vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
Sector Kanton
Zaaknummer: 1389676 KK EXPL 12-1591
Vonnis van: 21 november 2012
F.no.: 561
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
[eiseres]
wonende te [--]
eiseres
nader te noemen [eiseres]
gemachtigde: mr. C. Uluman
de besloten vennootschap INTISSAR CONSULTANCY B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen Intissar
gemachtigde: mr. J.H. Eleveld (SUR)
Bij dagvaarding van 31 oktober 2012 heeft [eiseres] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 14 november 2012 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiseres] is in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Voor Intissar is ter zitting verschenen [medewerker Intissar], vergezeld door de hiervoor genoemde gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van Intissar aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1.Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1.[eiseres] is op 24 oktober 2011 bij Intissar in dienst getreden, aanvankelijk in de functie van Assistent Accountant voor de duur van 6 maanden tegen een salaris van € 2.200,00 bruto per maand. Per 24 april 2012 is [eiseres] in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 12 maanden, in de functie van Senior Assistent Accountant, tegen een salaris van € 2.300,00 bruto per maand.
1.2.[eiseres] is in opleiding tot AA-accountant; het dienstverband bij Intissar maakt deel uit van de verplichte praktijkstage.
1.3.In augustus 2012 hebben partijen op verzoek van [eiseres] gesproken over onder andere salarisverhoging. In een e-mail van 15 augustus 2012 heeft [medewerker Intissar] naar aanleiding van dat gesprek aan [eiseres] bericht dat hij weliswaar niet geheel tevreden is over haar functioneren maar dat hij toch bereid is om in fases een salarisverhoging aan haar toe te kennen die afhankelijk is van haar prestaties.
1.4.In een e-mail van 28 augustus 2012 heeft [eiseres] gereageerd op het voorstel van [medewerker Intissar]. Daarin heeft zij onder andere aangekaart dat zij, kort gezegd, niet gediend is van [medewerker Intissar]’s seksueel getinte opmerkingen aan haar adres.
1.5.Op 24 september 2012 heeft Intissar [eiseres] op non-actief gesteld en haar een concept-beëindigingsovereenkomst aangeboden, waarin als aanleiding voor het beëindigen van het dienstverband wordt vermeld dat sprake is van onverenigbaarheid van karakters. In zijn e-mail van diezelfde dag heeft [medewerker Intissar] aan [eiseres] bericht: “Ik heb jou in het gesprek aangegeven dat er een verstoorde arbeidsrelatie is en wij jou een oplossing bieden.”
1.6.Op 9 en 10 oktober 2012 heeft [eiseres] telefonisch en per e- mail contact opgenomen met enkele cliënten van Intissar met de vraag of zij tevreden zijn geweest over de werkzaamheden die [eiseres] bij Intissar voor hen heeft verricht.
1.7.Bij brief van 10 oktober 2012 heeft de gemachtigde van Intissar [eiseres] op staande voet ontslagen. In de brief worden als gronden voor het ontslag, ieder afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, genoemd het feit dat [eiseres] niet naar behoren functioneerde en daarom al op non actief was gesteld alsmede het feit dat zij op 9 en 10 oktober 2012, met gebruikmaking van op onrechtmatige manier verkregen gegevens van cliënten van Intissar, contact met deze cliënten heeft opgenomen om hen onder valse voorwendselen een verklaring te laten doen over haar functioneren, waardoor deze klanten hun samenwerking met Intissar hebben opgezegd.
1.8.Bij brief van 19 oktober 2012 heeft de gemachtigde van [eiseres] namens [eiseres] de nietigheid c.q. onrechtmatigheid/onregelmatigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en medegedeeld dat [eiseres] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van haar werkzaamheden.
