Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/5657 BESLU
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
verzoekers,
gemachtigde mrs. M.F. Wijngaarden en U.E.A. Weitzel,
de burgemeester van Amsterdam,
verweerder I,
en
het dagelijks bestuur van stadsdeel Nieuw-West,
verweerder II,
samen te noemen: verweerders,
gemachtigden mrs. J. Pot en R. Osterwald.
Verzoekers hebben een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekers ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerders van 16 november 2012.
Op 22 november 2012 heeft de voorzieningenrechter een onderzoek ingesteld als bedoeld in artikel 8:50, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de locatie van het tentenkamp aan de Notweg te Amsterdam. Verzoekers waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerders waren vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Aansluitend heeft de voorzieningenrechter de behandeling van het verzoek ter zitting voortgezet, waarna het onderzoek is gesloten.
1.1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2. Feiten en omstandigheden
2.1. Verzoekers zijn uitgeprocedeerde asielzoekers. Zij maken deel uit van de actiegroep 'Wij zijn hier'. Zij voeren sinds 25 september 2012 actie om aandacht te vragen voor de uitzichtloze situatie waarin zij verkeren. De demonstratie gaat gepaard met een tentenkamp op een grasveld dat deel uitmaakt van een plein, met daaromheen een hek, bij een voormalig schoolgebouw aan de Notweg te Amsterdam. Bij de start van de demonstratie bestond het tentenkamp uit 13 tenten en verbleven er 38 demonstranten. Het tentenkamp heeft inmiddels een omvang van 25 tenten, waaronder drie grote slaaptenten en een proviandtent. Volgens verzoekers verblijven op dit 137 mensen in het tentenkamp. De tenten staan dicht tegen elkaar aan op een relatief klein oppervlak. Er is één ingang naar het plein, aan de kant van de Notweg. De tweede toegang tot het plein is door de politie gesloten. De locatie ligt in een woonwijk. In het voormalig schoolgebouw zijn onder meer kleine ondernemingen gevestigd, als ook een buurtpost en een huisarts.
2.2. Verweerder I heeft bij brief van 4 oktober 2012 aan verzoekers meegedeeld geen aanleiding te zien de protestactie te verbieden. Wel heeft verweerder I voorwaarden verbonden aan de demonstratie. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op de hygiëne, de sanitaire voorzieningen en de brandveiligheid. Voorts heeft verweerder I aangegeven dat de tenten zodanig dienen te worden opgesteld dat het toezicht niet wordt belemmerd. Ook mag het aantal tenten niet toenemen. Tevens heeft verweerder I verzoekers een aanbod gedaan in die zin dat aan de Dienst Terugkeer en Vertrek is gevraagd gesprekken te voeren met degenen die bereid zijn tot terugkeer en in die gevallen onderdak te bieden. Verzoekers hebben van dit aanbod geen gebruik gemaakt.
2.3. Verweerders hebben op 16 november 2012 besloten dat uiterlijk vrijdag
23 november 2012 om 07.00 uur de demonstratie en het tentenkamp dienen te worden beëindigd. Hierbij heeft verweerder I toegezegd zich te zullen inspannen voor een tijdelijke opvang in de vorm van een herstelperiode van 30 dagen voor hen die niet zelf in onderdak kunnen voorzien. Dit aanbod geldt voor de 88 demonstranten die op 11 november 2012 in het tentenkamp hebben overnacht. Verweerder I heeft tien omliggende gemeenten bereid gevonden deze opvang te verzorgen. Nadat verzoekers onderhavig verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hebben ingediend, hebben verweerders het besluit geschorst in die zin dat de demonstratie en het tentenkamp vóór vrijdag 30 november 2012 om 7.00 uur dienen te worden beëindigd.
3. Standpunten van partijen
3.1. Aan het besluit van 16 november 2012 hebben verweerders ten grondslag gelegd dat – in strijd met de voorwaarden – sprake is van een substantiële groei van het tentenkamp. Voorts is geconstateerd dat het tentenkamp regelmatig vol ligt met (zwerf)vuil. Onder andere door het niet naleven van voorwaarden op het gebied van de voedselveiligheid en het gebrek aan stromend (warm) water, is er sprake van toenemende gezondheidsrisico's, waaronder een risico op infectieziekten. Artsen die het tentenkamp hebben bezocht, hebben hun zorgen geuit over de psychische gezondheidstoestand van verzoekers. Het tentenkamp bevindt zich in een woonbuurt. Hierdoor gaat van het tentenkamp een belasting uit naar de woon- en leefomgeving. Dit brengt een groter risico op overlast en wanordelijkheden met zich mee. Er is een aantal klachten van omwonenden ontvangen. Verzoekers zijn niet bereid het tentenkamp te verkleinen tot de afgesproken 60 demonstranten. De onoverzichtelijke opstelling van het grote aantal tenten bemoeilijkt het uitoefenen van adequaat toezicht door de betrokken instanties. Ook door de duur van de demonstratie zijn de betrokken instanties steeds minder goed in staat de hulp te continueren en wordt een onevenredig beslag op de hulpinstanties gelegd. Op grond van deze feiten en omstandigheden zijn verweerders tot het oordeel gekomen dat de demonstratie en het tentenkamp aan de Notweg moeten worden beëindigd.
