ECLI:NL:RBAMS:2012:BY8627

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/708048-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand door politieman afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2012 uitspraak gedaan op een verzoek van een politieman om vergoeding van kosten van rechtsbijstand. Het verzoeker, geboren in 1952 en werkzaam bij het regiokorps van politie Amsterdam-Amstelland, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van € 42.005,04 voor de kosten van zijn raadsman en € 540,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van de raadsman zijn voldaan door het politiekorps en dat deze kosten derhalve niet ten laste van verzoeker zijn gekomen. De rechtbank oordeelde dat de regeling bij het politiekorps niet vergelijkbaar is met een rechtsbijstandsverzekering en dat de toekenning van rechtsbijstand inherent is aan de arbeidsovereenkomst tussen het korps en de medewerker. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om verzoeker een vergoeding toe te kennen op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank wees het verzoek af, met de mogelijkheid voor verzoeker om binnen een maand hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer:13/708048-11
RK: 12/5025
BESCHIKKING
Op het verzoek 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker],
geboren te [plaats] op [1952],
werkzaam bij het regiokorps van politie Amsterdam-Amstelland, [adres] te Amsterdam,
voor dit verzoek woonplaats kiezende op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J.S. Pen, gevestigd aan de Keizersgracht 332, 1016 EZ Amsterdam,
verder te noemen: verzoeker.
Procesgang
Het verzoek is op 13 juli 2012 ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De rechtbank heeft op 8 oktober 2012 de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De rechtbank heeft op 22 oktober 2012 een tussenbeschikking gewezen waarin zij de raadsman in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren naar aanleiding van het door de officier van justitie aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem van 16 juni 2011 (LJN BU3096).
De rechtbank heeft op 14 november 2012 de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding ten bedrage van € 42.005,04 voor de kosten van de raadsman en € 540,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De kosten van de raadsman zijn in raadkamer van 8 oktober 2012 verminderd naar € 37.437,07.
Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
De officier van justitie heeft op 23 april 2012 een kennisgeving van niet verdere vervolging aan verzoeker doen toekomen.
Standpunt verzoeker
De raadsman van verzoeker heeft in raadkamer ter aanvulling op het verzoekschrift pleitnotities overgelegd, welke als bijlage aan deze beschikking zijn gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt. Kort samengevat komt het erop neer dat de raadsman van mening is dat de vergoeding ex artikel 591a Sv dient te worden toegekend. Hiervoor heeft hij een viertal argumenten aangegeven. Ten eerste kan de vergoeding gezien worden als een voorschot aan de politieambtenaar, gelet op de tekst van bijvoorbeeld artikel 69a, vierde lid van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en artikel 5 van nader te noemen RRPAA. Ten tweede is de vergoeding van de rechtsbijstand vergelijkbaar met een afgesloten rechtsbijstandverzekering. Kosten die in beginsel voor de verzekerde/politieambtenaar komen worden door een speciale regeling door de werkgever betaald, die zulks voldoet uit de algemene middelen. Dat is een situatie waarin elk rechtssubject een keuze kan maken tussen verzekeren en premie betalen dan wel zelf reserveren en de kosten zelf dragen. Het Regiokorps heeft ervoor gekozen om te reserveren en de kosten te dragen. Ten derde wijst verzoeker op de bedoeling van de wetgever, die inhoudt dat de door de staat veroorzaakte schade dient te worden vergoed, waarbij in het midden kan worden gelaten of de gewezen verdachte zelf of een derde voor hem heeft betaald. De raadsman verzoekt om het huidige Amsterdamse beleid voort te zetten omdat op 1 januari 2013 een nieuwe Nationale Politie ontstaat en de regeling uit het Barp waarschijnlijk moet worden herzien. Ten slotte heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit de eerste keer is dat de officier van justitie zich verzet tegen toekenning van schadevergoeding en vraagt om die reden de rechtbank om de vergoeding nu toe te wijzen zodat de politie nog ‘overgangsrecht’ heeft om het beleid hierop aan te passen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verklaard dat hij persisteert bij hetgeen op 8 oktober 2012 in raadkamer is aangevoerd. Dit houdt in dat de officier van justitie zich verzet tegen toekenning van de schadevergoeding. Ten aanzien van de genoemde argumenten van de raadsman heeft hij verklaard dat artikel 591a Sv ziet op kosten die verzoeker zelf heeft moeten betalen. Ten aanzien van het overgangsrecht is het zo dat de politie niet de enige werkgever is die de schade op deze manier heeft geregeld. Het gaat te ver om alle bedrijven en de politie de gelegenheid te geven hun beleid aan te passen. Ten slotte is een werkgever niet te vergelijken met een rechtsbijstandverkering.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 591a lid 2 Sv kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, welke hij tengevolge van tijdsverzuim door het gerechtelijk vooronderzoek en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 23 april 2012 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 591a Sv.
Artikel 69a van het Barp luidt, voor zover relevant, als volgt:
1. Indien de ambtenaar wegens de uitvoering van de politietaak aansprakelijk wordt gesteld naar burgerlijk recht of als verdachte wordt aangemerkt naar strafrecht, kent het bevoegd gezag hem een tegemoetkoming in de kosten van rechtskundige hulp toe, tenzij hij naar het oordeel van het bevoegd gezag opzettelijk onrechtmatig dan wel opzettelijk wederrechtelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld, of grof nalatig is geweest.
