ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-676223-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, opzettelijke vrijheidsberoving en gekwalificeerde diefstal in Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting, opzettelijke vrijheidsberoving en gekwalificeerde diefstal. De verdachte heeft de aangeefster op 9 maart 2012 in Amsterdam onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp beroofd. Hij heeft haar meegenomen naar de hoogste verdieping van een flat, waar hij haar gedwongen heeft zich uit te kleden en haar vervolgens heeft verkracht. Na de verkrachting heeft de verdachte de eigendommen van de aangeefster meegenomen, haar kleding weggegooid en haar naakt in het flatgebouw achtergelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen en dat hij haar pinpas heeft afgenomen om geld van haar rekening op te nemen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.076,--, dat de verdachte aan de aangeefster moet betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/676223-12 (Promis)
Datum uitspraak: 19 juli 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1984],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [plaats], gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Vriezen-Buist en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 5 juli 2012, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, althans op het lichaam van voornoemde [A] gericht en/of gericht gehouden en/of een vuurwapen, althans en op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [A] getoond en/of voorgehouden en/of voornoemde [A] in/bij de kraag gegrepen en/of meegetrokken/meegesleurd
naar de ingang van flat [adres 1] en/of (vervolgens) naar een van de bovenste verdiepingen van voornoemde flat, in elk geval voornoemde [A] belet te gaan waar zij, [A], wilde gaan
2.
hij op of omstreeks 09 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], immers heeft verdachte die [A] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [A] duwde/bracht en/of dat verdachte het lichaam van die [A] betastte, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte voornoemde [A] met haar hoofd tegen een raam heeft geslagen en/of die [A] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of (aldus) voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
3.
hij op of omstreeks 09 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en/of een of meer (huis)sleutel(s) en/of een (mobiele) telefoon (merk: Samsung), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [A] onverhoeds van achteren heeft benaderd en/of die [A] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of een tas uit een/de hand(en) van die [A] heeft getrokken en/of gerukt en/of in/bij de kraag heeft gegrepen en/of vastgepakt en/of heeft meegetrokken/meegesleurd naar de ingang van flat [adres 1] en/of (vervolgens) naar een van de bovenste verdiepingen van voornoemde flat
4.
hij op of omstreeks 09 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [A], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen voornoemde [A], die [A] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft verdachte voornoemde [A] gevraagd naar de (correcte) pincode behorende bij haar pinpas en/of voornoemde [A] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of voorgehouden, waarna voornoemde [A] de (correcte) pincode heeft (af)gegeven en/of verteld
5.
hij op of omstreeks 09 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren)/geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 ten laste gelegde bewezen kan worden. De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte een vuurwapen heeft getoond.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aan verdachte is onder 4 ten laste gelegd dat hij aangeefster dwong haar pincode af te geven, door haar daarnaar te vragen en een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen of voor te houden. Ander geweld, bedreigingen of feitelijkheden zijn niet in de tenlastelegging opgenomen. Voor het tonen van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het moment waarop verdachte aangeefster naar haar pincode vroeg, bevat het procesdossier geen bewijs. Het vragen naar de pincode kan wel worden bewezen, maar kwalificeert zonder nadere feitelijke omschrijving niet als dwang. Wellicht hebben ander geweld, bedreiging met geweld en/of feitelijkheden ertoe geleid dat aangeefster haar pincode heeft afgegeven, maar dat is verdachte niet ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom moeten vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde.
