ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7235

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
520074 - HA RK 12-238
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot deelgeschil door advocaat van slachtoffer in aansprakelijkheidskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2012 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure tussen verzoeker, de advocaat van een slachtoffer, en verweerster, de stichting Arkin. Verzoeker trachtte een declaratie van € 12.285,86 te verkrijgen van Arkin, die als aansprakelijke verzekeraar werd beschouwd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet valt onder de categorieën van personen die op grond van artikel 1019w lid 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een deelgeschilprocedure kunnen starten. Dit artikel staat enkel personen toe die schade lijden door dood of letsel, en verzoeker zelf heeft geen schade geleden.

De procedure begon met een verzoekschrift van 26 juni 2012, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 oktober 2012. Tijdens deze behandeling heeft verzoeker gesteld dat Arkin de kosten van rechtsbijstand aan zijn cliënt, [A], dient te vergoeden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verzoeker geen vordering ter zake van deze schade onder algemene titel heeft verkregen en dat hij niet kan worden geacht tot de kring van personen te behoren die een deelgeschilprocedure kunnen starten.

De rechtbank heeft verder overwogen dat het verzoek van verzoeker niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aangezien er geen onderhandelingen tussen verzoeker en Arkin gaande zijn. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker dan ook afgewezen, met de overweging dat het indienen van het verzoek volstrekt onterecht en onnodig was. Hierdoor komen de kosten van de behandeling van het verzoek niet voor vergoeding in aanmerking, en is er geen plaats voor een veroordeling van Arkin in de kosten van het deelgeschil.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 520074 / HA RK 12-238
Beschikking van 29 november 2012
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [--],
verzoeker,
advocaat mr. R.J. Kaas te Haarlem,
tegen
de stichting
ARKIN,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. O.L. Nunes te Utrecht.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Arkin worden genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot het behandelen van een deelgeschil van 26 juni 2012 met producties,
- de tussenbeschikking van 2 augustus 2012 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift ex artikel 1019w Rv. met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift, gehouden op
18 oktober 2012 en de daarin genoemde pleitnotities.
1.1. De beschikking is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. De heer [A] (hierna [A]) is eind 2009 geplaatst op een gesloten afdeling van een door Arkin geëxploiteerde psychiatrische instelling aan de [adres] te [plaats]. In de nacht van 5 op 6 december 2009 is [A] uit het raam van de instelling gesprongen of gevallen.
2.2. De vader van [A] (hierna [A] sr.) heeft in zijn hoedanigheid van zaakwaarnemer van [A] [verzoeker] ingeschakeld als advocaat teneinde de belangen van zijn zoon te behartigen.
2.3. Op 2 januari 2010 heeft [A] met [verzoeker] een privatieve lastgevingsovereenkomst gesloten. Hierin staat, voor zover thans van belang, het volgende:
“(…)
1. Cliënt [ [A], rb] (lastgever) verstrekt aan de advocaat [[verzoeker], rb] (lasthebber) door ondertekening van deze overeenkomst een onherroepelijke privatieve last ex art. 7:423 BW om de kosten van rechtsbijstand die de advocaat ten behoeve van de cliënt heeft gemaakt en/of nog maakt, rechtstreeks, op eigen naam en met uitsluiting van de lastgever te verhalen op de (aansprakelijke) derde(n);
(…)”
2.4. De verzekeraar van Arkin, Centramed, heeft aansprakelijkheid erkend voor het feit dat de veiligheidsmaatregelen bij Arkin op 5 december 2009 ontoereikend waren.
2.5. Tot juli 2010 heeft Centramed de nota’s van [verzoeker], die zien op de kosten van rechtsbijstand aan [A], voldaan.
2.6. [verzoeker] treedt thans niet langer op als advocaat van [A].
3. Het deelgeschil
3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Arkin te veroordelen tot betaling van € 12.285,86, alsmede de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 2.151,67 en Arkin in die kosten te veroordelen.
3.2. [verzoeker] stelt dat Arkin als aansprakelijke partij de door [verzoeker] gemaakte kosten ten aanzien van het dossier van [A] dient te vergoeden, hetgeen Arkin ten onrechte weigert. Dit geschil staat de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de weg en daarom is het geschikt om in de onderhavige procedure aan de orde te stellen, aldus [verzoeker].
3.3. Arkin verweert zich primair door te stellen dat het verzoek van [verzoeker] zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. [verzoeker] valt niet binnen de kring van personen die een deelgeschil kunnen starten en het verzoek kan niet of onvoldoende bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Volgens Arkin zijn tussen Centramed en [A] wel onderhandelingen gaande, maar in deze onderhandelingen is geen sprake van een geschilpunt waarvoor een deelgeschilbeslissing noodzakelijk is.
3.4. Subsidiair verweert Arkin zich met de stelling dat de kosten waarvan [verzoeker] in dit deelgeschil vergoeding vraagt, de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan, met als gevolg dat het verzoek ook na een inhoudelijke beoordeling dient te worden afgewezen. Tot slot betwist Arkin gehouden te zijn de kosten van de deelgeschilprocedure te voldoen. Volgens Arkin is de procedure onnodig en onterecht gestart met als gevolg dat begroting achterwege kan blijven, althans dat deze kosten dienen te worden begroot op nihil, aldus nog steeds Arkin.
4. De beoordeling
4.1. Een deelgeschil is een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Op grond van het tweede lid van artikel 1019w Rv wordt onder een persoon die schade door dood of letsel lijdt mede begrepen de persoon die een vordering ter zake van deze schade onder algemene titel heeft verkregen, alsmede de persoon die een vordering op grond van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Zij overweegt daartoe als volgt. Niet valt in te zien dat [verzoeker] valt onder één der categorieën die staan genoemd in artikel 1019w Rv. Vast staat dat [verzoeker] zelf geen schade lijdt of heeft geleden door dood of letsel. Evenmin heeft [verzoeker] een vordering ter zake van deze schade onder algemene titel verkregen. Nu [verzoeker] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling expliciet heeft verklaard geen beroep te doen op artikel 6:107 BW, kan hij niet worden geacht tot de kring van personen te behoren die een deelgeschilprocedure kunnen starten. Dat [verzoeker] van [A] een privatieve last heeft verkregen om de kosten van rechtsbijstand rechtstreeks op de aansprakelijke partij te verhalen, maakt nog niet dat [verzoeker] daarmee de bevoegdheid heeft verkregen deze kosten door middel van een deelgeschil op Arkin te verhalen. Hier komt nog bij dat naar het oordeel van de rechtbank niet valt in te zien op welke wijze de oplossing van het onderhavige geschil een bijdrage zou kunnen leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat (naast de onderhandelingen tussen Centramed en [A] tevens) sprake is van onderhandelingen tussen [verzoeker] en Arkin, laat staan dat deze zijn vastgelopen en dat de in deze procedure aan de orde gestelde kwestie de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de weg zou staan.
4.3. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van [verzoeker] afwijzen en behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer.
De kosten
4.4. [verzoeker] verzoekt de rechtbank om de kosten van het deelgeschil als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv te begroten, met veroordeling van Arkin tot betaling van deze kosten. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten van de behandeling van het verzoek. Daarbij dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 12).
4.5. Het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen omdat geen sprake is van een deelgeschil. Deze beslissing lag naar het oordeel van de rechtbank zo voor de hand dat het indienen van het verzoek volstrekt onterecht en onnodig dient te worden geoordeeld. Nu de kosten van de behandeling van het verzoek om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komen, kan begroting van deze kosten achterwege blijven. Gelet op het voorgaande is voor een veroordeling van Arkin in de kosten van het deelgeschil geen plaats.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2012.?