RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : EA 12-1709
Datum : 15 november 2012
245
Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op het verzoek van:
STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGENCENTRUM VAN AMSTERDAM E.O.
gevestigd te Amsterdam
verzoekster, nader te noemen ROCvA
gemachtigde: mr. S.E.H. van Thoor
[verweerster]
wonende te Amsterdam
verweerster, nader te noemen [verweerster]
gemachtigde: mr. A.S. Foy
ROCvA heeft op 28 september 2012 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft op 22 oktober 2012 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 25 oktober 2012. Voorafgaand aan de zitting heeft ROCvA nog een productie ingediend.
ROCvA is ter zitting verschenen bij de heer [naam] en haar gemachtigde. [verweerster] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde.
Beide partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota. De kantonrechter heeft vragen gesteld en de zaak met partijen besproken.
Daarna is beschikking bepaald.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. [verweerster], thans 45 jaar oud, is sedert 12 mei 1997 in dienst van ROCvA laatstelijk als conciërge. Het bruto salaris bedraagt € 1.780,20 per maand, exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
1.2. [verweerster] is destijds bij ROCvA op basis van een ID-plaats in dienst getreden en was werkzaam als conciërge bij de vestiging Educatie&Inburgering.
1.3. ROCvA is afhankelijk van publieke middelen. Als gevolg van het bezuinigingen op het budget van de inburgering zijn de leerlingenaantallen bij ROCvA sterk teruggelopen en heeft ROCvA tot een reorganisatie besloten. Per 31 december 2012 wordt het organisatieonderdeel E&I volledig gesloten.
1.4. Alle activiteiten rond inburgering, de facto alle inburgeringcursussen, zullen worden gestaakt en de arbeidsovereenkomsten met het onderwijzend en ondersteunend personeel van de betrokken opleidingen zijn reeds per 1 augustus 2012 of worden per 1 januari 2013 beëindigd.
1.5. De Ondernemingsraad heeft een positief advies gegeven met betrekking tot de reorganisatie en met de vakverenigingen is een sociaal plan opgesteld. Binnen het sociaal plan kunnen werknemers bezwaar maken tegen hun boventalligheid. [verweerster] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.6. Het sociaal plan voorziet voor boventallige medewerkers in een herplaatsing periode van een jaar en voor medewerkers, die niet zijn herplaatst een reorganisatieontslag per 1 januari 2013 met ondersteuning door het mobiliteitsbureau bij sollicitaties gedurende een periode van maximaal 5 jaar. Daarnaast ontvangen de betrokken werknemers naast hun werkloosheidsuitkering een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering (verder BWU) tot 70% van het laatstgenoten loon, gedurende een langere periode.
1.7. Bij ROCvA zijn 13 conciërges werkzaam; daarvan blijven er 3 arbeidsplaatsen over. Er zijn 7 conciërges met een hogere anciënniteit dan [verweerster] boventallig verklaard; één conciërge is herplaatst. [verweerster] is (nog) niet herplaatst.
1.8. [verweerster] is sinds 12 juli 2011 volledig arbeidsongeschikt. De arbeidsongeschiktheid houdt geen verband met de werkzaamheden. [verweerster] werkt thans 3 uur per week, ter reïntegratie.
1.9. Voor [verweerster] zou de BWU leiden tot een aanvulling van haar (werkloosheids-) uitkering tot 70% van haar laatstgenoten loon tot 1 juli 2017.
2. ROCvA verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen.
3. Daartoe stelt ROCvA - kort gezegd - dat [verweerster] boventallig is geworden. Aanvankelijk behoorde [verweerster] tot de tranche medewerkers, die met 1 augustus 2012 zouden afvloeien, maar omdat ROCvA heeft getracht met [verweerster] een regeling in der minne te treffen, heeft zij het dienstverband vooralsnog voortgezet. De regeling kon niet worden bereikt, reden waarom ROCvA nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt.
4. [verweerster] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door ROCvA bedoelde zin en verzet zich tegen de door ROCvA verzochte ontbinding. [verweerster] verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding van ruim € 45.000,00 ten laste van ROCvA toe te kennen.
5. [verweerster] voert ter ondersteuning van haar stellingen - kort gezegd - aan dat zij arbeids-ongeschikt is, dat het verval van de functie niet is toegelicht, dat er geen onderzoek is gedaan naar een passende functie en het sociaal plan voor haar onvoldoende is. Bovendien levert haar salaris een dusdanige kleine besparing op, dat het dienstverband net zo goed kan worden voortgezet.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat er bij ROCvA thans op grond van financiële redenen een reorganisatie plaats vindt, waarbij de arbeidsplaats van [verweerster] komt te vervallen. Tegen het verval van haar arbeidsplaats heeft [verweerster] op grond van de mogelijkheden van het sociaal plan geen bezwaar gemaakt.
7. Dat de reden van het verzoek tot ontbinding voorts in die reorganisatie is gelegen, is tussen partijen evenmin in geschil. Het verweer van [verweerster], dat het verzoek van ROCvA dient te worden afgewezen louter omdat ze arbeidsongeschikt is, wordt gepasseerd. De kantonrechter is er voldoende van overtuigd dat het verzoek geen verband houdt met de arbeidsongeschikt-heid van [verweerster]. Wel zal het verzoek - gelet op de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] - terughoudend worden beoordeeld.
8. ROCvA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er voor [verweerster] geen passende functie voorhanden is. Er is een grote reorganisatie gaande, waarbij vele arbeidsplaatsen vervallen en waarbij er slechts drie conciërgeplaatsen overblijven, die alle reeds zijn vervuld. Zo er een pas-sende functie alsnog zou vrijkomen, dan komt [verweerster] op grond van anciënniteit daarvoor (nog lang) niet in aanmerking. Dat er andere passende functies voor [verweerster] aanwezig zijn, is niet gebleken. [verweerster] heeft zich niet op het standpunt gesteld dat er een passende functie, waarin zij zou kunnen reïntegreren, voorhanden is.
9. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verweerster] is voorts één van de vele maat-regelen, die ROCvA heeft genomen om de teruglopende leerlingenaantallen op te vangen. Daarmee wordt het zijdens [verweerster] opgeworpen verweer, dat de besparing van haar salaris te weinig is om die terugloop te compenseren, gepasseerd. Alle kostenbesparende maatregelen tezamen dienen in dit opzicht te worden bezien.
10. Alles wegende zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. Resteert de vraag of [verweerster] een hogere vergoeding dient te worden toegekend, dan in de BWU en het sociaal plan is voorzien.
11. In dat verband geldt allereerst dat [verweerster] als gevolg van haar arbeidsongeschiktheid tot heden geen kans heeft gehad het mobiliteitscentrum te gebruiken. Die mogelijkheid blijft echter voor [verweerster] nog bestaan gedurende de komende 5 jaar, zo heeft ROCvA gesteld, zodat zij na arbeidsgeschikt worden, er gebruik van kan maken.
12. Voorts geldt dat de BWU een zeer goede voorziening voor [verweerster] inhoudt, waardoor zij - mocht zij werkloos worden - tot 1 juli 2017 recht houdt op 70% van haar laatstgenoten loon. Voor een hogere vergoeding ziet de kantonrechter geen aanleiding. Dat andere medewerkers mogelijk een hogere vergoeding krijgen, is niet relevant; in casu moeten de feiten en omstandigheden rond [verweerster] worden afgewogen en de geldende regelingen worden redelijk geacht.
13. Nu op verzoek van ROCvA de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden en geen vergoeding wordt toegekend, behoeft geen termijn te worden bepaald waarin ROCvA het verzoek kan intrekken.
14. Er zijn termen om de kosten tussen partijen te compenseren.
I. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2013;
II. wijst het meer of anders verzochte af;
III. compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2012 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter