ECLI:NL:RBAMS:2012:BX9438
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Sj.A. Rullmann
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen griffierecht in kort geding en de beoordeling van het financieel belang
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P.N. de Wit, verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier van de Rechtbank Amsterdam, die een griffierecht van € 1.436,-- had geheven in een kort geding. Dit kort geding was aanhangig gemaakt tegen gedaagde [A] en had betrekking op de medewerking aan het verlijden van een akte van levering van een verkochte onroerende zaak. Verzoeker stelde dat de vordering niet strekte tot betaling van een geldsom, maar om medewerking te verlenen aan de akte, waardoor het griffierecht verlaagd diende te worden tot € 267,--. De griffier had het verzoek van mr. De Wit om het griffierecht te verlagen afgewezen, waarna het verzoekschrift door de griffier naar de voorzieningenrechter was doorgezonden.
De voorzieningenrechter, mr. Sj.A. Rullmann, heeft op 26 juli 2012 de zaak beoordeeld. Hij oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld en dat voor de bepaling van het griffierecht in beginsel wordt aangeknoopt bij het financieel belang van de zaak. Dit belang wordt beoordeeld aan de hand van de dagvaarding. De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel verzoeker formeel geen betaling van € 600.000,-- had gevorderd, de vordering wel degelijk financieel belang met zich meebracht, omdat bij een algehele toewijzing van de vorderingen van verzoeker, betaling van de koopprijs een van de te verrichten handelingen zou zijn. Dit maakte het griffierecht van € 1.436,-- gerechtvaardigd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet tegen de beslissing van de griffier ongegrond, waarmee de oorspronkelijke heffing van het griffierecht in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van het financieel belang van de vordering bij de bepaling van het griffierecht in civiele procedures.