ECLI:NL:RBAMS:2012:BY5052

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
528593 / KG ZA 12-1468 HJ/CGvB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in kort geding door Woningstichting Rochdale

In deze zaak heeft Woningstichting Rochdale een kort geding aangespannen tegen gedaagden met als doel ontruiming van een onroerende zaak. De vordering omvatte ook de betaling van interne onderzoekskosten die gemaakt zijn bij de opsporing van onrechtmatige bewoning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat deze kosten, volgens artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek, zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en daarom in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. Echter, Rochdale heeft onvoldoende bewijs geleverd om de hoogte van deze kosten te schatten, waardoor de gevorderde interne onderzoekskosten zijn afgewezen.

Tijdens de zitting op 26 november 2012 heeft Rochdale haar vorderingen toegelicht en verzocht om vonnis. De voorzieningenrechter heeft de ontvankelijkheid van de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat de dagvaarding ten aanzien van de betaling van buitengerechtelijke kosten nietig is, omdat gedaagden sub 2 niet anoniem konden worden gedagvaard voor een geldvordering. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen de niet verschenen gedaagden.

De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat de gevorderde dwangsom en ontruiming gerechtvaardigd zijn, gezien de omstandigheden van de zaak. Rochdale heeft gesteld dat illegale onderhuur de leefbaarheid en veiligheid in de buurt in gevaar brengt, wat haar belang bij de ontruiming onderstreept. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.199,64, te vermeerderen met advertentiekosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 528593 / KG ZA 12-1468 HJ/CGvB
Vonnis in kort geding van 28 november 2012
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 6 november 2012,
advocaat mr. R.N.E. Visser te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaats],
2. HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK, OF EEN GEDEELTE DAARVAN, AAN HET ADRES [adres] TE [plaats],
gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 26 november 2012 heeft eiseres, verder Rochdale, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens heeft Rochdale verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren namens Rochdale aanwezig: mw. [A] en mw. [B], medewerkers bestrijding onrechtmatige bewoning van Rochdale, met mr. E.M. Martens kantoorgenote van mr. Visser.
2. De beoordeling
ontvankelijkheid
2.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden – buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van eiseres bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
verstekverlening c.q. nietigheid in de dagvaarding
2.2. In de door Rochdale uitgebrachte dagvaarding wordt jegens gedaagden sub 2 niet alleen ontruiming gevorderd, maar eveneens betaling van de buitengerechtelijke kosten. De mogelijkheid die artikel 61 Rv biedt om bij wijze van uitzondering bepaalde personen anoniem te dagvaarden, beperkt zich echter tot een vordering tot ontruiming. Dit betekent dat gedaagden sub 2 niet anoniem kunnen worden gedagvaard met betrekking tot een geldvordering. Ten aanzien van de in het petitum onder 3 weergegeven vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten zal de dagvaarding om die reden nietig worden verklaard. In de dagvaarding zijn voor het overige de bij wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek tegen [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 – die beiden niet zijn verschenen – op die onderdelen kan worden verleend.
dwangsom
2.3. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
standpunt van Rochdale ter zake buitengerechtelijke kosten
2.4. Rochdale stelt dat onderverhuur dikwijls gepaard gaat met een wijze van bewoning of gebruik van de woning die de leefbaarheid in de buurt en/of de veiligheid van omwonenden in gevaar brengt, zoals gebruik als wietplantage. Om die reden heeft zij als verhuurder – ook gezien de woningnood – een groot belang om daadkrachtig tegen illegale onderhuur op te treden. Rochdale heeft op jaarbasis ongeveer 300 gevallen van onrechtmatige bewoning, althans andere zaken waar ontruiming wordt gevorderd (bijv. hennepteelt). De afhandeling daarvan bestaat uit het afleggen van huisbezoeken, het verkrijgen van getuigenverklaringen, gesprekken met de buurtregisseur, gesprekken met de wijkbeheerder, opbouw dossier, check GBA, bekijken van contractstukken, controle financiële gegevens, gesprekken met huurder zelf en het schrijven van brieven. Voornoemde werkzaamheden biedt werk aan 10fte's. In totaal komen de kosten hiervoor uit op een bedrag van € 600.000,= (€ 60.000,= per fte) per jaar. Hier spelen uiteraard niet alleen de loonkosten een rol, maar ook die van de werkplek en alle bijkomende voorzieningen. Het hele 'opsporings- en bestrijdingsapparaat' moet ten behoeve van (het opsporen van) de wanordelijkheden in stand worden gehouden, aldus Rochdale.
2.5. Rochdale verlangt op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vergoeding van deze kosten. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat de op 1 juli 2012 in werking getreden Wet Normering Buitengerechtelijke Incassokosten (hierna: "de Wet") niet op onderhavige zaak van toepassing is, althans daar niet in voorziet. Rochdale voert daartoe twee argumenten aan.
1. De Wet gaat uit van een staffel ten aanzien van gevorderde hoofdsommen van een bepaalde waarde, terwijl er in deze zaak ontruiming wordt gevorderd (onbepaalde waarde).
2. De Wet is van toepassing op verbintenissen die voortvloeien uit een overeenkomst tot betaling van een geldsom. Dit is alleen aan de orde in de relatie verhuurder - huurder. Echter, aangezien er in casu ook een vordering op grond van onrechtmatige daad is ingesteld (de onderhuurders hebben immers geen contractuele relatie met de verhuurder), is de Wet niet op die vordering van toepassing.
Omdat de Wet volgens Rochdale niet van toepassing is, althans niet in onderhavig geval voorziet, vordert zij de daadwerkelijke gemaakte buitengerechtelijke kosten. Welke buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, dient aan de hand het arrest Arnev/Staat (HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 196) te worden vastgesteld. In dat arrest is onder meer bepaald dat ook interne werkzaamheden van partijen voor vergoeding in aanmerking komen, aldus nog steeds Rochdale. Nu de precieze kosten per zaak niet zijn vast te stellen, vordert zij een forfaitair bedrag van € 2.000,00.