5. Waardering van het bewijs
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten ook bewezen kunnen worden. Hiertoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat de verklaring van aangeefster moet worden gevolgd, aangezien haar verklaring voldoende steun vindt in het overige bewijs. Aangeefster heeft consistent en gedetailleerd verklaard. De officier van justitie acht de verklaringen van verdachte niet geloofwaardig, nu verdachte na het ontvangen van nieuwe informatie van zijn ondervragers zijn verklaring steeds heeft aangepast en zijn verklaringen geen steun vinden in objectieve bewijsmiddelen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 ten laste gelegde verkrachting en het gebruik van een vuurwapen, zoals onder 1 en 3 ten laste is gelegd, niet bewezen kunnen worden. Daarbij is aangevoerd dat aangeefster op deze onderdelen niet volledig en naar waarheid heeft verklaard. De overige ten laste gelegde feiten heeft verdachte bekend.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Voordat de rechtbank uiteenzet welke in de wettige bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden zij redengevend acht voor het bewijs, zal zij ingaan op het verweer van de verdediging dat aangeefster niet volledig en naar waarheid heeft verklaard wat betreft de verkrachting en het gebruik van een vuurwapen.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. Haar verklaringen zijn gedetailleerd, onderling consistent en vinden op belangrijke onderdelen steun in het overige bewijs. De verklaringen van verdachte daarentegen zijn zeer verschillend en wekken de indruk telkens te zijn aangepast aan door verbalisanten aan verdachte vertelde informatie. Op belangrijke onderdelen vinden de verklaringen van verdachte ook weerlegging in objectieve bewijsmiddelen.
Camerabeelden
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte voor haar gevoel gedurende een uur haar tas heeft doorzocht en dat de verkrachting naar haar beleving ongeveer een half uur duurde. Verdachte heeft de verkrachting ontkend en heeft verklaard dat hij met aangeefster ongeveer tien minuten in de flat is geweest. Op beelden die zijn opgenomen met behulp van een zogenoemde openbare-orde-camera is te zien dat verdachte – hij heeft erkend dat hij op deze beelden te zien is – aangeefster om 5:41 uur meesleurt in de richting van de flat Kleiburg. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte na de verkrachting is weggegaan om geld op te nemen bij een pinautomaat. Uit gegevens van ING blijkt dat op 9 maart 2012 om 6:30 uur bij een geldautomaat aan de [adres 2] geld is opgenomen van de rekening van aangeefster. Verdachte heeft bekend dat hij daar op dat moment geld heeft opgenomen. De politie heeft de route van de [adres 2] naar de flat [adres 1] gelopen en constateerde dat dit in een flink wandeltempo vier minuten duurde. Het bovenstaande – in onderlinge samenhang bezien – leidt tot de conclusie dat verdachte de flat [adres 1] omstreeks 6:26 uur moet hebben verlaten. Aangeefster en verdachte moeten dus samen ongeveer 45 minuten – vanaf ongeveer 5:41 uur tot 6:26 uur – in de flat hebben doorgebracht. De rechtbank constateert dat de verklaring van aangeefster op dit punt steun vindt in objectief bewijs, terwijl de verklaring van verdachte door datzelfde bewijs wordt weerlegd.
Kapotte ruit
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar hoofd heeft vastgepakt en haar tegen het raam aan sloeg. Verdachte daarentegen heeft gezegd dat hij aangeefster heeft weggeduwd en dat zij toen met haar hoofd tegen het glas is gekomen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de vernielde ruit op de plaats delict. Hieruit is gebleken dat de aangetroffen situatie, gezien de lichaamslengte van aangeefster en de hoogte van het gat in de vernielde ruit, meer overeenkomt met de verklaring van aangeefster dan met die van verdachte. Wederom constateert de rechtbank, dat objectief bewijsmateriaal de verklaring van aangeefster ondersteunt.
