Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 527175 / KG ZA 12-1351 Pee/MV
Vonnis in kort geding van 8 november 2012
MR. EVERT WILLEM BAART, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PALM INVEST B.V.,
wonende te Amsterdam,
eiser bij dagvaarding van 8 oktober 2012,
advocaat mr. S.A. van der Sluijs te Amsterdam,
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de curator en ABN Amro Bank worden genoemd.
Ter terechtzitting van 23 oktober 2012 heeft de curator gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. ABN Amro Bank heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’¦s in het geding gebracht. Ter zitting waren aanwezig de curator met mr. Van der Sluis en [A], jurist bij ABN Amro Bank, met mr. Haasjes.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.1. In november 2006 heeft Palm Invest B.V. (hierna Palm Invest) een rekening geopend bij het kantoor van ABN Amro Bank in Hilversum. Op 13 november 2007 heeft ABN Amro Bank de relatie met Palm Invest beeindigd.
2.2. Als productie 3 heeft de curator een notitie in het geding gebracht van 29 oktober 2007 van een medewerker van ABN Amro Bank. In die notitie is onder meer opgenomen: In juli 2007 hebben we, op grond van enige klachten en opmerkingen van een Pref.Banking
relatie in Hilversum het relatiecomplex middels een Herbeoordelingsformulier BU NL voorgelegd aan Compliance. Hierin geven wij reeds aan, dat ontvangen gelden slechts gedeeltelijk worden geinvesteerd in Dubai; wijzen op mogelijke piramideconstructie; bad press alsmede enkele opvallende zaken vanuit het rekeninggebruik. Afgehandeld Compliance d.d. 30-7-2007: Verhoogd risico.
2.3. Op 17 november 2009 is Palm Invest door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. E.W. Baart tot curator.
2.4. Blijkens een vonnis van deze rechtbank van 22 april 2010 (sector strafrecht) zijn de feitelijk leidinggevenden van Palm Invest (onder wie [B] en [C]) veroordeeld voor het plegen van verschillende strafbare feiten (oplichting, valsheid in geschrifte, witwassen).
2.5. Bij brief van 13 mei 2011 (productie 4 van de curator) heeft de curator ABN Amro Bank verzocht een aantal stukken toe te zenden. Tevens is ABN Amro Bank verzocht een achttal vragen gemotiveerd te beantwoorden.
2.6. Bij brief van 20 juni 2011 (productie 5 van de curator) heeft de raadsman van ABN Amro Bank de curator - kort gezegd - bericht dat aan de verzoeken zoals neergelegd in de brief van 13 mei 2011 niet zal worden voldaan.
2.7. Bij brief van 5 september 2011 (productie 6 van de curator) is namens de curator de raadsman van ABN Amro Bank onder meer het volgende medegedeeld:
Mogelijk heeft de curator een vordering op uw cliente uit hoofde van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis van uw cliente danwel uit hoofde van onrechtmatige daad. Ook andere wettelijke of contractuele vorderingen kunnen thans niet worden uitgesloten, overigens niet alleen op uw cliente doch wellicht ook op derden. Teneinde zich hieromtrent een gefundeerd oordeel te kunnen vormen, is het van belang dat de curator nader door uw cliente wordt ingelicht, onder andere middels het toezenden van de gevraagde relevante documenten.
2.8. Bij brief van 26 oktober 2011 (productie 7 van de curator) van de raadsman van ABN Amro Bank is het verzoek van de curator om stukken toe te zenden nogmaals afgewezen.
2.9. Bij brief van 22 februari 2012 (productie 1 van ABN Amro Bank) is de raadsman van ABN Amro Bank namens de curator onder meer het volgende medegedeeld:
In de bovengenoemde zaak liet ik u al eerder weten dat de curator onderzoek verricht naar de mogelijke toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van uw cliente jegens gefailleerde, althans naar het onrechtmatig handelen van uw cliente jegens gefailleerde. Ik heb uw cliente verzocht om specifieke informatie te verstrekken. Uw cliente heeft geweigerd dat te doen. Het onderzoek geeft de curator - ondanks het ontbreken van de gevraagde informatie - aanleiding uw cliente bij deze aansprakelijk te stellen voor de door gefailleerde geleden schade op grond van wanprestatie, althans onrechtmatige daad. Kort gezegd heeft uw cliente niet alleen haar bijzondere zorgplicht jegens gefailleerde geschonden door (onder andere) het niet eerder en/of het onvoldoende uitputtend doen van onderzoek naar de vraag of bij de beleggingsactiviteiten van gefailleerde wel conform de Wft-bepalingen werd gehandeld. Ook heeft uw cliente zelf in strijd met de Wft gehandeld door onder andere niet correct het CDD-beleid uit te voeren als bepaald in de artikelen 3:10 lid 1 onder c jo 3:17 Wft en artikel 14 Bpr. (…)
2.10. Blijkens de producties 2 tot en met 7 van ABN Amro Bank is ook in de periode van 16 maart 2012 tot 5 april 2012 gecorrespondeerd tussen de curator, de raadsman van ABN Amro Bank en de rechter-commissaris in het faillissement van Palm Invest (onder meer) over de vraag of ABN Amro Bank verplicht kan worden gesteld stukken af te geven aan de curator.
2.11. Als productie 8 heeft ABN Amro Bank afschriften van tussen ABN Amro Bank en Palm Invest gesloten overeenkomsten in het geding gebracht terzake van het verlenen van bancaire diensten. Als productie 10 heeft zij gevoerde correspondentie tussen ABN Amro Bank en Palm Invest in het geding gebracht vanaf eind oktober 2007 tot kort na 13 november 2007, de datum waarop ABN Amro Bank de relatie met Palm Invest heeft beeindigd.
3.1. De curator vordert - kort gezegd - ABN Amro Bank te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis afschriften te verstrekken van de onder punt 19 van de dagvaarding genoemde documenten, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per dag en met veroordeling van ABN Amro Bank in de kosten van deze procedure. Onder punt 19 van de dagvaarding zijn de volgende stukken opgesomd: (i) alle overeenkomsten tussen Palm Invest en ABN Amro Bank; (ii) alle tussen Palm Invest en ABN Amro Bank gevoerde correspondentie; (iii) het overzicht waaruit blijkt wie zich bij ABN Amro Bank hebben gelegitimeerd als (rechtsgeldig) vertegenwoordiger van Palm Invest; (iv) alle interne notities van en aan medewerkers van ABN Amro Bank, voor zover deze betrekking hebben op (de relatie met) Palm Invest alsmede de beeindiging daarvan; (v) rapporten (en de daaraan ten grondslag liggende stukken) van interne onderzoeken van ABN Amro Bank naar of over Palm Invest, meer specifiek doch niet uitsluitend het Compliance rapport van omstreeks juli 2007; (vi) het volledige CDD-dossier (Customer Due Diligence) over Palm Invest en/of haar bestuurders.
3.2. De curator stelt hiertoe - samengevat weergegeven - dat hij ABN Amro Bank aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die Palm Invest heeft geleden als gevolg van onrechtmatig handelen en/of wanprestatie van ABN Amro Bank. ABN Amro Bank heeft in strijd gehandeld met de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet Financieel Toezicht (Wft) door geen of onvoldoende CDD-onderzoek te doen. Indien ABN Amro Bank de transacties van Palm Invest goed in de gaten had gehouden, had zij opgemerkt dat:
(i) de bestuurders van Palm Invest in strijd handelden met de destijds geldende Wet toezicht kredietwezen 1992 omdat het merendeel van de inkomende gelden direct werd doorgestort naar Agite Groep en/of Palm Invest Dubai Ltd en overige buitenlandse vennootschappen;
(ii) een substantieel deel van de beleggingsgelden werd uitgegeven aan niet zakelijke doeleinden (luxe winkels, auto’s, boten);
(iii) sprake was van een piramidespel (de rente werd betaald met de inleg van nieuwe beleggers) en
(iv) [C] en [B] feitelijk de bestuurders waren van Palm Invest, terwijl zij niet als statutair bestuurders stonden ingeschreven. Daarnaast heeft ABN Amro Bank (mogelijk) onrechtmatig gehandeld door in strijd met haar bijzondere zorgplicht geen of onvoldoende onderzoek te doen naar de vraag of Palm Invest zich wel hield aan haar verplichtingen op grond van de Wft. Palm Invest heeft op ten minste twee manieren (mogelijk) in strijd met de Wft-verplichtingen gehandeld. Zo heeft Palm Invest beleggingsgelden uitgezet bij derden zonder daar enige zekerheid voor te vragen (Palm Invest heeft immers niet zelf onroerend goed aangekocht, maar de gelden doorgestort naar onder andere Palm Invest Dubai Ltd.). Ten tweede hebben de bestuurders van Palm Invest tenminste vier maal gehandeld in obligaties van € 25.000,-, waardoor zij niet viel onder de regeling van de (voorloper van de) Wft dat zij was vrijgesteld van het hebben van een vergunning. Vrijstelling wordt immers pas verleend indien obligaties worden aangeboden met een waarde vanaf € 50.000,-.