2.[eiseres] vordert als voorziening, kort gezegd, wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom, betaling van achterstallig loon over de periode van 10 oktober 2012 tot en met eind oktober 2012, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, doorbetaling van loon vanaf 1 november 2012 tot het rechtsgeldig einde van het dienstverband, vermeerderd met eventuele wettelijke rente en tot slot betaling van
€ 2,500,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente, dit alles met veroordeling van Intissar in de proceskosten.
3.[eiseres] stelt daartoe het volgende. Nadat [eiseres] de heer [medewerker Intissar] had aangesproken op zijn structurele seksuele intimidaties en in een gesprek een, weliswaar summiere, salarisverhoging had weten te bewerkstelligen, werd zij op 24 september 2012 plotsklaps op non actief gesteld. De redenen daarvoor waren, zo bleek pas bij navraag door haar gemachtigde, haar verzoek om salarisverhoging, haar ziekmeldingen in de maanden daarvóór en klachten van klanten over [eiseres]. Dit alles heeft grote impact op [eiseres] gehad. Met name de klachten van klanten kon zij niet plaatsen, te minder nu zij kort daarvoor salarisverhoging had gekregen. Overmand door twijfels en emoties heeft zij besloten om in het kader van haar leertraject enkele klanten te bevragen over haar functioneren. Daarna volgde het ontslag op staande voet. [eiseres] betwist dat daarvoor een dringende reden bestond. Zij heeft geen gebruik gemaakt van op onrechtmatige wijze verkregen gegevens. Verder is het [eiseres] onduidelijk waarom de klanten bij een vraag naar klanttevredenheid zouden hebben gedreigd de overeenkomst met Intissar op te zeggen, zoals Intissar beweert. Als er al sprake zou zijn van enig verwijtbaar handelen van [eiseres], dan is een ontslag op staande voet gelet op alle belangen die in dat kader tegen elkaar moeten worden afgewogen, een te ernstige maatregel.
4.Intissar voert tegen de vordering het volgende aan. Al vanaf het begin van het dienstverband bleek dat [eiseres] niet helemaal aan de verwachtingen voldeed en veel begeleiding nodig had. Na het verlengen van de arbeidsovereenkomst veranderden het gedrag en de prestaties van [eiseres]; klanten klaagden over haar werk. Hoewel [eiseres] daarna om een exorbitante salarisverhoging vroeg, heeft Intissar toch maar ingestemd met een (kleinere) salarisverhoging, in de hoop haar zo tot betere prestaties aan te zetten. Dit had echter niet het gewenste resultaat, de klachten namen alleen maar toe. Intissar was hierdoor genoodzaakt [eiseres] op non actief te stellen en haar een beëindigingsovereenkomst aan te bieden. Van ongewenste seksuele opmerkingen is geen sprake geweest. Terwijl [eiseres] aldus op non actief was gesteld en wist dat Intissar naar een beëindiging van het dienstverband streefde, heeft zij op 9 en 10 oktober 2012 vanuit haar privéadres klanten van Intissar benaderd met de vraag of zij tevreden over haar waren, dit onder het mom van ‘klanttevredenheidsonderzoek’. Dit heeft veel onrust bij de klanten van Intissar veroorzaakt. Als gevolg hiervan hebben enkele klanten de samenwerking met Intissar dan ook beëindigd. Gelet op het voorgaande meent Intissar dat zij terecht is overgegaan tot het verlenen van ontslag op staande voet.
5.In deze kort geding-procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
6.Meer in het bijzonder wordt beoordeeld of het aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Intissar heeft aan dat ontslag op staande voet – zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien - ten grondslag gelegd dat [eiseres] gedurende het dienstverband onvoldoende functioneerde en dat zij onder valse voorwendselen en met gebruikmaking van onrechtmatig verkregen gegevens contact met cliënten van Intissar heeft opgenomen om hen te laten verklaren over [eiseres] functioneren.