Spermavloeistof
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn penis in haar vagina is geweest. Verdachte daarentegen heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn penis in de nabijheid van aangeefster helemaal niet uit zijn broek is geweest.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar meerdere bemonsteringen die bij aangeefster zijn veiliggesteld. In twee inwendige bemonsteringen van de vagina van aangeefster is een aanwijzing gekregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof. In deze spermavloeistof zijn aanwijzingen gevonden voor een relatief geringe hoeveelheid Y-chromosomaal (mannelijk) DNA. De onvolledige Y-chromosomale profielen matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte en matchen niet met het Y-chromosomale DNA-profiel van de partner van aangeefster. Dit betekent dat voornoemde bemonsteringen naast een relatief grote hoeveelheid celmateriaal dat afkomstig is van aangeefster ook een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte en ook van alle andere, in de mannelijke lijn aan verdachte verwante mannen. Daarnaast kan het afkomstig zijn van een onbekend aantal niet aan verdachte verwante mannen. Dergelijk bewijs dient met behoedzaamheid te worden gebruikt, en – in deze zaak – alleen voor zover zij steun vindt in ander bewijs. De bevindingen van het NFI bieden een aanwijzing dat aangeefster naar waarheid heeft verklaard dat verdachte met zijn penis in haar is geweest. Mannelijke familieleden van verdachte spelen in deze zaak geen rol en de partner van aangeefster – die zij al sinds november 2010 kent – kan worden uitgesloten als donor van de spermavloeistof. Dat laat de mogelijkheid open dat de spermavloeistof afkomstig is van een onbekend aantal niet aan verdachte verwante mannen. Vaststaat echter dat zowel in de lezing van verdachte als die van aangeefster, tijdens hun verblijf in de flat [adres 1] geen onbekende mannen met hun penis in de vagina van aangeefster zijn geweest. Het is daarom niet aannemelijk dat de spermavloeistof afkomstig is van een onbekende man met hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel als dat van verdachte. Het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien – leidt tot de conclusie dat kan worden bewezen dat verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster is geweest. De verklaring van aangeefster vindt wederom steun in objectief bewijs, terwijl datzelfde bewijs de verklaring van verdachte weerlegt.
Wisselende verklaringen
Verdachte heeft aanvankelijk iedere betrokkenheid bij de hem ten laste gelegde feiten ontkend. Hij vertelt de nacht bij een meisje te hebben doorgebracht en daarna naar huis te zijn gegaan. In een volgende verklaring vertelt verdachte echter dat zijn eerdere verklaring niet klopte. Hij was niet bij een meisje, maar is naar [adres 3] gegaan om drugs te verkopen aan een paar junkies. Ook zegt hij dat het onmogelijk is dat er DNA van hem bij die aangeefster gevonden zal worden. Dat zweert hij op alles en iedereen die hem lief zijn. Van hem zal de politie geen sporen vinden. Nadat hem een foto van aangeefster wordt getoond, verklaart verdachte dat hij haar kent als een junkie. Hij vertelt dat er verhalen de ronde doen dat een jongen – [B] – haar heeft beroofd en verkracht. In weer een volgende verklaring, afgelegd tegenover de officier van justitie, zegt verdachte dat hij aangeefster en haar vriend kent en dat hij nog geld kreeg van haar vriend. Voor deze vriend maakte hij kopietjes van bankpasjes van junkies. Daarom heeft hij haar geld afhandig gemaakt, maar hij ontkent haar te hebben verkracht. Wel heeft hij – daartoe door aangeefster gedwongen – haar aangeraakt. Zo kan het zijn dat DNA van hem op haar is gekomen, aldus verdachte. Maar haar billen heeft hij niet aangeraakt. Wat er met haar kleding is gebeurd en hoe die kleding beneden is gekomen weet verdachte niet. Maar in weer een andere verklaring zegt verdachte dat aangeefster zijn handen naar haar billen heeft gebracht. De kleding heeft verdachte in de tas van aangeefster gedaan en naar buiten gegooid.