ABN Amro Bank heeft het onrechtmatig handelen van (de bestuurders van) Palm Invest gefaciliteerd door het ter beschikking stellen van een essentiele bankrekening. ABN Amro Bank heeft bijna een jaar lang nagenoeg geen enkele kritische vraag gesteld over de mutaties op de bankrekening en de financiele situatie van Palm Invest. Indien ABN Amro Bank beter toezicht had gehouden, dan was de schade/schuld van Palm Invest ten opzichte van haar schuldeisers vele malen kleiner.
De curator overweegt een vordering in te stellen tegen ABN Amro Bank. Teneinde de feiten nader te onderzoeken en inzicht te verkrijgen in de bewijspositie, heeft de curator recht en spoedeisend belang bij het verstrekken van afschriften van de onder 3.1 genoemde stukken (ook opgesomd onder punt 19 van de dagvaarding). Het CDD-dossier bevat essentiele informatie die de curator nodig heeft bij het vervullen van zijn wettelijke taak. De curator is daarnaast met name geinteresseerd in stukken die verband houden met het interne compliance-onderzoek dat in juli 2007 heeft plaatsgevonden. Met het in het geding brengen van de producties 8 en 10 (zie 2.11) heeft ABN Amro Bank niet voldaan aan het gevorderde. ABN Amro Bank moet worden verplicht alle gevraagde stukken toe te zenden en niet de selectie die zij thans heeft gemaakt. De vordering van de curator is gebaseerd op artikel 843a Rv. De vordering voldoet, aldus de curator, aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden. Ook interne stukken van ABN Amro Bank voldoen aan die voorwaarden. Dat de curator een rechtmatig belang heeft (zoals artikel 843a Rv vereist) bij inzage in de stukken volgt uit de omschrijving van zijn wettelijke taak (artikel 68 Fw). Dat over de rechtsbetrekking in welk kader de curator afschriften vordert, nog geen procedure aanhangig is of naar verwachting zal worden gemaakt, is voor de toewijsbaarheid van de vordering op grond van artikel 843a Rv niet noodzakelijk, aldus een arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2012. In dit kort geding hoeft dus niet al te uitvoerig te worden ingegaan op het vorderingsrecht van de curator. Of de curator een vorderingsrecht heeft op ABN Amro Bank wegens schending van de (bijzondere) zorgplicht jegens Palm Invest, uit hoofde van wanprestatie, of uit hoofde van onrechtmatige daad, dan wel jegens de gezamenlijke schuldeisers van Palm Invest als zogeheten Peeters/Gatzen vordering, zal vooral (kunnen) blijken na bestudering van de stukken die onderwerp zijn van dit kort geding. Hoe dan ook zijn die vorderingen niet op voorhand onaannemelijk.
3.3. ABN Amro Bank heeft - samengevat weergegeven - aangevoerd dat zij bereid was de stukken onder (i) tot en met (iii), zoals genoemd onder 3.1, vrijwillig af te geven, onder de voorwaarde dat de curator zou afzien van dit kort geding. Dit voorstel is door de curator
afgewezen. Thans voert ABN Amro Bank dan ook verweer tegen afgifte van alle gevorderde stukken.
ABN Amro Bank heeft de overeenkomst met Palm Invest beeindigd omdat Palm Invest niet de waarheid had verteld over wie haar accountant was. ABN Amro Bank wist op dat moment niet dat Palm Invest zich schuldig maakte aan het oplichten van beleggers. In dit kort geding staat vast dat Palm Invest als vehikel is gebruikt voor het oplichten van een grote groep beleggers. Palm Invest heeft dus zelf strafbaar gehandeld en daarmee schade veroorzaakt bij de beleggers. Zij kan dan ook geen vordering instellen tegen ABN Amro Bank die erop gericht is schade te verhalen die zij zelf heeft veroorzaakt. Van wanprestatie van ABN Amro Bank is evenmin sprake. Welke precieze contractuele verplichting zou zijn geschonden, wordt niet duidelijk gemaakt. De dienstverlening beperkte zich immers slechts tot het uitvoeren van betalingsverkeer en van die taak heeft ABN Amro Bank zich naar behoren gekweten. Verder heeft ABN Amro Bank de CDD-eisen niet geschonden. De CDD-eisen hebben niet de strekking vermogensschade bij fraudeurs te voorkomen, doch de integriteit van de financiele sector te bewaken. Palm Invest heeft zelf jegens ABN Amro Bank geen openheid betracht over haar werkelijke bedoelingen. Zij kan haar wederpartij dan ook niet verwijten onvoldoende onderzoek te hebben verricht. De CDD-eisen houden hoe dan ook niet in dat van een bank kan worden verwacht dat zij dagelijks iedere betaling aan een onderzoek onderwerpt. Dit zou praktisch onuitvoerbaar zijn. Om dezelfde redenen heeft ABN Amro Bank de bijzondere zorgplicht niet geschonden. Hier ontbreekt de zogenaamde relativiteit. Voorts kan ABN Amro Bank niet zien dat geld wordt uitgegeven aan niet zakelijke doeleinden en/of dat de Wft werd overtreden, laat staan dat ABN Amro Bank kan worden verweten dat zij vervolgens naliet te handelen. Van een dergelijke bewustheid bij ABN Amro Bank is niet gebleken. Dat sprake was van een piramidespel was voor ABN Amro Bank evenmin kenbaar. Verder voert ABN Amro Bank aan dat de curator op grond van de Peeters/Gatzen-jurisprudentie geen vordering kan instellen voor een deel van de schuldeisers, te weten voor alleen de beleggers. Tot de gezamenlijke schuldeisers behoren ook de gewone handelscrediteuren en zij kunnen ABN Amro Bank hoe dan ook niets verwijten. Tot slot voert ABN Amro Bank aan dat de vordering van de curator niet voldoet aan de eisen die artikel 843a Rv hieraan stelt.
3.4. Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van een of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Artikel 843a Rv voorziet erin dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden, waaronder begrepen op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn voorganger partij is. Hierbij gaat het om gevallen waarin de inhoud van een schriftelijk
bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is maar deze dat stuk niet in haar bezit heeft, terwijl zij het desbetreffende stuk bijvoorbeeld in een procedure zou willen overleggen. De bijzondere exhibitieplicht van artikel 843a Rv geldt zowel in als buiten rechte. Artikel 843a Rv bindt de toewijsbaarheid van de vordering aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten: (i) de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben, het moet gaan om (ii) bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is. Door deze beperkingen kunnen zogenoemde 'fishing expeditions' worden voorkomen.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering op grond van artikel 843a Rv niet kan slagen als reeds thans voldoende zeker is dat noch een vordering op grond van tekortkoming van de ABN Amro Bank in de uitvoering van haar overeenkomst met Palm Invest, noch een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad toewijsbaar kan zijn, aangezien er in dat geval geen sprake is van een rechtmatig belang bij afgifte.
4.4. De curator, verwijzend naar HR 8 juni 2012 LJNBV8510, stelt dat voor toewijsbaarheid van de vordering tot afgifte van de door hem gevraagde bescheiden niet vereist is dat over de rechtsbetrekking tussen partijen een procedure aanhangig is of naar verwachting zal worden gemaakt, en vervolgt dan onder 20 van de pleitnota van zijn raadsman dat dus in dit kort geding niet al te uitvoerig op zijn vorderingsrecht behoeft te worden ingegaan. Of de curator een vorderingsrecht heeft op ABNAmro Bank wegens schending van de bijzondere zorgplicht jegens Palm Invest uit hoofde van wanprestatie, dan wel onrechtmatige daad, dan wel jegens de gezamenlijke schuldeisers van Palm Invest als zogeheten Peeters/Gatzen vordering, zal vooral kunnen blijken na bestudering van de stukken die onderwerp zijn van dit kort geding, aldus de curator, die meent dat hoe dan ook zijn vorderingen niet op voorhand onaannemelijk zijn.
4.5. In de door de curator aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad is naar aanleiding van de bestreden beslissing van het Hof dat dit artikel zelfstandige toepassing miste nu er geen aanwijzing was dat een procedure omtrent de hoofdzaak in Nederland zou worden gevoerd, weliswaar beslist dat artikel 843a Rv niet verlangt dat een procedure aanhangig is of zal worden gemaakt, dan wel in Nederland zal worden gevoerd, maar is geen uitsluitsel gegeven over de vraag wanneer een rechtmatig belang aanwezig is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient, mede in het belang van degene van wie afgifte van bepaalde bescheiden wordt verlangd, door degene die die afgifte verlangt duidelijk te worden aangegeven waarom hij afgifte van die bescheiden vordert.
Nu het de curator blijkens de gegeven toelichting gaat om te kunnen nagaan of hij ABN Amro Bank aansprakelijk kan stellen voor bepaalde schade die Palm Invest zelf uit overeenkomst of uit onrechtmatige daad heeft geleden, is het aan de curator aan te geven wat de aard van de wanprestatie of onrechtmatige daad is. Voorzover de curator optreedt ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers (Peeters/Gatzen) geldt hetzelfde: hij dient nauwkeurig aan te geven wat de aard van de vordering is en in hoeverre de hem bekende bescheiden, waarover hij echter niet beschikt, hem baat kunnen brengen en tot bewijslevering strekken voor de vaststelling van zijn rechtspositie uit de verschillende rechtsgronden jegens ABN Amro Bank waarop zijn vordering steunt.
Artikel 843a Rv geeft geen vrijbrief om onbeperkt afgifte van bescheiden te vorderen om aan de hand daarvan te onderzoeken of er wellicht aansprakelijkheid is voor schade die de curator in de boedel heeft aangetroffen.
4.6. Vaststaat dat tussen Palm Invest en ABN Amro Bank een beperkte bankrelatie bestond.
Palm Invest had de beschikking gekregen over een betaalrekening bij ABN Amro Bank op grond waarvan ABN Amro Bank het betalingsverkeer van Palm Invest uitvoerde en niet meer dan dat. Er was geen vermogensbeheerrelatie, ABN Amro Bank was niet betrokken bij beleggingshandelingen van Palm Invest en er was geen kredietrelatie.
Volgens de curator heeft ABN Amro Bank haar bijzondere zorgplicht jegens Palm Invest niet, in ieder geval niet voldoende, in acht genomen. Die bijzondere zorgplicht kan daarom uitsluitend berusten op de overeenkomst waarbij ABN Amro Bank Palm Invest toegang gaf tot het betalingsverkeer door haar een betaalrekening te verschaffen en betalingen naar en vanaf die bankrekening te faciliteren.
Een nauwkeurige beschrijving van de inhoud van die zorgplicht in het geval van het enkele bestaan van een betaalrekening geeft de curator niet. De curator meent dat ABN Amro Bank de Client Due Diligence (CDD) niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat de ABN Amro Bank op grond van de betalingen en afschrijvingen op die rekening had moeten zien dat misbruik werd gemaakt van daarop gestorte bedragen. De curator verwijt ABN Amro Bank dat zij geen kritische vragen heeft gesteld aan Palm Invest over de mutaties op de bankrekening en de financiele positie van Palm Invest. Zou ABN Amro Bank beter toezicht hebben gehouden, de transacties steeds goed in de gaten hebben gehouden, eerder een onderzoek hebben ingesteld en eerder vragen hebben gesteld aan de formele en feitelijke bestuurders van Palm Invest, dan zou volgens de curator de schade die Palm Invest aan haar schuldeisers heeft toegebracht aanzienlijk kleiner zijn geweest.
4.7. In de rechtsverhouding tussen ABN Amro Bank en Palm Invest heeft ABN Amro Bank geen toezichthoudende taak. De Client Due Diligence, gebaseerd op de Customer Due Diligence for Banks van het Basel Committee on Banking Supervision zijn niet vastgesteld ter bescherming van de belangen van individuele clienten van banken. De daarin neergelegde zorgvuldigheidsnormen beogen de betrouwbaarheid van het bankwezen en van afzonderlijke banken te waarborgen. Individuele clienten van banken kunnen dan ook geen aanspraken aan eventuele schending van die normen ontlenen (artikel 6.163 BW). De curator stelt bovendien niet waarom zijns inziens het stellen van vragen en een (intensief) monitoren van mutaties op de bankrekening van Palm Invest ABN Amro Bank eerder dan zij heeft gedaan hadden kunnen bewegen de relatie te beeindigen. Vaststaat immers, blijkens de eigen stellingen van de curator en uit een gesprek van ABN Amro Bank met de leidinggevenden van Palm Invest dat deze personen weinig op hadden met de waarheid - zo hielden zij enige tijd vol dat hun accountant een door ABN Amro Bank gevraagde verklaring zou afgeven, wetende dat zij geen accountant hadden die een verklaring kon afleggen, terwijl zij zelfs nadat ABN Amro Bank de relatie op grond van hun leugens had beeindigd nog zijn doorgegaan met hun strafbaar handelen -, zodat niet aannemelijk is dat zij op vragen van ABN Amro Bank naar waarheid zouden hebben verklaard dat zij de betaalrekening gebruikten voor hun oplichtingspraktijken. Niet is gesteld of gebleken dat uit de enkele crediteringen op de bankrekening of uit de enkele debiteringen daarop zichtbaar was dat de ontvangsten bedoeld waren ter belegging en dat de uitgaven voor andere doelen werden gebruikt dan waarvoor de inkomsten op die rekening waren ontvangen, noch is gesteld of gebleken waar ABN Amro Bank zich daarvan bewust had moeten zijn bij het enkel ter beschikkingstellen van de betaalfaciliteit..
Het causale verband tussen de gestelde schade en het uitvoeren van de betalingen op de wijze waarop ABN Amro Bank dat heeft gedaan ontbreekt dan ook, en daarop zullen eventuele vorderingen van de curator tegen ABN Amro Bank afstuiten, of hij deze nu wil gronden op wanprestatie of op onrechtmatige daad van ABN Amro Bank. Omdat de curator ten aanzien van een eventuele Peeters/Gatzen vordering geen andere grondslagen heeft genoemd voor een dergelijke vordering geldt hetgeen hiervoor is overwogen ook voor die, eventuele, vordering. Een oordeel over vorderingen van individuele schuldeisers van Palm Invest is hiermee - vanzelfsprekend - niet gegeven.
Anders dan de curator komt de voorzieningenrechter dus op grond van de in dit geding vaststaande feiten en door de curator geformuleerde stellingen tot het voorlopig oordeel dat de vorderingen van de curator onaannemelijk zijn, zodat de curator geen rechtmatig belang heeft bij zijn vordering tot afgifte. Een ander belang dan hulp bij bewijsvoering dient artikel 843a Rv immers niet.
4.8. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat indien de curator op grond van schending van de bijzondere zorgplicht door de bank wel een vordering op ABN Amro Bank zou hebben de vordering van afgifte van de onder 3.1 iv tot en met vi gevraagde bescheiden niet toewijsbaar zou zijn. Wat de interne notities betreft en omdat de gevorderde bescheiden onvoldoende zijn bepaald, en omdat interne notities van geheel verschillende aard kunnen zijn en de wederpartij van een procespartij geen aanspraak kan maken op ieder geschrift waarin binnen een onderneming over een bepaald geschil een visie wordt uitgesproken, bijvoorbeeld ter voorbereiding van een verweer. Hetzelfde geldt m.m. voor de gevraagde rapporten en de daaraan ten grondslag liggende stukken van interne onderzoeken van ABN Amro Bank naar of over Palm Invest, meer specifiek doch niet uitsluitend het compliance rapport van omstreeks juli 2007, reeds omdat het begrip rapporten een onduidelijke omschrijving van een geschrift is terwijl de curator bovendien niet weet of dergelijke rapporten bestaan en dus vist naar bescheiden, terwijl ABN Amro Bank heeft ontkend dat dergelijk rapporten bestaan.
Evenmin heeft de curator aanspraak op afgifte van het CDD dossier, omdat dit weliswaar betekenis heeft voor de standpuntbepaling van ABN Amro Bank ten opzichte van haar client Palm Invest, maar het niet wordt opgemaakt (mede) ten behoeve van die client, maar een ander doel heeft, zoals hiervoor is overwogen.
4.9. ABN Amro Bank heeft aangeboden de onder 3.1 onder i,ii en iii gevorderde bescheiden af te geven, hoewel zij daartoe in haar eigen visie niet is gehouden. Uit het voorgaande volgt dat ABN Amro Bank op grond van artikel 843a Rv niet gehouden is tot afgifte van die bescheiden. Voor een veroordeling van ABN Amro Bank tot afgifte van die bescheiden is dan ook, ondanks haar bereidheid, geen plaats. De voorzieningenrechter gaat er echter van uit dat ABN Amro Bank niet op dat aanbod zal terugkomen, ook omdat zij mogelijk op grond van artikel 843b Rv wel gehouden is enkele van de hier bedoelde bescheiden af te geven.
4.10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de curator in de proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van ABN Amro bank worden begroot op € 1.391,= (€ 575,= aan griffierecht en € 816,= aan salaris advocaat).
5.1. weigert de gevraagde voorziening,
5.2. veroordeelt de curator in de kosten van dit geding aan de zijde van ABN Amro Bank tot op heden begroot op € 1.391,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis tot aan de voldoening.
5.3. veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling en de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Veraart op 8 november 2012.