ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ1045

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2361 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling uitgangspositie ambtenaar in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar werkzaam als Senior Thematisch Rechercheur, en de Korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland. Eiseres had beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar uitgangspositie in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitgangspositie van eiseres niet correct was vastgesteld, omdat de door haar verrichte werkzaamheden als [functie] niet waren meegenomen in de beoordeling. Eiseres had van 1 juni 2010 tot 4 juli 2011 deze werkzaamheden verricht, maar verweerder beschouwde deze als een rol en niet als een zelfstandige functie. De rechtbank oordeelde dat de regelgeving omtrent de vaststelling van de uitgangspositie nog niet was voltooid en dat de feitelijke situatie bepalend is voor de uitgangspositie. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2361 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. E. Broere,
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. Y. Kuijt.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitgangspositie van eiseres definitief vastgesteld.
Bij besluit van 3 april 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2012.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [A], [functie].
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland: het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP.
1.2. Eiseres is werkzaam als Senior Thematisch Rechercheur in schaal 8. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze functie definitief vastgesteld als de uitgangspositie van eiseres in de invoering in het LFNP.
1.3. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de door eiseres uitgevoerde werkzaamheden als [functie] voor het Team Grootschalig Onderzoek (TGO) niet een zelfstandige functie betreft, maar als rol moeten worden opgevat. Deze rol is niet meegenomen bij het vaststellen van de uitgangspositie, omdat de werkzaamheden niet zijn geformaliseerd en de aanstelling van eiseres niet is gewijzigd.
1.4. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat haar uitgangspositie onjuist is vastgesteld, nu hierin niet is terug te vinden dat zij in de periode van 1 juni 2010 tot 4 juli 2011 van haar functietypering afwijkende werkzaamheden als [functie] heeft verricht. Deze werkzaamheden die zij fulltime heeft verricht kunnen volgens eiseres niet als een rol worden beschouwd. Zij heeft een beroep gedaan op artikel 1 onder r van de Concept Regeling overgang naar het LFNP waarin een definitie van het begrip uitgangspositie is gegeven.
2. Wettelijk kader
2.1. In artikel 1, eerste lid, onder r van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) wordt functie verstaan: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen, of het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het LFNP.
Artikel 6 van het Bbp, luidt – voor zover hier van belang - als volgt:
1. Voor de ambtenaar geldt een salarisschaal.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de functies en de bij de functies behorende waardering. Tevens worden regels gesteld over de overgang van ambtenaren naar een functie die is opgenomen in het LFNP.
2.2. In de Toelichting bij de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) in verband met de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is het volgende uiteengezet ten aanzien van de uitgangspositie:
“De eerste stap is de vaststelling van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. In dit verband worden de uitgangspositie(s) omschreven als: de functie(s) en in samenhang daarmee de functiebeschrijving(en) en/of de schriftelijk opgedragen werkzaamheden en/of bijzondere situaties (zoals bijvoorbeeld outplacement) van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009, zoals vastgelegd in een besluit of in besluiten. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie(s) wordt aan alle ambtenaren tussen 18 en 23 april 2011 een voorgenomen besluit uitgangspositie(s) gezonden. Daarin wordt hen onder meer gewezen op de mogelijkheid om eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3. Toegekend functieonderhoud is van invloed op de uitgangspositie en is daarom hier geregeld. Indien sprake is van waarneming mag geen functieonderhoud worden gevraagd. In de nota van toelichting op artikel 6, zevende lid (oud), van het Besluit bezoldiging politie wordt onder meer opgemerkt dat in geval van waarneming dit artikel niet van toepassing is. Immers, indien de ambtenaar bij wijze van waarneming tijdelijk een functie uitoefent, kan voor de duur van die waarneming op basis van artikel 17 een toelage worden toegekend. (Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 31 december 2009, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: BK9642).
De tweede stap is de feitelijke matching van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar met een functie uit het LFNP. Dit zal worden uitgewerkt in een aparte ministeriele regeling.”.
2.3. In de door eiseres overgelegde Concept Regeling overgang naar een LFNP functie van de Minister van Veiligheid en Justitie van 21 januari 2012 is, gelet op artikel 6, tweede lid, van het Bbp, in artikel 1 onder r de volgende definitie van het begrip uitgangspositie opgenomen:
“uitgangspositie: de functie(s) en in samenhang daarmee de functiebeschrijving(en) en de extra werkzaamheden, bijzondere situaties, afspraken, of specifieke werkzaamheden van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011, zoals vastgelegd in een besluit.”.
2.4. Bij Koninklijk Besluit van 24 oktober 2012 is artikel 49f van het Bbp gewijzigd. Het zesde lid van artikel 49f zal met ingang van een nader te bepalen datum als volgt komen te luiden:
“Onder uitgangspositie wordt in dit artikel verstaan de functie en in samenhang daarmee de functiebeschrijving en de overige opgedragen werkzaamheden of bijzondere situaties van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011.”.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht ontvankelijk heeft verklaard. Het besluit van 24 oktober 2011 behelst de uitgangspositie van eiseres in de overgang van haar functie naar het LFPN. Tezamen met de mogelijkheid om functieonderhoud aan te vragen zijn dit de twee elementen die bepalend zijn voor de matching naar een nieuwe functie. Mede gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 mei 2006 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: AX6542) acht de rechtbank de vaststelling van de uitgangspositie een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen bezwaar en beroep open staat.
