RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5931 GEMWT
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. M.A. de Boer,
het dagelijks bestuur van stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. C.R. Waal.
Bij besluit van 12 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een schriftelijke aanwijzing in de zin van artikel 1.65 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko) gegeven.
Bij besluit van 4 november 2011 heeft verweerder - in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie - het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verder waren aanwezig [A], [functie] van Gastouderland Nederland, en [B], adviseur. Verweerder is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigde.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiseres is houder van [gastouderbureau]. Eiseres heeft op 21 december 2010 een aanvraag gedaan voor exploitatie van een gastouderbureau. Eiseres gebruikt voor de exploitatie van haar gastouderbureau een driepartijenovereenkomst (hierna: de overeenkomst), die wordt gesloten tussen [gastouderbureau], de zogenaamde vraagouders en de gastouder. Volgens deze overeenkomst treedt eiseres op als franchisenemer van Gastouderland Nederland. Zij heeft de kassiersfunctie uitbesteed aan het hoofdkantoor Gastouderland Nederland, zoals blijkt uit artikel 3, eerste lid, van de overeenkomst. [gastouderbureau] blijft volgens artikel 3, eerste lid, echter volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle uit de wet voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot het betalingsverkeer. De gastouder kan volgens artikel 3, tweede lid, van de overeenkomst [gastouderbureau] op geen enkele wijze aanspreken bij het in gebreke blijven van betaling van de gastoudervergoeding.
1.2. De inspectie kinderopvang van de GGD Amsterdam heeft op 4 februari 2011 bij [gastouderbureau] een inspectie uitgevoerd. De inspectie was een documentonderzoek naar aanvraag. Eiseres heeft, naar aanleiding van het ontwerprapport van 4 februari 2011 van de GGD, op 11 februari 2011 zienswijzen ingediend. GGD Amsterdam heeft op 14 februari 2011 geconcludeerd dat uit het onderzoek blijkt dat [gastouderbureau] niet voldoet aan alle voorwaarden uit de Wko om definitief te kunnen worden opgenomen in het register kinderopvang. GGD Amsterdam heeft verweerder op 15 februari 2011 geadviseerd om het besluit te nemen [gastouderbureau] niet in het landelijk register kinderopvang op te nemen.
1.3. Verweerder heeft eiseres bij het primaire besluit van 12 april 2011 een schriftelijke aanwijzing in de zin van artikel 1.65 van de Wko gegeven. Deze aanwijzing behelst dat eiseres er zorg voor dient te dragen dat vraagouders rechtstreeks aan [gastouderbureau] betalen en dat [gastouderbureau] rechtstreeks aan gastouders betaalt. Eiseres dient bovendien de driepartijenovereenkomst zodanig aan te passen dat vraagouders rechtstreeks aan gastouderbureau [gastouderbureau] betalen en dat gastouderbureau [gastouderbureau] rechtstreeks aan gastouders betaalt.
1.4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder - in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie - het primaire besluit gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat volgens de Wko ondermeer bemiddeling en rechtstreekse betalingen kenmerkend zijn voor een gastouderbureau. Verweerder heeft verwezen naar artikel 1.1. van de Wko en artikel 11, derde lid, van de regeling wet kinderopvang. Daarin is bepaald dat de betalingen van vraagouder aan het gastouderbureau en van het gastouderbureau aan gastouder rechtstreeks dienen te worden verricht. Verweerder heeft overwogen dat het advies van de bezwaarschriftencommissie mede is gebaseerd op niet-wettelijke documenten en dat dit advies niet wordt overgenomen.
1.5. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat gastouderbureau [gastouderbureau] wel een gastouderbureau is in de zin van de Wko. Ter zitting heeft eiseres hiertoe gewezen op de Praktische handleiding gastouderopvang die is uitgegeven in verband met de implementatie van de wetswijziging kinderopvang 2010.
2. Inhoudelijke beoordeling
2.1. In geschil is of verweerder terecht de aanwijzing van 12 april 2011 heeft gedaan, ertoe strekkende dat de betaling van de vraagouders aan het gastouderbureau en de betaling van het gastouderbureau aan de gastouders rechtstreeks moet plaatsvinden.
2.2. Volgens artikel 1.1, eerste lid, van de Wko wordt onder gastouderbureau verstaan: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.
2.3. Volgens artikel 1.49, derde lid, onder b, van de Wko draagt een houder van een gastouderbureau zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.
2.4. In de memorie van toelichting (kamerstukken II, 2008-2009, 31874, nummer 3 ) wordt op pagina 17 het volgende toegelicht:
" Dit wetsvoorstel regelt dat het betalingsverkeer niet meer rechtstreeks tussen ouders en gastouders/opvangouders kan verlopen, maar alleen via het gastouderbureau. "
Op pagina 36 staat vermeld:
"Een gastouderbureau in de zin van dit wetsvoorstel is een organisatie die zowel gastouderopvang als thuisopvang tot stand kan brengen en begeleiden alsmede tot taak heeft om het betalingsverkeer tussen ouders, gastouders en opvangouders te verzorgen. (...) Organisaties die zich slechts richten op een deel van de genoemde taken, bijvoorbeeld alleen bemiddeling, vallen niet onder het begrip gastouderbureau. Een gevolg hiervan is dat geen kinderopvangtoeslag wordt verleend voor gastouderopvang of thuisopvang die door zo'n bureau tot stand komt. (...)
2.5. De rechtbank leidt uit de tekst van artikel 1.49 van de Wko als ook uit de tekst van de memorie van toelichting op bladzijde 36 af dat het verzorgen van het betalingsverkeer een kerntaak is van een gastouderbureau. Indien een bureau deze kerntaak volledig heeft uitbesteed, valt dit bureau niet onder het begrip gastouderbureau. Dit heeft weer tot gevolg dat voor opvang via een dergelijk bureau geen kinderopvangtoeslag wordt verleend. Eiseres heeft blijkens artikel 3, eerste lid, van de overeenkomst de kassiersfunctie uitbesteed. De rechtbank oordeelt dat zij daarmee het in artikel 1.49 derde lid, onder b, van de Wko genoemde doorgeleiden van de betalingen volledig heeft uitbesteed. Dat heeft tot gevolg dat zij en [gastouderbureau] niet onder het begrip gastouderbureau vallen.
2.6. Eiseres heeft verwezen naar de Praktische Handleiding Gastouderopvang. Daarin staat vermeld dat gastouderbureaus de financiële administratie en facturatie zelf kunnen doen, door een hoofdkantoor kunnen laten doen, of kunnen uitbesteden aan derden. Voor zover eiseres hiermee heeft aangevoerd dat zij de administratie en facturatie heeft uitbesteed, overweegt de rechtbank dat artikel 1.49 Wko spreekt over het ontvangen en doorgeleiden van de betalingen. Deze zogenaamde “kassiersfunctie” is dus van andere aard dan de administratie en facturering. Uit artikel 3, eerste lid, van de overeenkomst blijkt dat eiseres niet de administratie en facturering heeft uitbesteed, maar juist de kassiersfunctie. Eiseres heeft ook ter zitting bevestigd dat zij het daadwerkelijk verrichten van de betalingen laat doen door Gastouderland Nederland. Zoals hierboven geoordeeld, heeft dat tot gevolg dat [gastouderbureau] niet onder het begrip gastouderbureau valt.
2.7. Van de kant van eiseres is ter zitting nog naar voren gebracht dat andere gastouderbureaus wel op deze wijze zijn toegelaten en dat er dus sprake is van ongelijke behandeling. [A], [functie] van Gastouderland Nederland, heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat 23 vestigingen in het land op deze wijze sinds 2008 werken en haar bureau als administratiekantoor gebruiken voor het verrichten van de betalingen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het feit dat Gastouderland Nederland veelvuldig wordt gebruikt door andere vestigingen op zichzelf niet dat daarmee sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van gelijke gevallen, zodat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat.
2.8. Gelet op al het bovenstaande moet de conclusie dan ook zijn dat verweerder de aanwijzing op goede gronden heeft gegeven. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, voorzitter,
mrs. A.D. Reiling en M.C. Eggink, leden, in aanwezigheid van
mr. J.R.M. de Savornin Lohman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2012.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.