De rechtbank constateert dat verdachte in het algemeen over de toedracht wisselende verklaringen heeft afgelegd, maar dat hij ook – nadat hij heeft erkend dat er een confrontatie tussen hem en aangeefster is geweest – binnen die laatste lezing van wat volgens hem is voorgevallen onder meer over het aanraken van het lichaam van aangeefster en over wat er is gebeurd met de kleding van aangeefster verschillende verklaringen heeft afgelegd. Daar komt bij, dat voor de door verdachte geschetste aanleiding – de partner van aangeefster was hem geld schuldig in verband met door hem verrichte werkzaamheden – door de politie geen bewijs is gevonden. Onder deze omstandigheden en gezien de consistente, gedetailleerde en op objectief bewijs steunende verklaring van aangeefster, acht de rechtbank de lezing van verdachte over de aanleiding voor de gebeurtenissen, over het niet gepleegd hebben van een verkrachting en over het niet voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, niet aannemelijk.
6. Het bewijs ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat:
Ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten:
1. Een proces-verbaal van aangifte van 9 maart 2012 met nummer 2012064284-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [C] en [D], doorgenummerde pagina’s 74 en 75.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [A], zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 9 maart 2012 werd op de locatie [adres 1] te [plaats] de volgende feiten gepleegd. Ik doe aangifte van verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en diefstal met geweld. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van bevindingen Intakegesprek van 9 maart 2012 met nummer 2012064284-12, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [D] en [C], doorgenummerde pagina’s 38 tot en met 43.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [A], zakelijk weergegeven:
Op 9 maart 2012 heb ik om 05:30 uur mijn huis verlaten. Dat is aan de [adres 3]. Toen ik ter hoogte van de basisschool liep zag ik een man daar staan die aan het telefoneren was. Hij blokkeerde mij de weg door voor mij te gaan staan. Hij zei: “geef mij je telefoon en alles en geld.” Hij nam alles van mij af. Ik heb een Samsung telefoon. De sleutels van mijn huis zaten in mijn tas. Hij had een pistool. Hij hield het tegen mijn hoofd. Ik heb het een seconde gezien. Hij heeft dat tegen de rechterzijde van mijn hoofd gehouden. Ik weet dat het een donker gekleurd wapen was. Hij heeft mij in de hal bij de lift verkracht. Hij heeft mij met zijn vingers en penis verkracht. De man is weggegaan en liet mij daar achter. Hij ging weg om geld te halen.
3. Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster van 13 maart 2012 met nummer 2012064284, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [C] en [D], doorgenummerde pagina’s 83 tot en met 87.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [A], zakelijk weergegeven:
Toen hij om het gebouw heen liep rende hij rechtstreeks naar mij toe. Hij vatte mij bij de kraag en nam mij zo mee. De man bleef me vasthouden. Hij hield mijn kraag vast en leidde mij mee naar de flat. Hij wilde mijn telefoon en die pakte hij uit mijn zak. We zijn naar de bovenste verdieping gegaan met de lift. Hij hield mij al die tijd vast op de zelfde plek bij mijn nek, over mijn jas. Hij heeft mij niet meer losgelaten vanaf die corridor. Hij begon mijn tas te doorzoeken. Hij pakte mijn pinpas en vroeg wat de code was. Mijn pincode had ik ook gegeven.
In de tussentijd, terwijl ik mij moest uitkleden, zette hij een vuurwapen tegen de achterkant van mijn hoofd. Hij zag het adres waar ik woonde en hij zei dat als ik hem belazerde of de politie belde, dat hij mij zou vermoorden. Hij begon aan me te zitten en aan me te voelen. Hij raakte mijn vagina en mijn billen. Dit deed hij over mijn blote lichaam. Ik moest mij van de man uitkleden. Ik wilde dat niet en toen pakte hij dat vuurwapen. Hij zette dit vuurwapen tegen de rechterkant van mijn hoofd. Toen pakte hij mijn hoofd vast en sloeg hij mij tegen het raam. De man begon tegen mij te schreeuwen dat ik mij uit moest kleden. Hij begon mij toen te verkrachten. Ik deed mijn kleding uit en hij deed mijn kleding in mijn tas. Ik moest op mijn handen en knieën gaan zitten. Hij ging achter mij zitten. Hij stopte zijn vingers in mijn vagina. Hij deed mij heel veel pijn, want hij probeerde heel zijn hand in mijn vagina te doen. Ik voelde pijn. Hierna heeft hij zijn penis in mij gestopt. Hij probeerde met kracht zijn penis in mij te stoppen. Uiteindelijk lukte het. Ik had daarna een bloeding.