3.2. De rechtbank overweegt dat verweerder de uitgangspositie heeft vastgesteld terwijl de regelgeving rondom het vaststellen van de uitgangspositie nog niet was voltooid. Verweerder heeft het begrip uitgangspositie gehanteerd zoals dat is omschreven in toelichting op de Trfp. Tevens hanteert verweerder de (interne) Instructie 2.1 “Kaders en uitgangspunten voor het bepalen uitgangspositie van 4 april 2011”. Eiser heeft er op gewezen dat volgens die instructie zowel de waargenomen functie als de oorspronkelijke functie de basis is voor de uitgangspositie. De instructie vermeldt dat zowel de huidige functie als de waargenomen functie moeten worden gematcht met het LFNP. Ten slotte is ter zitting de voorgenomen wijziging van artikel 49f, zesde lid, van het Bbp besproken. Hier valt op dat het vereiste van vastlegging van de verrichte werkzaamheden in een besluit niet langer hierin is opgenomen. Dit artikel is echter nog niet in werking getreden, maar zal uiteindelijk met terugwerkende kracht worden ingevoerd. De rechtbank constateert tevens dat het begrip uitgangspositie eveneens is omschreven in de door eiseres overgelegde Concept Regeling overgang naar een LFNP functie. Ter zitting is besproken dat de status van de Concept Regeling thans onduidelijk is.
3.3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door eiseres verrichte taak van [functie] een rol is en geen echte functie die in verweerders systeem is beschreven. De door eiseres verrichte werkzaamheden als [functie] TGO zijn niet vastgelegd in een organieke functiebeschrijving in het korps van verweerder. Verweerder is van oordeel dat alleen formele functies en daarbij behorende extra werkzaamheden en afspraken in de uitgangspositie moeten worden opgenomen.
3.4. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder niet. Gelet op de (toelichting op de) Trfp als de door verweerder gehanteerde instructie is doel van de tijdelijke regeling dat de politieambtenaar in het oude voor hem geldende functiewaarderingssysteem een correcte uitgangspositie krijgt om te worden gematcht met een functie die deel uitmaakt van het LFNP dat met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010 zal worden ingevoerd. Ook de rechtbank is van oordeel dat in het kader van de overgang van het LNFP de feitelijke situatie bepalend is voor de uitgangspositie. Eiseres vervulde van 1 juni 2010 tot 4 juli 2011 niet haar eigen functie van Senior Thematisch Rechercheur in schaal 8 maar die van [functie] TGO. Eiseres heeft er op gewezen dat zij de voor de functie van [functie] de benodigde opleiding heeft genoten en dat ingevolge het dienstvoorschrift “Tijdelijke regeling Team Grootschalige Opsporing 2010” de [functie] wordt ingeschaald is schaal 9. Overigens is ter zitting gebleken dat eiseres inmiddels elders een functie “Projectleider B” heeft aanvaard.
3.5. Verweerder heeft toegelicht dat hij de woorden “zoals vastgelegd in een besluit of in besluiten”zoals opgenomen in de toelichting van de Trfp zo opvat dat er sprake moet zijn van formalisering van de waarneming, in die zin dat wijziging van de aanstelling moet hebben plaatsgevonden. De rechtbank volgt die visie niet. De rechtbank constateert dat de functie van [functie] in het systeem van verweerder niet voorkomt, maar wel in het dienstvoorschrift “Tijdelijke regeling Team Grootschalige Opsporing 2010”. De omstandigheid dat de onderhavige functie niet is opgenomen in het functiewaarderingssysteem van verweerder, maakt niet dat met deze functie bij het bepalen van de uitgangspositie geen rekening behoeft te worden gehouden. Verweerders standpunt zou betekenen dat in een waarnemingsituatie, waarbij immers functieonderhoud niet aan de orde is, de door betrokkene gedurende tijdens de referteperiode meer dan een jaar uitgevoerde werkzaamheden niet in de uitgangspositie worden vastgelegd als deze niet hebben geleid tot een officiële functiewijziging. Een dergelijke uitleg doet geen recht aan het uitgangspunt dat betrokkene in een correcte uitgangspositie moet worden gebracht voor de matching met het LNFP. De rechtbank ziet bovendien voor verweerders standpunt geen steun in de vigerende regelgeving. De rechtbank ziet geen aanleiding om het toekomstig artikel 49f van het Bbp niet als uitgangspunt bij de beoordeling van de onderhavige kwestie te nemen. In dat kader overweegt de rechtbank dat de door eiseres verrichte taken moeten worden aangemerkt als bijzondere taken, zoals in dit artikel bedoeld. Voor wat betreft de uitleg van het begrip rol overweegt de rechtbank dat in het Besluit algemene rechtspositie politie geen definitie van dit begrip is gegeven.
3.6. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet heeft kunnen beslissen om de werkzaamheden als [functie] niet in de uitgangspositie mee te nemen bij het vaststellen van de uitgangspositie van eiseres. Het beroep van eiseres is daarom gegrond. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om in het kader van finale geschillenbeslechting zelf in de zaak te voorzien, aangezien voor eiseres een nieuwe uitgangspositie zal moeten worden vastgesteld, hetgeen bij uitstek de taak van verweerder is.
3.7. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter grootte van € 874,- (één punt voor het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 156 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 874, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB