorderd doet daar niet aan af, omdat bij een algehele toewijzing van de vorderingen van [verzoeker] één van de te verrichten handelingen betaling van € 600.000,-- zou zijn en indien betaling uit zou blijven zou [A] de gevorderde dwangsommen (gevorderd was € 50.000,00 per week of gedeelte van een week zonder een maximum) verschuldigd zijn geweest, waarmee het vonnis en uiteindelijk de betaling van € 600.000,-- executeerbaar zou zijn geworden. Dit is anders wanneer een verklaring voor recht wordt gevorderd dat iemand een bepaald bedrag is verschuldigd. Hiermee wordt immers nog geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel verkregen. In de onderhavige kwestie zou dit wel het geval zijn geweest. Dat de voorzieningenrechter uiteindelijk de gevorderde dwangsommen heeft afgewezen doet daar evenmin aan af.
3.3. Het verzet tegen de beslissing van de griffier is gelet op het voorgaande ongegrond.
4. de beslissing
De rechtbank
verklaart het verzet tegen de beslissing van de griffier ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, op
26 juli 2012.?