3.2. Slotania heeft ter onderbouwing van haar verzoek gesteld dat [verweerder]
bevooroordeeld en dus partijdig is. In dit verband heeft Slotania naar voren gebracht
dat bij haar reeds naar aanleiding van de door [verweerder] gestelde vragen twijfel
bestond over de onpartijdigheid van [verweerder] en dat deze twijfel alleen maar is
toegenomen door de wijze waarop [verweerder] op het door Slotania bij de Raad van
Arbitrage ingediende wrakingsverzoek heeft gereageerd. Het bezwaar van Slotania
is met name gericht op de in de arbitrageprocedure aan de orde zijnde vraag of
sprake is van overgang van onderneming. Volgens Slotania wijzen de door [verweerder] gestelde vragen 2 (vraag over een eerdere mededeling van Slotania
aangaande het in eigen beheer nemen van de schoonmaakwerkzaamheden en over
een brief van 20 juni 2011) en 5 (het verzoek aan [vennootschap] opgave te doen
van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het niet overnemen van de
werknemer) erop dat Van Dunné vooralsnog heeft aangenomen dat hier sprake is
van overgang van onderneming, terwijl deze aanname in strijd is met de heersende
leer. Door in zijn reactie op het wrakingsverzoek niet inzichtelijk te maken waarom
hij deze vragen heeft gesteld bestaat het gerechtvaardigde vermoeden van een
onbegrijpelijke koers waarmee volgens Slotania de partijdigheid is gegeven. Dit wrakingsverzoek is de enige mogelijkheid om nog in te grijpen in de lopende arbitrageprocedure die gelet op de standpunten van [verweerder] een onaanvaardbare kant op lijkt te gaan. Er is geen hoger beroep mogelijk en de gronden voor vernietiging van een arbitraal vonnis zijn beperkt.
Verder heeft [verweerder] volgens Slotania belemmeringen om zijn eigen
bevoegdheid aan te nemen niet (kenbaar) onderzocht, hetgeen het vermoeden van
partijdigheid nog eens versterkt. Daarnaast wijst de wijze van bejegening door
[verweerder] op partijdigheid. Volgens Slotania had [verweerder] in zijn reactie op
het wrakingsverzoek zakelijk moeten motiveren dat het vermoeden van partijdigheid
ongegrond is. Hij heeft zich echter op een naar Slotania (en mr. Springer) toe
denigrerende wijze uitgelaten, hetgeen met zich brengt dat het nooit meer tot een
objectieve beslissing kan komen. Slotania heeft ten slotte naar voren gebracht dat
[verweerder] zelf op het tegen hem gerichte wrakingsverzoek heeft beslist terwijl op
grond van het toepasselijke reglement de wraking moet worden beoordeeld door de
‘overige leden van de commissie’.