7.Ten aanzien van de eerstgenoemde grond heeft Intissar haar stellingen niet met concrete feiten en/of stukken onderbouwd. Zij heeft wel gesteld dat [eiseres] niet naar behoren functioneerde en dat er klachten over haar waren, maar zij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt wat er schortte aan het functioneren van [eiseres], noch heeft zij verslagen van beoordelingsgesprekken overgelegd waaruit blijkt dat het gestelde (dis)functioneren met [eiseres] is besproken. Alleen in de onder 1.3 genoemde e-mail en in de onder 1.7 genoemde ontslagbrief wordt het disfunctioneren aangestipt. Ook heeft Intissar de bedoelde klachten of verklaringen van klanten waaruit blijkt dat zij ontevreden waren over het functioneren van [eiseres], niet in het geding gebracht. Intissar heeft ter zitting wel benadrukt dat zij over al deze stukken beschikt, maar kiest ervoor om die niet in het geding te brengen. In het kader van deze kort geding-procedure heeft Intissar dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze grond op zichzelf een dringende reden voor ontslag opleverde.
8.Ten aanzien van de tweede grond die Intissar aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd geldt het volgende. Hoewel de betreffende e-mails zelf niet zijn overgelegd, staat wel vast dat [eiseres] op 9 en 10 oktober 2012 vanuit haar privéadres met 3 klanten van Intissar telefonisch contact heeft opgenomen en 4 klanten van Intissar een e-mail heeft gestuurd met de mededeling dat zij onderzoek doet naar de klanttevredenheid over haar werkzaamheden binnen Intissar. Nu [eiseres] al sinds 24 september 2012 op non actief was gesteld en zij deze vraag dus vanaf haar privéadres stelde onder de vlag van ‘klanttevredenheidsonderzoek’, buiten medeweten van haar baas, was deze handelwijze onjuist.
9.Indien deze actie echter geen negatieve respons onder de klanten van Intissar teweeg heeft gebracht is het, zeker in een situatie waarin [eiseres] na een op non-actief stelling aangeslagen thuis zat, niet zonder meer zo dat dit een dringende reden voor ontslag opleverde. Indien deze handelwijze van [eiseres] wel heeft geleid tot onrust onder de klanten van Intissar, ligt dit mogelijk anders. Volgens Intissar is dit laatste het geval en heeft Intissar alles op alles moeten zetten om de onrust onder haar klanten weg te nemen. Intissar heeft in deze kort gedingprocedure echter niet aannemelijk gemaakt dát de actie van [eiseres] tot onrust onder de klanten van Intissar heeft geleid en dat zij als direct gevolg dáárvan hebben opgezegd. Uit de in de pleitnota opgenomen citaten van klanten, die dateren van eind oktober en begin november 2012, blijkt bijvoorbeeld niet dat de opzeggingen verband houden met de actie op 9 en 10 oktober 2012 van [eiseres]. Nu Intissar, zoals zij ter zitting verklaarde, direct na de actie van [eiseres] mails aan haar klanten heeft gestuurd met de mededeling dat zij niet moeten ingaan op een zogenaamd klanttevredenheidsonderzoek door [eiseres], is het zonder nadere stukken en toelichting zelfs niet uitgesloten dat Intissar de onrust onder haar klanten juist zelf heeft aangewakkerd. Intissar heeft echter ook ten aanzien van deze grond gesteld dat zij over de nodige stukken beschikt die haar stellingen dienaangaande onderbouwen.
10.Gelet op al het vorenstaande is de uitkomst van een bodemprocedure thans, zonder nadere stukken, niet zó evident dat daarop thans vooruitgelopen kan worden door toewijzing van de vordering van [eiseres]. De vorderingen van [eiseres] worden dan ook afgewezen.
11.Ten overvloede wordt nog overwogen dat de kantonrechter, gelet op de aard van de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde dringende reden, niet toekomt aan een beoordeling van de verwijten inzake seksuele intimidatie.
12.[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
II.veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van Intissar begroot op € 400,00 inclusief eventueel verschuldigde btw, aan salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. C. von Meyenfeldt, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.