4. Een proces-verbaal van de beschrijving bewakingsbeelden Kraaiennest van 21 maart 2012 met nummer 2012064284, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [C], doorgenummerde pagina’s 153 tot en met 155.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Aan de achterzijde van winkelcentrum Kraaiennest [de rechtbank begrijpt: in Amsterdam], op de hoek van de flat [adres 1] en aan de straat genaamd [adres 4], hangen op twee punten openbare-orde-bewakingscamera’s van de politie. Hieronder staan de beelden beschreven.
Een man in donkere kleding komt van rechts achter de vrouw aanrennen. De vrouw kijkt de man voortdurend aan en deinst dan achterwaarts, met haar gezicht naar de man en met haar rug richting winkelcentrum Kraaiennest. Op de beelden is te zien dat de man de tas van de linkerschouder van de vrouw wegtrekt. Met zijn rechterhand pakt de man de kraag van de jas van de vrouw vast. Hij pakte deze vast ter hoogte van de nek van de vrouw. Zichtbaar is dat de vrouw verzet pleegt. De man sleurt de vrouw echter om 5:41 uur mee in de richting van de flat Kleiburg. Ik, verbalisant, herken de vrouw op de beeldopnamen als zijnde de aangeefster [A].
5. Een proces-verbaal onderzoek ruit plaats delict, met nummer 2012064284, van 3 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [E], doorgenummerde pagina’s 350 tot en met 354.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als bevindingen van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Uit ingesteld onderzoek c.q. de aangetroffen en opgemeten beschadiging in de vernielde ruit blijkt, mede met inachtneming van de lichaamslengte van aangeefster, de aangetroffen situatie meer met de omschrijving van aangeefster overeen te komen, dan met de verklaring van verdachte, die als oorzaak van de vernielde ruit een “val” van aangeefster omschrijft. Een val lijkt niet overeen te komen met de hoogte van het gat in de vernielde ruit.
6. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2012064284-45, van 26 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [F] en [E], doorgenummerde pagina’s 417 tot en met 419.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaringen van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Bij het nalopen van de vermoedelijk door verdachte gevolgde route tussen de pinautomaat aan de Karspeldreef en de onderdoorgang van de flat Kleiburg bedroeg de looptijd 4 (vier) minuten (opgemerkt zij dat deze route in een stevig wandeltempo werd afgelegd).
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
7. Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 juli 2012.
Ik heb aangeefster op 9 maart 2012 in Amsterdam van haar vrijheid beroofd. Ik heb haar naar voren geduwd en gezegd dat ze moest meelopen. We zijn naar een portiek gelopen en zijn naar boven gegaan in de flat. Ze kon weggaan, maar ik zou haar toch tegenhouden. Ik ben de man die te zien is op de camerabeelden in het procesdossier.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
8. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 11 mei 2012 opgemaakt door dr. S. van Soest, doorgenummerde pagina 435-445
Dit geschrift houdt onder meer in als verklaring van dr. S. van Soest, zakelijk weergegeven:
Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedendelict gepleegd in Amsterdam op 9 maart 2012. Te onderzoeken materiaal afkomstig van [A]. Een DNA-profiel van het volgende materiaal is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek: een referentiemonster van verdachte [verdachte].
In bemonstering #8 (vagina inwendig) en #9 (vagina inwendig) is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof. Van het DNA in de bemonsteringen #8 en #9 zijn onvolledige Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Deze Y-chromosomale DNA-profielen matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] en matchen niet met het Y-chromosomale DNA-profiel van de betrokkene [J].
