vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 528166 / KG ZA 12-1431 SR/MB
Vonnis in kort geding van 7 november 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats] (België),
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 19 oktober 2012,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. de Kemp te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en RTL worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 24 oktober 2012 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. RTL heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Ter terechtzitting is de voorgenomen uitzending van RTL vertoond, dat wil zeggen het gedeelte daarvan dat het onderwerp van geschil tussen partijen is, tijdens welke vertoning (die ongeveer een kwartier heeft geduurd) de voorzieningenrechter op verzoek van beide partijen de deuren heeft gesloten met het oog op de privacybescherming van de [eiser] en het karakter van de zaak. Na verder debat ter zitting is de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 26 oktober 2012 om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke schikking te beproeven. Bij faxbericht van 26 oktober 2012 heeft de raadsman van [eiser] mede namens (de raadsman van) RTL aan de voorzieningenrechter meegedeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en verzocht om vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op heden.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
aan de zijde van [eiser]: mr. Van de Laar;
aan de zijde van RTL: [juriste bij RTL], juriste bij RTL en mr. De Kemp.
2. De feiten
2.1. [eiser] is de vader van [persoon 1] (hierna: [persoon 1]), die in 1995 om het leven is gebracht door een tot nu toe onbekende dader.
2.2. Over de dood van [persoon 1] is in de loop der jaren veel gepubliceerd, onder meer op 16 april 2011 in een paginagroot artikel in het dagblad De Telegraaf.
2.3. In het onder 2.2. genoemde artikel is vermeld dat een zoon van [eiser] uit een eerdere relatie ([persoon 2], hierna: [persoon 2]) via een bekentenis op Facebook de moord op [persoon 1] zou hebben toegegeven en dat hij vervolgens zijn vader ([eiser]) van dit misdrijf heeft beschuldigd. Zowel [eiser] als [persoon 2] zijn als verdachte aangehouden in de zaak, maar geen van beiden is uiteindelijk vervolgd. Bij het artikel zijn foto’s geplaatst van [persoon 1] en van [eiser].
2.4. In de loop van 2011 is het lichaam van [persoon 1] opgegraven en is een DNA-onderzoek verricht waaraan [eiser] heeft meegewerkt. Dit heeft niet tot een oplossing geleid en geen nader belastend materiaal terzake van [eiser] of van [persoon 2] opgeleverd.
2.5. [eiser] heeft op 17 oktober 2012 vernomen dat RTL voornemens was om op 18 oktober 2012 een programma uit te zenden met de titel: Unexpected of Praten met de doden, welk programma wordt gepresenteerd door [presentator] en waarin [presentator] door middel van paranormale krachten in contact tracht te treden met [persoon 1], in het bijzijn van [persoon 3], de ex-partner van [eiser] en stiefmoeder van [persoon 1] (hierna: [persoon 3]), en met [persoon 4], de jongere broer van [persoon 1] (hierna: [persoon 4]). [persoon 1] en [persoon 4] hebben dezelfde moeder, die voordat [persoon 1] werd gedood is overleden en [eiser] is hun beider vader.
2.6. Op 17 oktober 2012 heeft [eiser] per e-mail aan RTL meegedeeld geen toestemming te verlenen voor het voorgenomen programma met [persoon 1] als onderwerp.
2.7. Bij fax van 18 oktober 2012 aan RTL heeft (de raadsman van) [eiser] bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitzending als geheel (althans voor zover deze aan [persoon 1] is gewijd), tegen het uitzenden van beeldmateriaal van [persoon 1] en het noemen van haar naam.
2.8. Bij brief van 18 oktober 2012 heeft RTL aan [eiser] meegedeeld dat [presentator] is benaderd op initiatief van familieleden van [persoon 1], dat in de uitzending voornamelijk zal worden ingegaan op de persoonlijke emoties van die familieleden en dat op de toedracht van ‘de zaak’ verder niet zal worden ingegaan, en dat [eiser] geen redelijk belang heeft om zich tegen uitzending te verzetten.
2.9. Onder de gedingstukken bevindt zich een e-mail van 19 oktober 2012 van een medewerkster van SBS aan RTL, waarin staat dat SBS de licentie voor het uitzenden van beelden uit Hart van Nederland in de voorgenomen uitzending van [presentator] zal intrekken, omdat [eiser] geen medewerking aan het programma verleent.
2.10. Op 18 en 19 oktober 2012 zijn in de pers (onder meer op de internetsite van De Telegraaf en Omroep Brabant) berichten verschenen over de op handen zijnde uitzending en dat [eiser] deze door middel van een kort geding zou willen verbieden. Ook hebben [eiser] en zijn raadsman radio-interviews gegeven.
2.11. In een verklaring van 22 oktober 2012 heeft [persoon 5], de stiefzus van [persoon 1] en [persoon 4], geschreven dat zij het initiatief heeft genomen om contact te zoeken met [presentator], omdat haar moeder [persoon 3], [persoon 4] en zijzelf een heel moeilijk jaar hebben gehad na het opgraven en herbegraven van [persoon 1], zonder dat dit tot een oplossing van de zaak heeft geleid. Verder staat in deze verklaring dat de uitzending zeker niet over de moord op [persoon 1] zelf gaat en dat de reading met [presentator] voor alle betrokkenen het mooiste was wat er in de afgelopen 17 jaar is gebeurd. De verklaring is mede ondertekend door [persoon 3] en [persoon 4].
2.12. RTL heeft de uitzending hangende het kort geding uitgesteld.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – dat het RTL wordt verboden om het programma van [presentator] uit te zenden voor zover daarin de naam van [persoon 1] en/of die van [eiser] wordt genoemd en/of haar beeltenis en/of die van [eiser] wordt gebruikt en/of getoond, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- en met veroordeling van RTL in de proceskosten. Ter zitting heeft [eiser] dat aldus toegelicht dat het hem uitsluitend gaat om de voorgenomen uitzending van het programma van [presentator], voor wat betreft het gedeelte dat betrekking heeft op [persoon 1].
3.2. [eiser] heeft zijn vordering, samengevat, als volgt toegelicht. Na de afronding van het laatste DNA-onderzoek en de daarmee gepaard gaande publiciteit ging [eiser] ervan uit dat er rust zou zijn voor [persoon 1] en voor [eiser]. Met het programma van RTL wordt deze rust weer verstoord. [persoon 1] wordt misbruikt voor een amusementsprogramma, terwijl daar geen enkel belang mee is gediend en men de doden moet respecteren. Als nabestaande van [persoon 1] kan [eiser] zich verzetten tegen de uitzending van haar naam en haar portret.
[presentator] speelt in zijn programma met de gevoelens van verdrietige mensen. Het is bijzonder merkwaardig dat wordt getracht om contact te krijgen met dode personen. Ieder normaal mens zou denken dat dat onmogelijk is. Door het programma uit te zenden, schendt RTL de door artikel 8 EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) beschermde persoonlijke levenssfeer van [eiser] en handelt zij onrechtmatig jegens hem. Daar komt bij dat RTL door uitzending van beeldmateriaal uit Hart van Nederland, te kort schiet jegens SBS, aangezien SBS daarvoor alleen toestemming wil geven als ook de betrokkenen met uitzending instemmen, aan welke voorwaarde thans vanwege de bezwaren van [eiser], niet wordt voldaan. Voor zover de rest van de familie meent gebaat te zijn bij de bemoeienissen van [presentator], zijn zij inmiddels daarin tegemoet gekomen, aangezien de sessie met hem al heeft plaatsgevonden. Een uitzending van de daarvan opgenomen beelden is daarom allerminst noodzakelijk.
3.3. RTL voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader wordt ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Toewijzing van de vorderingen van [eiser], inhoudend een verbod voor RTL om (een deel van) een televisieprogramma uit te zenden, zou een beperking vormen van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht op de uitingsvrijheid. Uitgangspunt is dat ook uitingen in de sfeer van ‘ínfotainment’, zoals RTL zelf de voorgenomen uitzending van [eiser] kwalificeert, de bescherming van artikel 10 EVRM genieten. De enkele omstandigheid dat de uitzending een entertainend karakter heeft en mogelijk geen andere algemene belangen dient, is dan ook onvoldoende grond voor een verbod.
4.3. De uitingsvrijheid kan alleen worden beperkt, indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen, zoals het recht tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 lid 2 en artikel 8 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van RTL onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Voor het antwoord op de vraag welk van de in beginsel gelijkwaardige rechten – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer – zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van alle relevante omstandigheden van het geval.
4.4. Partijen zijn het er niet over eens of [eiser] de biologische vader is van [persoon 1] – [eiser] stelt van wel en RTL betwist dat – maar het staat in ieder geval vast dat hij in juridisch opzicht de vader is van [persoon 1] en daarmee een nabestaande. Voorts is hij als verdachte aangemerkt in het strafrechtelijk onderzoek naar haar overlijden. Onder deze omstandigheden kan worden aangenomen dat uitingen omtrent (het overlijden van) [persoon 1], zeker als daarbij [eiser] zelf wordt betrokken, de persoonlijke levenssfeer van [eiser] raken. Daarnaast kan [eiser] als nabestaande van [persoon 1] in de zin van artikel 21 van de Auteurswet, indien hij daarbij een redelijk belang heeft, zich tegen de openbaarmaking van het portret van [persoon 1] verzetten. Dit is echter geen absoluut recht op grond waarvan [eiser] zich tegen iedere verspreiding van het portret van [persoon 1] zou kunnen verzetten. Anders dan [eiser] kennelijk meent, zal ook in dit verband de onder 4.3 genoemde belangenafweging moeten plaatsvinden.
4.5. De stelling van [eiser] dat het onzorgvuldig en maatschappelijk onbetamelijk is om een overleden persoon onderwerp te maken van een voornamelijk entertainend (televisie-)programma, kan in zijn algemeenheid niet voor juist worden gehouden. Dat hangt immers af van de wijze van totstandkoming en van de inhoud van het desbetreffende programma. Van geval tot geval zal een dergelijk programma beoordeeld moeten worden.
4.6. Ook de stelling van [eiser] dat de naam van [persoon 1] niet zou mogen worden geopenbaard omdat [eiser] daarop de rechthebbende zou zijn kan niet worden gehonoreerd, aangezien een juridische grondslag daarvoor ontbreekt. Er is immers naar Nederlands recht geen exclusief recht op het gebruik van een naam, zoals RTL terecht heeft aangevoerd.
4.7. Een belangrijk bezwaar van [eiser] tegen de voorgenomen uitzending is dat de zaak weer wordt opgerakeld, terwijl hij wil dat hij en wijlen [persoon 1] met rust worden gelaten. Zijns inziens mocht hij er ook op vertrouwen dat dit zou gebeuren, nu de politie de zaak na het hernieuwde onderzoek in 2011 niet meer heeft heropend. RTL heeft echter naar voren gebracht – en de beelden van de voorgenomen uitzending bevestigen dat – dat [eiser] en zijn mogelijke betrokkenheid bij het overlijden van [persoon 1] in de voorgenomen uitzending helemaal niet ter sprake komen. Noch zijn naam, noch zijn beeltenis komen in de uitzending voor. In dit opzicht is een directe schending van zijn persoonlijke levenssfeer dan ook niet aan de orde, zoals RTL terecht heeft aangevoerd. Dat het aandacht schenken aan het overlijden van [persoon 1] in een televisieprogramma hoe dan ook in strijd zou zijn met de privacybelangen van [eiser], als haar vader en nabestaande, is in zijn algemeenheid onjuist, zeker nu haar dood in het (recente) verleden al veelvuldig in de publiciteit is geweest. Voor de vraag of op grond van de belangen van [eiser] aanleiding bestaat de uitzending te verbieden, ondanks dat hij daarin zelf niet voorkomt, zijn, naast het voorgaande, de volgende feiten en omstandigheden van belang.
4.8. De onderhavige (voorgenomen) uitzending is tot stand gekomen op initiatief van de jongere (stief)zus van [persoon 1], [persoon 5]. Niet in geschil is dat de familieleden met wie in de uitzending is gesproken ([persoon 3], [persoon 5] en [persoon 4]) hun medewerking aan het programma hebben verleend en instemmen met de uitzending ervan. Zij hebben verklaard dat de sessie met [presentator] aanzienlijk heeft bijgedragen aan hun verwerking van hun verdriet over de dood van [persoon 1] en willen deze ervaring kennelijk graag delen met het publiek. [eiser] heeft in dit verband gesteld dat het voor de heilzame werking die de bijeenkomst met [presentator] voor de betrokken nabestaanden naar hun zeggen heeft gehad niet nodig is dat deze publiek wordt gemaakt. In dit geding gaat het echter niet om de sessie zelf, - waarvan de daarbij betrokkenen de openbaarmaking dus uitdrukkelijk wensen - maar om de uitingsvrijheid van RTL, wier belang zich niet richt op de bijeenkomst zelf, maar bij uitstek op het uitzenden van het programma daarover.
4.9. Hoewel dat in de rede had gelegen, nu het de vader van [persoon 1] betreft, heeft RTL [eiser] niet tevoren geraadpleegd over de voorgenomen uitzending, omdat zij – naar achteraf bleek ten onrechte – was afgegaan op mededelingen van de overige familie dat zij hem op de hoogte zouden stellen. Nadat van de bezwaren van [eiser] was gebleken, is RTL echter wel in overleg getreden met [eiser], heeft zij de uitzending uitgesteld en heeft zij [eiser] de gelegenheid gegeven om de uitzending te bekijken. Niet [eiser] zelf, maar zijn raadsman heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. RTL heeft aldus [eiser] als vader en nabestaande van [persoon 1] alsnog op zorgvuldige wijze bij de voorgenomen uitzending betrokken. [eiser] heeft vervolgens niet nader geconcretiseerd wat er zijns inziens onzorgvuldig is aan de uitzending. Hij blijft erbij dat de gehele uitzending alleen al vanwege het onderwerp en vanwege de vermelding van de naam en beeltenis van [persoon 1], onrechtmatig is, welke stelling in zijn algemeenheid, zoals hiervoor reeds is overwogen, geen stand houdt.
4.10. [eiser] heeft verder gesteld dat de voorgenomen uitzending onrechtmatig is, omdat RTL wijlen zijn dochter misbruikt voor een respectloos showprogramma. [eiser] heeft echter niet aan de hand van de ter zitting vertoonde uitzending nader gemotiveerd waarom en op welke punten dat dan volgens hem het geval is. In de uitzending ligt het accent op het verdriet en de gevoelens van schuld en onmacht van de daarin aan het woord komende familieleden en op de bijdrage die [presentator] heeft geleverd aan de verwerking daarvan. Dat het ondersteunen van de uitzending met beelden van [persoon 1] of die beelden zelf, respectloos zouden zijn en daarom onrechtmatig, heeft [eiser] niet nader onderbouwd. Een deel van het beeldmateriaal is bovendien al eerder – en voor zover het haar foto betreft veelvuldig – in de publiciteit geweest, laatstelijk nog in april 2011. Een redelijk belang van [eiser] om zich tegen de (hernieuwde) openbaarmaking daarvan te verzetten, ontbreekt dan ook.
Ook de omstandigheid dat de werkwijze van [presentator] niet onomstreden is, aangezien hij claimt contact te kunnen leggen met overleden personen, maakt de uitzending op zichzelf niet onrechtmatig. Hetzelfde geldt voor het feit dat wellicht niet iedereen en in ieder geval niet [eiser] de uitzending kan waarderen.
4.11. Dat elke confrontatie met/herinnering aan de dood van [persoon 1] pijnlijk zal kunnen zijn voor [eiser] is ook geen grond om de uitzending te verbieden. Voorshands heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat uitzending van het programma zal leiden tot zodanig zware psychische en/of andere schade aan zijn kant dat van uitzending moet worden afgezien. Op dit punt is voorts van belang dat het [eiser] zelf is geweest die (extra) publiciteit heeft gezocht in verband met het programma van [presentator], zoals RTL terecht heeft aangevoerd en [eiser] niet heeft betwist. Het valt RTL niet aan te rekenen als het publiek in verband met de voorgenomen uitzending mogelijk wederom een link legt tussen de dood van [persoon 1] en [eiser] als mogelijke verdachte, wat voor [eiser] kwetsend zou kunnen zijn. RTL heeft immers daaraan in de voorgenomen uitzending geen enkele aandacht besteed.
4.12. Al met al leiden de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat niet is voldaan aan het onder 4.3 genoemde criterium op grond waarvan een beperking van de vrijheid van RTL om het programma uit te zenden gerechtvaardigd zou zijn. Eenzelfde belangenafweging leidt tot het oordeel dat van het portret van [persoon 1] gebruik kan worden gemaakt. Van enig onrechtmatig handelen door RTL jegens [eiser] is vooralsnog geen sprake. Ook de omstandigheid dat SBS mogelijk haar licentie op haar beelden zal intrekken wegens het ontbreken van toestemming van [eiser] – wat daarvan ook zij – maakt het handelen van RTL jegens [eiser] niet onrechtmatig.
4.13. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van RTL begroot op:
– € 575,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat;
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.?