ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2939

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1797/522128
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van machtiging gesloten jeugdzorg voor minderjarige na weigering instemming gedragsdeskundige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2012 een beschikking gegeven met betrekking tot de intrekking van een verleende machtiging voor het opnemen en verblijven van een minderjarige in gesloten jeugdzorg. De zaak is ingediend door het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, vertegenwoordigd door de William Schrikker Groep (WSG), in verband met een minderjarige die op 19 september 2012 was overgeplaatst naar een besloten behandelunit. De kinderrechter hield rekening met een eerdere beschikking van 17 september 2012, waarin een machtiging voor gesloten jeugdzorg was verleend, onder de voorwaarde dat een gedragswetenschapper binnen 14 dagen instemming zou verlenen. Echter, de gedragswetenschapper heeft geen instemming verleend, wat leidde tot een wijziging van het verzoek door de WSG.

De kinderrechter heeft de zaak zonder behandeling ter terechtzitting beoordeeld. De minderjarige was onder toezicht gesteld voor een jaar en had een machtiging tot uithuisplaatsing die geldig was tot 29 december 2012. De kinderrechter sprak zijn waardering uit voor de gedragswetenschapper die het dilemma van de minderjarige beschreef, die zich verzet tegen behandeling. De kinderrechter concludeerde dat het herhaaldelijk plaatsen van de minderjarige in gesloten jeugdzorg geen oplossing bood en dat er meer aandacht moest zijn voor haar motivatie en de mogelijkheden van haar netwerk.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige voor verblijf in een AWBZ-instelling te verlenen tot 10 januari 2013. Tevens werd de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter benadrukte het belang van het bieden van ondersteuning aan de minderjarige in het komende jaar, voordat zij 18 jaar wordt, en dat het essentieel is om aan te sluiten bij wat de minderjarige zelf wil. De beschikking is gegeven door mr. R. van de Water, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
BESCHIKKING VERLENGING MACHTIGING UITHUISPLAATSING
Zaak- en rekestnummer:
12-1797/522128
Beschikking van de kinderrechter in de bovengenoemde rechtbank naar aanleiding van het namens het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, ingediende verzoek door de William Schrikker Groep hierna te noemen: de WSG,
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [plaats] op [1995].
[moeder], wonende te [plaats], is de moeder.
[vader], zonder bekende woon- of verblijfplaats, is de vader.
De moeder is belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt: de minderjarige, de moeder en de vader.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De kinderrechter houdt rekening met de beschikking van 17 september 2012, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij voornoemde beschikking is door de kinderrechter voor een periode van drie maanden een machtiging gesloten jeugdzorg verleend onder de voorwaarde dat binnen 14 dagen een verklaring van instemming van een gedragswetenschapper wordt overgelegd.
Op 26 september 2012 heeft de WSG schriftelijk laten weten het verzoek te wijzigen, aangezien de gedragswetenschapper geen instemming heeft verleend voor een gesloten plaatsing van de minderjarige. De schriftelijke verklaring van de gedragswetenschapper heeft de WSG als bijlage bij het wijzigingsverzoek meegezonden. Volgens de WSG is de minderjarige op 19 september 2012 overgeplaatst naar [locatie] en verblijft zij aldaar op een besloten behandelunit. Teneinde het verblijf van de minderjarige bij [locatie] te continueren heeft de WSG verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlenen voor verblijf – naar de kinderrechter begrijpt – in een AWBZ instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 10 januari 2013.
De kinderrechter heeft afgezien van behandeling ter terechtzitting.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Bij beschikking van de kinderrechter te Amsterdam van 10 januari 2012 is voornoemde minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar.
In het kader van de ondertoezichtstelling is de minderjarige uit huis geplaatst. De laatst gegeven machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is geldig tot 29 december 2012.
De gedragswetenschapper heeft de weigering instemming als volgt gemotiveerd:
[minderjarige] is een jongedame die ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij overziet de gevolgen van haar keuzes niet en lijkt zich steeds opnieuw te begeven in situaties waarin het risico zeer groot is dat ze slachtoffer is of wordt van seksueel geweld. Vanuit een onveilige situatie thuis werd ze uit huis geplaatst in een instelling, waar ze zich onttrekt aan hulpverlening en lange tijd onvindbaar is. Er wordt, door de politie, verteld dat ze zich in de prostitutie begeeft. Vervolgens wordt er voor gekozen [minderjarige] te plaatsen in een instelling voor gesloten jeugdzorg. Als haar verlof wordt opgebouwd onttrekt ze zich wederom aan haar behandeling door weg te lopen en onvindbaar te zijn.
Verschillende onderzoeken geven aan dat [minderjarige] behandeling nodig heeft. Gericht op eerder opgelopen traumata en inzicht verkrijgen in eigen mogelijkheden. Echter blijkt gedwongen behandeling niet aan te slaan; er is geen motivatie zichtbaar bij [minderjarige].
