vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 529759 / KG ZA 12-1542 MW/KR
Vonnis in kort geding van 5 december 2012
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 13 november 2012,
advocaat mr. R.N.E. Visser te Amsterdam,
1. [gedaagde 1],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen Nederland en daarbuiten,
2. [gedaagde 2],
wonende te Amsterdam,
3. HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN AAN HET ADRES [adres 1] TE [plaats]
gedaagden,
niet verschenen.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 30 november 2012 heeft eiseres, verder Rochdale gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens heeft Rochdale verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren namens Rochdale aanwezig: dhr. [A] en mw. [B], medewerkers bestrijding onrechtmatige bewoning van Rochdale, met mr. E.M. Martens, kantoorgenote van mr. Visser.
2. De beoordeling
2.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van eiseres bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.2. In de door Rochdale uitgebrachte dagvaarding wordt jegens gedaagden sub 3 niet alleen ontruiming gevorderd, maar eveneens betaling van de buitengerechtelijke kosten. De mogelijkheid die artikel 61 Rv biedt om bij wijze van uitzondering bepaalde personen anoniem te dagvaarden, beperkt zich echter tot een vordering tot ontruiming. Dit betekent dat gedaagden sub 3 niet anoniem kunnen worden gedagvaard met betrekking tot een geldvordering. Ten aanzien van de in het petitum weergegeven vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten zal de dagvaarding om die reden jegens hen nietig worden verklaard.
2.3. In de dagvaarding zijn voor het overige de bij wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen. Rochdale heeft toegelicht dat het gebouw waarin in de woning is gelegen is omgenummerd en dat het adres van de woning dat in het huurcontract staat vermeld, [adres 2], correspondeert met het adres [adres 1]. Het gevraagde verstek tegen gedaagden [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 die niet zijn verschenen kan dan ook voor het overige worden verleend.
2.4. De gevorderde ontruiming komt niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat deze zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze veroordeling zich niet leent voor een hoofdelijke veroordeling. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
2.5. Uit hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, volgt dat de voorzieningen¬rechter dient te beoordelen of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in dit geval gehouden zijn de door Rochdale gemaakte buitengerechtelijke kosten te voldoen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de werkzaamheden die door medewerkers van Rochdale worden verricht om onrechtmatige bewoning op te sporen en te bestrijden in beginsel vallen onder de omschrijving van "kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid" als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat wil zeggen dat deze kosten, indien een procedure in rechte volgt, krachtens het bepaalde in artikel 6:96 lid 3 BW "van kleur verschieten" indien en voor zover zij kunnen worden aangemerkt als verrichtingen ten behoeve van het geding. De in artikel 6:96 lid 4 BW bedoelde algemene maatregel van bestuur (het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) heeft hierop geen betrekking, aangezien dit besluit alleen geldt voor kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder c BW.
Rochdale kan dus als een procedure in rechte volgt daarin alleen aanspraak maken op vergoeding van kosten van feitelijk onderzoek en dergelijke zoals verricht door de medewerkers van Rochdale, voor zover die werkzaamheden niet vallen onder de werkzaamheden waarop een proceskostenveroordeling ziet. De interne kosten van Rochdale tot vaststelling van schade en aansprakelijkheid die niet "van kleur verschieten" indien het tot een procedure komt, komen dus volgens de Wet, mede gelet op de door Rochdale genoemde jurisprudentie, voor vergoeding in aanmerking.
2.6. Vervolgens is de vraag of deze kosten forfaitair kunnen worden begroot. Rochdale heeft in de overgelegde memo toegelicht dat het bestrijden van onrechtmatig bewoning werk biedt aan 10fte's. In totaal komen de kosten hiervoor volgens Rochdale uit op een bedrag van € 600.000,= (€ 60.000,= per fte) per jaar. Dit betekent dat de interne kosten van Rochdale die gemoeid zijn met de bestijding van onrechtmatige bewoning ongeveer € 300,- per werkdag per fte bedragen. Ter zitting heeft Rochdale toegelicht dat twee medewerkers onder meer 7 à 8 huisbezoeken aan de woning hebben afgelegd, hetgeen inclusief reistijd en afhandeling in totaal 15 uur in beslag heeft genomen. Op grond van artikel 6:97 BW schat de voorzieningenrechter de interne kosten van Rochdale in de onderhavige zaak daarom op € 600,00. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten is dan ook toewijsbaar tot dit bedrag.
2.7. Rochdale heeft voorts nog gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van deze procedure, maar heeft deze niet nader gespecificeerd, zodat het uit dien hoofde gevorderde bedrag als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
2.8. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.9. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rochdale worden begroot op:
- dagvaarding € 180,34 (2 x € 90,17)
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 527,00
Totaal € 1.282,34 te vermeerderen met de kosten gemaakt voor de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie.
3.1. verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van de jegens gedaagden
sub 3 gevorderde buitengerechtelijke kosten,
3.2. verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3,
3.3. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 om uiterlijk binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, de onroerende zaak gelegen aan het adres [adres 1] te [plaats] met al het hunne en de hunnen te ontruimen, met machtiging van Rochdale, voor zover vereist, zo [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 mochten nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de nakoming daarvan te (doen) bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv,
3.4. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 hoofdelijk om aan Rochdale een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 3.3 uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
3.5. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 hoofdelijk, indien zij niet vrijwillig aan de onder 3.3 opgenomen veroordeling tot ontruiming voldoen en Rochdale de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan Rochdale de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
3.6. veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan Rochdale van de achterstallige huurpenningen van € 1.025,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2012 tot de dag der algehele voldoening,
3.7. veroordeelt [gedaage 1] met ingang van 1 december 2012 tot betaling aan Rochdale van een gebruiksvergoeding van € 489,89 voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat [gedaagde 1] de onroerende zaak gelegen aan het adres [adres 1] [plaats], na vorenbedoelde datum nog ter beschikking heeft tot aan de dag der ontruiming,
3.8. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan Rochdale van een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 600,00,
3.9. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale tot op heden begroot op € 1.282,34, te vermeerderen met de kosten van de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie,
3.10. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gedaagden sub 3 hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.11. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.12. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. K.M.E. Ritzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2012.?