(…)
4. Het bevoegd gezag kan verdere tegemoetkoming in de kosten van rechtskundige hulp staken of de tegemoetkoming in de kosten van de rechtskundige hulp terugvorderen, indien
a. de aan een derde toegebrachte schade blijkens rechterlijk vonnis het gevolg is van opzettelijk onrechtmatig dan wel opzettelijk wederrechtelijk of bewust roekeloos handelen van de ambtenaar, of
b. indien de ambtenaar strafrechtelijk wordt veroordeeld.
(…)
6. Onze Minister stelt nadere regels vast met betrekking tot tegemoetkoming in de kosten van rechtskundige hulp.
De Regeling Rechtsbijstand Politie Amsterdam Amstelland; dienstvoorschrift nr.04.20.8 van 27 oktober 1998 van de korpsleiding van regiopolitie Amsterdam-Amstelland, (hierna: RRPAA) luidt, voor zover relevant, als volgt:
Artikel 2 (Toekenning rechtsbijstand)
1. De korpsbeheerder kent een medewerker rechtsbijstand toe wanneer deze medewerker wegens handelingen of nalatigheid verband houdende met de uitoefening van de politietaak naar burgerlijk recht of strafrecht aansprakelijk wordt gesteld.
(…)
Artikel 4 (Verplichtingen medewerker)
1. Indien de medewerker in verband met zijn inkomens- en vermogenspositie in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand op grond van de Wet op de rechtsbijstand is hij verplicht hierop, al dan niet via zijn raadsman, een beroep te doen. De eigen bijdrage van de medewerker komt in dit geval ten laste van het korps.
2. (…)
3. (…)
4. In strafrechtelijke procedures is een medewerker verplicht de mogelijkheden tot vergoeding van proceskosten en kosten van een raadsman op grond van artikel 591 en 591a van het Wetboek van strafvordering te doen onderzoeken en zo mogelijk een verzoek tot uitbetaling te doen. Indien dit verzoek wordt toegewezen, stort de medewerker de vergoeding van deze kosten op de bankrekening van het korps.
5. (…)
Artikel 5 (Staken van vergoeding en terugvordering)
De korpsbeheerder kan verdere vergoeding van rechtsbijstand staken en de kosten van de reeds verleende rechtsbijstand van de medewerker terugvorderen,
a. indien tijdens het opsporingsonderzoek blijkt dat sprake is geweest van opzet dan wel grove nalatigheid van de medewerker;
b. indien de medewerker strafrechtelijk wordt veroordeeld voor een misdrijf of overtreding (…)
Uit de hiervoor genoemde artikelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de werkgever van de politieambtenaar, in dit geval het politiekorps, de kosten van rechtsbijstand draagt. Het korps heeft in de onderhavige zaak ook de facturen van de raadsman voldaan. De kosten van de raadsman zijn derhalve geen kosten die ten laste van verzoeker zijn gekomen. Artikel 591a Sv biedt slechts ruimte voor vergoeding van de kosten van een raadsman die daadwerkelijk ten laste van verdachte zijn gekomen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de tekst van artikel 69a Barp en artikel 5 RRPAA niet volgt dat sprake is van een voorschot. In die artikelen wordt gewezen op een bevoegdheid tot terugvordering in een aantal limitatief opgesomde gevallen, (opzet, grove nalatigheid of veroordeling van de medewerker) waaronder de onderhavige situatie niet valt. Dat de facturen zijn gericht aan verzoeker, per adres het korps, doet hieraan niet af.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de regeling bij het politiekorps te vergelijken is met een rechtsbijstandsverzekering, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 1973 (NJ 1973, 355). De rechtbank deelt dit standpunt niet. Op grond van artikel 2 RRPAA is toekenning van rechtsbijstand (de rechtbank begrijpt in dit verband: betalen van de kosten de raadsman) inherent aan de arbeidsovereenkomst tussen het korps en de medewerker. De toekenning van rechtsbijstand is niet afhankelijk van een keuze van de medewerker of lidmaatschap van een vakbond. Uit de bewoordingen van de RRPAA is evenmin af te leiden dat de medewerker in geval van een strafrechtelijke vervolging een vordering op het korps krijgt. Het korps voldoet de kosten van rechtsbijstand en maakt geen uitzondering voor het geval de strafzaak eindigt zonder straf of maatregel.
Nu geen sprake is van een met een rechtsbijstandsverzekering te vergelijken situatie is de rechtbank van oordeel dat verzoeker geen vergoeding toekomt ex artikel 591a Sv.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd omtrent de bedoeling van de wetgever verhoudt zich niet met artikel 591a Sv. Op grond van dit artikel kan geen vergoeding aan verzoeker worden toegekend. Het is aan het korps om te bezien of de kosten op andere wijze op de Staat kunnen worden verhaald.
Ten aanzien van het verzoek van de raadsman om in deze zaak de schadevergoeding toe te wijzen en overgangsrecht te creëren voor het politiekorps overweegt de rechtbank dat zij het niet als haar taak ziet om overgangsrecht te creëren.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand.
De rechtbank zal ook geen kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift toekennen nu deze ook niet voor rekening van de gewezen verdachte komen, maar voor rekening van het korps.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek AF.
Deze beslissing is gegeven op 28 november 2012 en in het openbaar uitgesproken door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. H.J. Bunjes en G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Khattou, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.