3.2. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij geen inkomen hebben, dakloos zijn en middels de demonstratie aandacht vragen voor de onmogelijke positie waarin zij zich bevinden. Zij zijn uitgeprocedeerd en mogen dus niet in Nederland blijven, terwijl zij evenmin kunnen terugkeren naar het land van herkomst. Het doel van de demonstratie is een humaner beleid ten aanzien van asielzoekers. Verzoekers willen met het tentenkamp zichtbaar maken dat zij in Nederland zijn en op straat moeten leven. Van een permanent karakter is geen sprake. Van een dwingende maatschappelijke noodzaak om verzoekers recht op demonstratie te beperken is evenmin sprake. Het is voor verzoekers onmogelijk ervoor te zorgen dat de omvang van het tentenkamp niet toeneemt, nu sprake is van een demonstratie waaraan een ieder mag deelnemen. Niet is aangetoond dat de demonstratie de reeds aanwezige gezondheidsproblemen bij de bewoners heeft verergerd. Van nieuwe gezondheidsproblemen in het tentenkamp en in de omgeving daarvan is geen sprake. Nu evenmin kan worden gesteld dat sprake is van een daadwerkelijk risico op wanordelijkheden is er onvoldoende grond om de demonstratie te beëindigen.
4.1. In artikel 9, eerste lid, van de Grondwet wordt het recht tot vergadering en betoging erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet.
In artikel 9, tweede lid, van de Grondwet is bepaald dat de wet regels kan stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
4.2. Op grond van artikel 2 van de Wet openbare manifestaties (Wom) kunnen de bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
4.3. Op grond van artikel 7 van de Wom kan de burgemeester aan degenen die een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging houden of daaraan deelnemen opdracht geven deze terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien:
(…)
c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
4.4. Op grond van artikel 2.20, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam (APV) is het verboden de weg als slaapplaats te gebruiken of op of aan de weg of het openbaar water een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of ander onderkomen als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe de gelegenheid te bieden.
Op grond van artikel 4.3, eerste lid, van de APV is het verboden om zonder vergunning van het college voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg te plaatsen, aan te brengen, te hebben of te storten.
5.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure de vraag voorligt of in dit concrete geval het grondwettelijk recht op demonstratie moet wijken voor de belangen van bescherming van de gezondheid en bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Daarbij komt dat, nu verweerder I op grond van artikel 7 van de Wom een discretionaire bevoegdheid heeft tot het beëindigen van een demonstratie, het gebruik van deze bevoegdheid marginaal dient te worden getoetst.
5.2. In de Memorie van Toelichting bij artikel 2 van de Wom (TK, vergaderjaar 1985-1986, 19 427, nr. 3) is vermeld dat de belangen genoemd in artikel 2 dezelfde zijn als die genoemd in de artikelen 6, tweede lid, en 9, tweede lid, van de Grondwet. De gegeven beperkingsbevoegdheden voor manifestaties op openbare plaatsen zijn ruimer dan die voor manifestaties op niet-openbare plaatsen. De inhoud van onder meer het begrip 'bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden' wordt tot op zekere hoogte beïnvloed door de context waarbinnen dit begrip moet worden toegepast. De aard van (verwachte) gedragingen en de plaats waar de manifestatie wordt gehouden, kunnen van betekenis zijn.
5.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder I in redelijkheid kan vaststellen dat de demonstratie in de vorm van het tentenkamp risico's voor de gezondheid met zich meebrengt. Uit de diverse rapportages die zich in het dossier bevinden komt naar voren dat de omvang van het tentenkamp sinds 25 september 2012 beduidend is toegenomen. Op 4 oktober 2012 overnachtten er 38 demonstranten in het tentenkamp. Dit aantal is gestegen tot 88 demonstranten op 11 november 2012. Verzoekers stellen zelf dat er op dit moment 137 demonstranten verblijven. De voorzieningenrechter stelt vast dat het tentenkamp, gelet op de groei ervan, een aanzuigende werking heeft. Er verblijven steeds meer demonstranten op hetzelfde, relatief kleine, oppervlak. De sanitaire voorzieningen zijn beperkt. Uit de rapportages van de Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) komt naar voren dat verzoekers zich niet houden aan de gestelde voorwaarden over voedsel en hygiëne. Er zijn brood- en voedselresten aangetroffen buiten de proviandtent, evenals vuile vaat met etensresten. Vanwege het ontbreken van stromend (warm) water is het niet mogelijk de afwas te doen of de handen goed te wassen na bijvoorbeeld toiletbezoek. De voedselveiligheid is onvoldoende gewaarborgd, nu het voedsel dat naar het tentenkamp wordt gebracht niet altijd direct wordt opgegeten en wordt bewaard zonder dat er goede opslagmogelijkheden zijn, waarna het opnieuw wordt opgewarmd. Door deze omstandigheden wordt ongedierte aangetrokken en bestaat er een groot risico op het uitbreken van maagdarminfecties. De voorzieningenrechter neemt voorts in aanmerking dat door verzoekers is gesteld dat zij niet kunnen en willen meewerken aan een beperking van het aantal demonstranten. Evenmin kunnen zij ervoor zorgen dat de demonstranten zich aan de gestelde voorwaarden houden. Dat zij daartoe wel hun best doen doordat inmiddels sprake is van een betere organisatie, leidt niet tot een ander oordeel. Dit lijkt immers vooral te zien op de woordvoering en een betere communicatie, maar niet op de naleving van voorwaarden.
5.4. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat verweerder I in redelijkheid tot de conclusie kan komen dat er vrees voor wanordelijkheden bestaat. Gebleken is dat een aantal incidenten heeft plaatsgevonden, waaronder het incident in de nacht van 13 op 14 november 2012. Sympathisanten van de nationalistische vereniging Voorpost hebben het toegangshek naar het plein afgesloten met een onbreekbare ketting. Nu, zoals ter plaatse is gebleken, geen nooduitgang aanwezig is, konden de demonstranten het plein niet verlaten. Ook is er een incident geweest waarbij een aantal jongeren de demonstranten heeft uitgescholden en brood naar hen heeft gegooid. Tevens is geconstateerd dat een groep zogenoemde scooterjongens zich 's avonds rondom het tentenkamp begeeft en de demonstranten uitscheldt. Bij de buurtregisseur bestaat de vrees dat dit gedrag omslaat naar erger. Daarnaast heeft een aantal omwonenden klachten ingediend bij verweerder I over de aanwezigheid van het tentenkamp en het gedogen van de situatie. Er liggen stapels natte kleding buiten de tenten en er is veel zwerfvuil aanwezig. Verzoekers hebben deze incidenten niet betwist, maar stellen dat nog steeds sprake is van een vreedzame situatie in en rond het tentenkamp. Tegenover de klachtbrieven van omwonenden zijn volgens verzoekers veel buurtbewoners die hulp en steun bieden aan de demonstranten. De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun standpunt. Uit het gesprek met buurtbewoners dat heeft plaatsgevonden op 3 november 2012 komt naar voren dat de overlast is verergerd. De betrokken burgers hebben in dit gesprek aangegeven dat er grenzen zijn aan wat mensen aan hulp kunnen bieden. Het door verweerder I te beschermen belang is dat van het voorkómen van wanordelijkheden. Er hoeft dus niet al daadwerkelijk sprake te zijn van een onhoudbare situatie. Daarbij komt dat door de groei van het tentenkamp en het aantal weken dat de demonstratie duurt, het beslag op de toezichthoudende instanties zoals de politie, het stadsdeel, de brandweer en de GGD toeneemt. De grens aan wat zij kunnen bieden is eveneens bereikt.
5.5. Nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat verweerder I in redelijkheid kan vaststellen dat sprake is van gezondheidsrisico's en dat er vrees voor wanordelijkheden bestaat, is verweerder I op grond van artikel 7 van de Wom bevoegd de demonstratie te beëindigen. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast dat vanuit de zijde van verweerder I, met name in de persoon van de burgemeester zelf, diverse gesprekken met verzoekers en hun gemachtigden zijn gevoerd over de toekomst van de demonstratie en het tentenkamp aan de Notweg. Daarnaast heeft verweerder I zich ingespannen om een humane oplossing te vinden voor de demonstranten. Hiertoe heeft hij een aantal gemeenten bereid gevonden de demonstranten tot 2 januari 2013 een sobere bed-bad-broodvoorziening aan te bieden na de beëindiging van de demonstratie. Daarbij is tevens tijd voor begeleiding en contact over hun individuele asieldossier. Ook heeft hij de demonstranten meegedeeld dat de demonstratie – zonder tentenkamp – desgewenst op een andere locatie kan worden voortgezet. Mede gelet op deze inspanningen is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat verweerder I in redelijkheid van de hem toekomende bevoegdheid om de demonstratie te beëindigen gebruik heeft gemaakt.
5.6. Nu verweerder I in redelijkheid kan besluiten dat de demonstratie in de vorm van het tentenkamp moet worden beëindigd, is het tentenkamp in strijd met de artikelen 2.20 en 4.3 van de APV. Het is op grond van deze bepalingen immers verboden de weg als slaapplaats te gebruiken of hierop een tent te plaatsen en daarin te overnachten. Verweerder II heeft dan ook een beginselplicht om handhavend op te treden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder II van handhaving had moeten afzien is de voorzieningenrechter niet gebleken.
5.7. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter – ondanks het door verzoekers gestelde belang – het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling dan wel een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Wevers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 november 2012.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
Coll: MB
D: B
SB