[minderjarige] is bijna 17 jaar. Binnen de jeugdzorg rest er nog één jaar om haar een handreiking te bieden als ondersteuning. [minderjarige] haar huidige gedrag laat zien dat zij daar geen gebruik van wenst te maken. Na haar 18e jaar zullen alleen mensen uit haar netwerk haar nog (mogen) ondersteunen. Volgens [minderjarige] is alleen haar vriend een goed netwerk contact; verder heeft ze volgens eigen zeggen niemand. Het is van groot belang dat in het komende jaar met [minderjarige] gekeken wordt wie er, uit haar netwerk, wel iets voor haar wil en kan betekenen. Dan kan met [minderjarige] en haar familie/netwerk gekeken wordt wat de mogelijkheden van hen zijn om [minderjarige] te ondersteunen op weg naar volwassenheid. Motivatie voor behandeling lijkt op dit moment onvoldoende aanwezig, gezien het feit dat ze zich hieraan onttrekt. Het is belangrijk om aan te sluiten bij dat wat [minderjarige] wél wil, omdat alleen dat zijn vruchten af zal gaan werpen. Geslotenheid biedt geen garantie op verbetering. [minderjarige] geeft positieve feedback op de huidige plek waar zij verblijft ([locatie], besloten). Echter is hier het risico op onttrekking groter en dus terugval in een onveilige en beschadigende wereld. Terugplaatsing in geslotenheid zal op dit moment [minderjarige] alleen maar verder afdrijven van motivatie tot meewerken. Gezien het feit dat [minderjarige] volgend jaar 18 wordt, is het nu van groot belang te blijven proberen haar de hand te reiken van jeugdzorg. [minderjarige] zal die wel of niet accepteren. Op dit moment lijkt de kans hierop groter in de huidige setting, dan dat die kans er is als ze teruggeplaatst wordt, tegen haar zin, in een gesloten setting. De groepsleiding rapporteert op dit moment positief over [minderjarige].
Het is belangrijk om ‘het probleem van het verworden of zijn van slachtoffer’ met zowel [minderjarige] als de belangrijk mensen om haar heen te bespreken en aan te pakken wanneer [minderjarige] dat wil en op de manier die het meest optimaal bij haar aansluit. Op dit moment lijkt het handhaven van de huidige plaatsing daar de meeste kans toe te bieden. Ik adviseer deze plaatsing te continueren. Mocht [minderjarige] wederom weglopen moet opnieuw afgewogen worden of geslotenheid de meest passende plaatsing is, daar dit in het verleden geen positief effect heeft gehad. En als je hetzelfde inzet zal je hetzelfde krijgen.
De kans dat [minderjarige] gebruik gaat maken van de mogelijkheden en kansen die jeugdzorg haar kan bieden lijkt minimaal, echter hebben wij de opdracht haar de mogelijkheid te blijven bieden, zonder onnodige grenzen maar wel met de afweging van het te lopen risico. In het geval van [minderjarige] betekent dat balanceren.
De kinderrechter spreekt zijn waardering uit voor de heldere wijze waarop de gedragswetenschapper het dilemma beschrijft dat zich regelmatig voordoet bij minderjarigen met forse problematiek die in de loop van de tijd zich blijven verzetten tegen behandeling. Enerzijds dient ontwijk- en wegloopgedrag niet te worden beloond, anderzijds kan terecht de vraag worden gesteld of meer van hetzelfde wel een oplossing zal zijn. Uiteraard zal dit per casus dienen te worden beoordeeld, maar soms zit er niets anders op dan niet te kiezen voor de “repressieve” civiele aanpak. De kinderrechter hoopt met de gedragswetenschapper dat er bij [minderjarige] uiteindelijk een begin van probleembesef gaat ontstaan zodat een behandelaar die [minderjarige] durft te vertrouwen tot haar door kan dringen en [minderjarige] mee gaat werken aan therapie. Indien [minderjarige] blijft volharden in ontwijkend gedrag valt het ergste te vrezen, maar haar opnieuw plaatsen in de gesloten jeugdzorg zal geen oplossing bieden.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING:
De kinderrechter:
- trekt de bij beschikking van 17 september 2012 verleende machtiging om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van
29 september 2012 in;
- verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige voor verblijf in een AWBZ instelling tot 10 januari 2013;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat deze machtiging tot uithuisplaatsing van kracht blijft indien een daarop betrekking hebbend indicatiebesluit strekt tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige met ingang van de datum waarop het thans geldende indicatiebesluit zijn geldigheid verliest.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. van de Water, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2012, in tegenwoordigheid van mr. E. Huls, griffier..
Aan deze plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de ouders dienen bij te dragen op grond van de artikelen 69 en 72 van de Wet op de Jeugdzorg, tenzij op andere wijze in betaling wordt voorzien.
Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Prinsengracht 436 / Postbus 1312, 1000 BH / fax: 020 - 541 1899).
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.