9. Een proces-verbaal van de verhoor getuige van 9 maart 2012 met nummer 2012064284-3, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [G] en [H], doorgenummerde pagina’s 88 tot en met 92.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [J], zakelijk weergegeven:
[A] is mijn vriendin. Wij zijn partners en leven samen. Wij kennen elkaar sinds november 2010.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
10. Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 juli 2012.
Ik heb de spullen van aangeefster afgepakt. Ik liet aangeefster op 9 maart 2012 te Amsterdam staan en toen heb ik de spullen van haar afgetrokken.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
11. Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 juli 2012.
Ik ben met de pinpas van aangeefster naar de pinautomaat gegaan. Er stond honderdzestig euro op en dat heb ik opgenomen.
12. Een geschrift, zijnde een bankafschrift van de ING bank van [A], van 3 juli 2012.
9 maart 2012 06:30 uur, ING Amsterdam ZO AF 150 euro
9 maart 2012 06:32 uur, ING Amsterdam ZO AF 10 euro
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 3
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – bewezen dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gebruikt bij de onder 1 en 3 bewezen geachte feiten. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte een pistool had en dat hij dat tegen haar hoofd heeft gehouden. De rechtbank overweegt dat het vuurwapen waarover aangeefster spreekt, niet is gevonden. Daarom is niet komen vast te staan dat het om een vuurwapen als bedoeld in de Wet wapens en munitie gaat. Omdat aangeefster het voorwerp wel als een pistool heeft herkend en het dus in ieder geval op een vuurwapen moet hebben geleken, zal de rechtbank ‘een op een vuurwapen gelijkend voorwerp’ bewezen verklaren.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte:
1.
op 09 maart 2012 te Amsterdam, opzettelijk [A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van voornoemde [A] gericht en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [A] getoond en voornoemde [A] bij de kraag gegrepen en meegesleurd naar de ingang van flat Kleiburg en naar een van de bovenste verdiepingen van voornoemde flat.
2.
op 09 maart 2012 te Amsterdam, door geweld [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], immers heeft verdachte die [A] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis en vingers in de vagina van die [A] bracht en dat verdachte het lichaam van die [A] betastte, bestaande dat geweld hierin dat verdachte voornoemde [A] met haar hoofd tegen een raam heeft geslagen.
3.
op 09 maart 2012 te Amsterdam, op de openbare weg, Kleiburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en sleutels en een mobiele telefoon, merk: Samsung, toebehorende aan [A], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [A] onverhoeds van achteren heeft benaderd en die [A] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en die [A] bij de kraag heeft gegrepen en heeft meegesleurd naar de ingang van flat Kleiburg en naar een van de bovenste verdiepingen van voornoemde flat.
5.
op 09 maart 2012 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [A], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10. Motivering van de straf en maatregel
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
Bij het formuleren van haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten. Aangeefster heeft tijdens de gebeurtenissen van 9 maart 2012 in doodsangst verkeerd. Deze gebeurtenissen zijn voor haar heel vernederend geweest en ook voor haar partner is het heel ingrijpend geweest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [A] wordt toegewezen tot het bedrag van € 1.076,-- met de wettelijke rente daarover. Zij heeft daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De vordering van de benadeelde partij dient voor het gevorderde geldbedrag van € 20,-- euro niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat uit het procesdossier niet blijkt dat deze schade is geleden.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de strafeis van de officier van justitie niet klopt en de rechtbank verzocht rekening te houden met wat hij over het bewijs heeft opgemerkt. Hij heeft voorgesteld een straf op te leggen van twee of tweeënhalf jaar.
10.3. Het oordeel van de rechtbank
Voor strafoplegging van het samenstel van de bewezen verklaarde feiten bestaan geen oriëntatiepunten. Evenmin zijn de rechtbank oriëntatiepunten bekend voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met een valse sleutel. Wel heeft het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsector (LOVS) oriëntatiepunten geformuleerd voor strafoplegging in geval van verkrachting (24 maanden) en straatroof met licht geweld (6 maanden).
Verdachte heeft aangeefster – terwijl zij onderweg was naar haar werk – onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp beroofd. Vervolgens heeft hij haar meegenomen naar de hoogste verdieping van de bijna onbewoonde flat Kleiburg. Daar heeft hij haar gedwongen zich uit te kleden en haar vervolgens met geweld verkracht. Verdachte heeft de spullen van aangeefster meegenomen en haar kleding weggegooid. Verdachte heeft aangeefster in het flatgebouw achtergelaten en is met behulp van de door haar afgegeven pincode geld van haar rekening gaan opnemen. Als gevolg hiervan heeft aangeefster, kort nadat zij was verkracht en van haar eigendommen was beroofd in de vroege ochtend van 9 maart 2012 naakt over straat moeten lopen, op zoek naar hulp.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelwijze zeer zwaar aan. Niet alleen heeft hij aangeefster gewelddadig verkracht, heeft hij haar gedurende drie kwartier van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden en heeft hij aangeefster haar eigendommen afgenomen, bij wijze van ultieme vernedering heeft verdachte aangeefster ook nog feitelijk gedwongen naakt over straat te lopen. Uit het bewezen verklaarde spreekt een gebrek aan inlevingsvermogen en een gebrek aan respect voor andermans lichaam, geest en eigendom. Dat verdachte inzicht heeft in de gevolgen die het bewezen verklaarde voor aangeefster hebben gehad, is de rechtbank niet gebleken.
Deze gevolgen zijn, zo blijkt uit het voegingsformulier en het daaraan gehechte geschrift van de GGD, dat aangeefster nog altijd nerveus is, niet goed kan slapen en last van nachtmerries heeft. Daarbij komt dat zij niet meer alleen over straat durft en in paniek raakt wanneer zij een donkere man tegenkomt. Het is voor haar niet mogelijk seks met haar partner te hebben. Daarnaast heeft aangeefster een morning-afterpil moeten innemen, soa-testen moeten ondergaan en medicijnen tegen HIV moeten slikken.
Met de straf die zal worden opgelegd beoogt de rechtbank verdachte, opdat hij dit niet weer zal doen, ervan te doordringen dat hij zich aan ernstige misdrijven heeft schuldig gemaakt. Daarnaast correspondeert de op te leggen straf met het leed dat verdachte aangeefster heeft toegebracht, leed dat zich niet anders laat vergelden dan door een serieuze straf. Ten slotte is van belang dat met de op te leggen straf de maatschappij gedurende langere tijd wordt beschermd tegen strafbare gedragingen van verdachte.
Voornoemde doelen kunnen enkel worden bereikt met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf; een gevangenisstraf die voor wat betreft de duur de eis van de officier van justitie zal overstijgen. De rechtbank heeft hiertoe beslist, omdat de gevorderde vier jaren gevangenisstraf in onvoldoende mate recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. De hiervoor genoemde oriëntatiepunten bieden onvoldoende houvast voor strafoplegging in de onderhavige zaak, omdat deze zaak door zijn ernst de kaders van die oriëntatiepunten te buiten gaat.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat aan verdachte na te noemen gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [A], voor het na te noemen deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.076,-- (zegge één duizendenzesenzeventig euro) aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Wettelijke rente heeft de benadeelde partij niet gevorderd en kan daarom ook niet – zoals de officier van justitie heeft betoogd – worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [A] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
De vordering wordt voor het overige deel, te weten € 20,-- (zegge twintig euro) aan materiële schade, afgewezen, omdat niet is gebleken dat deze schade is geleden.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 242, 282, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
verkrachting
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [A], toe tot een bedrag groot € 1.076,-- (zegge één duizendenzesenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [A] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat
€ 1.076,-- (zegge één duizendzesenzeventig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van der Nat, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2012.