2.6. Bovendien heeft de verhuurder voor de vaststelling en afhandeling van de onrechtmatige toestand advocaatkosten moeten maken. Die kosten/werkzaamheden van de advocaat bestaan uit het bestuderen van het dossier, plegen van overleg en het voeren van correspondentie en telefoongesprekken. Deze werkzaamheden zijn anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van deze procedure, zodat die (ook) voor vergoeding in aanmerking komen. Rochdale vordert uit dien hoofde € 2.000,00.
de beoordeling van de gevorderde buitengerechtelijke kosten door de voorzieningenrechter
2.7. Uit hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, volgt dat de voorzieningen¬rechter enkel dient te beoordelen of [gedaagde sub 1] in dit geval gehouden is de door Rochdale gemaakte buitengerechtelijke kosten te voldoen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de werkzaamheden die door medewerkers van Rochdale worden verricht om onrechtmatige bewoning op te sporen en te bestrijden in beginsel vallen onder de omschrijving van "kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid" als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Dat wil zeggen dat deze kosten, indien een procedure in rechte volgt, krachtens het bepaalde in artikel 6:96 lid 3 BW "van kleur verschieten" indien en voor zover zij kunnen worden aangemerkt als verrichtingen ten behoeve van het geding. De in artikel 6:96 lid 4 BW bedoelde algemene maatregel van bestuur (het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) heeft hierop geen betrekking, aangezien dit besluit alleen geldt voor kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 onder c BW.
Rochdale kan dus als een procedure in rechte volgt daarin alleen aanspraak maken op vergoeding van kosten van feitelijk onderzoek en dergelijke zoals verricht door de medewerkers van Rochdale, voor zover die werkzaamheden niet vallen onder de werkzaamheden waarop een proceskostenveroordeling ziet. De interne kosten van Rochdale tot vaststelling van schade en aansprakelijkheid die niet "van kleur verschieten" indien het tot een procedure komt, komen dus volgens de Wet, mede gelet op de door Rochdale genoemde jurisprudentie, voor vergoeding in aanmerking.
2.8. Vervolgens is de vraag of deze kosten forfaitair begroot kunnen worden. De door Rochdale aangevoerde feiten, ook als van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan, zijn onvoldoende basis om de kosten te schatten als bedoeld in artikel 6:97 BW op het gemiddelde per zaak. Daarvoor kan onvoldoende worden uitgemaakt welke kosten wel en welke niet worden gemaakt ter voorbereiding van de gedingstukken. Bovendien is niet aannemelijk dat in elke zaak een gelijke inspanning wordt verricht, zodat ook om die reden een forfaitaire begroting op in elk geval hetzelfde bedrag niet in aanmerking komt. Daarvoor zijn de verschillen tussen de zaken te groot.
De in dit geding gestelde feiten geven ook onvoldoende houvast om de interne kosten te schatten. In deze zaak zullen de interne kosten daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. In toekomstige zaken zullen de kosten kunnen worden begroot en zo nodig geschat als Rochdale voldoende inzicht geeft in de in het concrete geval door haar eigen medewerkers verrichte werkzaamheden – voor zover niet dienend ter voorbereiding van het geding – en de daaraan toe te rekenen kosten.
2.9. Rochdale heeft voorts nog gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van deze procedure, maar heeft deze niet nader gespecificeerd, zodat het uit dien hoofde gevorderde bedrag eveneens zal worden afgewezen.
slotsom
2.10. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
proceskosten
2.11. [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rochdale worden begroot op:
- dagvaarding € 97,64
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 527,00
Totaal € 1.199,64, te vermeerderen met de kosten gemaakt voor de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van onderdeel 3 van het jegens gedaagden sub 2 gevorderde,
3.2. verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2,
3.3. veroordeelt [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 hoofdelijk om uiterlijk binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, de onroerende zaak gelegen aan het adres [adres] ([postcode]) te [plaats] met al het hunne en de hunnen te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eiseres te stellen, met machtiging van Rochdale, voor zover vereist, zo [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 mochten nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de nakoming daarvan te (doen) bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv,
3.4. veroordeelt [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 hoofdelijk om aan Rochdale een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 3.3 uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 2.500,00 is bereikt,
3.5. veroordeelt [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 hoofdelijk, indien zij niet vrijwillig aan de onder 3.3 opgenomen veroordeling tot ontruiming voldoen en Rochdale de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan Rochdale de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
3.6. veroordeelt [gedaagde sub 1] met ingang van 31 oktober 2012 tot betaling aan Rochdale van een gebruiksvergoeding van € 319,63 voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat [gedaagde sub 1] de onroerende zaak gelegen aan het adres [adres] ([plaats]) te [plaats], na vorenbedoelde datum nog in gebruik heeft, tot aan de dag der ontruiming,
3.7. veroordeelt [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale tot op heden begroot op € 1.199,64, te vermeerderen met de kosten van de onder 2.11 genoemde advertentie,
3.8. veroordeelt [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] en gedaagde sub 2 niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.9. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. C.G. van Blaaderen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.?