ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ1042

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2286 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag functieonderhoud politie door korpsbeheerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politiemedewerker, eiser, en de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor functieonderhoud op basis van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trgp), omdat hij van mening was dat zijn werkzaamheden als generalist niet adequaat werden weerspiegeld in zijn functiebeschrijving. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 november 2012, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een functionaris van de politie.

De rechtbank oordeelde dat de korpsbeheerder terecht de aanvraag van eiser had afgewezen. Eiser voerde aan dat het begeleiden van studenten een wezenlijke taak is die niet past binnen de functiebeschrijving van generalist. Verweerder stelde echter dat deze taak wel degelijk onder de begeleidingstaak van de functiebeschrijving valt. De rechtbank overwoog dat de feitelijk opgedragen werkzaamheden van eiser gedurende de referteperiode niet wezenlijk afweken van de functiebeschrijving en dat de korpsbeheerder op goede gronden had geoordeeld dat de begeleiding van studenten binnen de taken van de generalist valt.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn werkzaamheden wezenlijk afweken van de functiebeschrijving en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien de rechtbank geen aanleiding zag voor een veroordeling in deze kosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2286 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. K. Kromhout,
en
de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. Y. Kuijt.
Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 1 juni 2011 om functieonderhoud op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trgp) afgewezen.
Bij besluit van 3 april 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2012.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. Radema, collega van eisers gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [A], [functie].
Overwegingen
1. de feiten en omstandigheden
1.1. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland, het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven.
1.2. Eiser is op 31 maart 2011 werkzaam in de functie [functie] (de functie [functie]). Deze functie vormt voor verweerder het uitgangspunt voor de omzetting naar het LFNP. Omdat eiser van mening is dat hij met de werkzaamheden die hij verricht in de functiebeschrijving – ook genoemd functietypering – van generalist onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan de door hem feitelijk uitgevoerde werkzaamheden die zien op het begeleiden van studenten, heeft hij een verzoek om functieonderhoud bij verweerder ingediend. In het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
1.3. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de door eiser verrichtte werkzaamheden die zien op het begeleiden van studenten, niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van generalist. Deze werkzaamheden vallen onder de taak “begeleidt de medewerker basispolitiezorg bij de uitoefening van zijn taken” (de begeleidingstaak), zoals opgenomen in die functiebeschrijving.
2. het wettelijk kader.
2.1. Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) bepaalt dat de ambtenaar bij het bevoegd gezag een aanvraag kan indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Voorts is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
2.2. De bedoelde ministeriële regeling is de Trfp. Artikel 2, tweede lid, van de Trfp bepaalt dat de ambtenaar in de aanvraag tot functieonderhoud, bedoeld in artikel 6, negende lid, van het Bbp, aannemelijk maakt dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
2.3. Artikel 4, aanhef en onder c, van de Trfp bepaalt dat het bevoegd gezag de aanvraag om functieonderhoud afwijst indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
3. de inhoudelijke beoordeling
3.1. Eiser voert aan dat het begeleiden van studenten een wezenlijke en specifieke taak is, die niet past binnen de functiebeschrijving van generalist. Deze taak is ten onrechte niet opgenomen in zijn functiebeschrijving, aldus eiser. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het begeleiden van studenten passend is binnen de begeleidingstaak van de functiebeschrijving van generalist, omdat eiser de studenten in hun praktijkdeel van de opleiding begeleidt in het dagelijks politiewerk.
3.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep dient de beantwoording van de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving vol te worden getoetst, omdat deze beantwoording zich moet richten op de vaststelling van feiten (zie onder meer de uitspraak van 25 februari 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ nummer BL6876).
3.3. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de werkzaamheden op het terrein van het begeleiden van studenten aan eiser zijn opgedragen en gedurende de referteperiode zijn verricht, moet worden beoordeeld of deze werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving van [functie] om in aanmerking te komen voor functieonderhoud.
3.4. Ter onderbouwing van zijn stelling dat het begeleiden van studenten afwijkt van de taken van [functie], heeft eiser aangevoerd dat in enkele functiebeschrijvingen de taak van het begeleiden van studenten tijdens praktijkstages expliciet is opgenomen. Eiser verwijst daarbij naar de functiebeschrijvingen van medewerker basispolitiezorg en die van praktijkbegeleider, beide schaal 8. Verweerder heeft er ter zitting op gewezen dat de door eiser genoemde functiebeschrijvingen landelijke referentiefuncties zijn die niet in de politieregio Amsterdam-Amstelland worden gebruikt, maar begrijpt dat eiser verwijst naar de taak die is opgenomen in de functiebeschrijving die hoort bij de brigadiersrang. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat opleiden – anders dan voor de functie van [functie] – een vereiste is om de rang van brigadier te vervullen. Verder is ter zitting duidelijk geworden dat in beginsel iedereen in een wijkteam met de rang van hoofdagent – zoals een generalist – of brigadier kan worden aangewezen om studenten te begeleiden. Dat betekent dat het begeleiden van studenten hoort bij al deze functies. Daarbij is tussen partijen niet in geschil dat de Academie Politie Amsterdam-Amstelland (APAA) de studenten in de praktijkstage beoordeelt op grond van een door de begeleider opgemaakte rapportage, de zogenoemde HBI. Daardoor ligt de eindverantwoordelijkheid van de praktijkstage bij de APAA. Hieruit volgt dat het enkele feit dat de studentenbegeleidingstaak is vermeld in de functiebeschrijving die hoort bij de brigadiersrang, niet wil zeggen dat de taak wezenlijk afwijkend is voor de functie van generalist.
3.5. Verder heeft eiser aangevoerd dat de begeleidingstaak, waar verweerder het begeleiden van studenten nu heeft ondergebracht, slechts vermeldt dat de [functie] medewerkers basiszorg begeleidt, en niet minder ervaren studenten. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat een medewerker basispolitiezorg en een student in zijn praktijkstage soortgelijke werkzaamheden uitvoeren, te weten het dagelijks politiewerk. Dat betekent dat niet kan worden gezegd dat nu alleen medewerker basispolitiezorg in de begeleidingstaak is genoemd, het begeleiden van een student in soortgelijke werkzaamheden daarvan wordt uitgesloten, zelfs als die minder ervaren zou zijn. Dat geldt eens te meer nu de politieregio Amsterdam-Amstelland gebruik maakt van generieke functiebeschrijvingen, waarvan de weergave van taken, zo ook de begeleidingstaak, per definitie abstract is. Uit het voorgaande volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het begeleiden van studenten wezenlijk afwijkt van het begeleiden van overige medewerkers en niet zou passen in de functiebeschrijving van generalist. Hoewel verweerder heeft erkend dat eiser getalenteerd is in het begeleiden van studenten, heeft verweerder echter op goede grond geoordeeld dat het begeleiden van studenten valt onder de begeleidingstaak in de functiebeschrijving van [functie]. De beroepsgrond faalt.
3.6. Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB