1.1. [eiser in conventie] is sinds 1 mei 1991 verbonden aan het OLVG als cardioloog, aanvankelijk op basis van een arbeids-/toelatingsovereenkomst en in maatschapsverband met collega-cardiologen.
1.2. Per 1 januari 1997 is [eiser in conventie] van (gedeeltelijk) vrijgevestigd specialist volledig overgegaan in loondienst. OLVG heeft in dat kader de goodwill-aanspraak van [eiser in conventie] afgekocht.
1.3. Bij arbeidsovereenkomst getekend 30 december 1996 zijn partijen per 1 januari 1997 onder meer overeengekomen:
“Salariëring.
18.1 Het salaris van de specialist bestaat uit een vast en een variabel deel en is éénmalig vastgesteld aan de hand van de honorarium budgetteringsmethodiek, zoals opgenomen in de honoreringsovereenkomst. Voor het bepalen van de omzet van de specialist is 1994 het basisjaar.
18.2 Het vaste salaris van de specialist bedraagt f 341.015,00 bruto per jaar. Dit bedrag zal gedurende de looptijd van deze arbeidsovereenkomst muteren met de jaarlijkse salarisverhogingen op grond van de Uitvoeringsregeling salariëring bij de CAO Ziekenhuiswezen, alsmede met eventuele algemene loonsverhogingen op grond van de CAO Ziekenhuiswezen. De met deze verhogingen gemoeide bedragen zullen in mindering worden gebracht op het variabele salaris als bedoeld in artikel 18.3.
18.3 Het variabele salaris van de specialist bedraagt op het moment van ondertekening van deze arbeidsovereenkomst f 109.459,00 per jaar. Dit bedrag muteert jaarlijks op de wijze zoals omschreven in artikel 7 van en bijlage 3 bij de honoreringsovereenkomst. Daarnaast wordt het variabele salaris jaarlijks verhoogd met de door het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg gehanteerde algemene loon- en prijsindex, te berekenen over het vaste en het variabele salaris.
18.4 Indien in de toekomst de hierboven sub 18.2 en/of 18.3 omschreven berekeningswijze van het (vaste en/of variabele) salaris van de specialist niet langer toegepast kan worden, zullen partijen in nader overleg treden omtrent de wijze waarop het betreffende salarisdeel in de toekomst zal worden berekend. In afwachting van de uitkomst van dit nadere overleg en het bereiken van overeenstemming ter zake, zal het salaris van de specialist op het laatst vastgestelde niveau worden gehandhaafd. Dat het salaris van de specialist niet langer op de sub 18.2 en/of 18.3 omschreven wijze te berekenen is, zou het gevolg kunnen zijn van gewijzigde wettelijke of ministeriële regelgeving met betrekking tot de budgetfinanciering van de gezondheidszorg of wijzigingen in de CAO Ziekenhuiswezen”. (…)
1.4. Op de arbeidsrelatie is de CAO Ziekenhuizen (voorheen ook: CAO Ziekenhuiswezen, hierna te noemen: de CAO) van toepassing.
1.5. Per 1 maart 2001 is de Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten (hierna: AMS) in werking getreden, een minimum CAO. “Zittende” medisch specialisten behielden echter hun oude rechten op grond van hun lopende arbeidsovereenkomst en de CAO.
1.6. In 2008 is in de gezondheidszorg de zogenaamde diagnose-behandel-combinaties (hierna: DBC’s) ingevoerd. Bij een DBC is de omzet gelijk aan de normtijd voor de activiteiten onder de DBC, te vermenigvuldigen met een (van overheidswege) vastgesteld uurtarief en normtijden.
1.7. Medio 2007 heeft OLVG aan de medische staf laten weten dat de naderende invoering van de prestatiebekostiging op basis van DBC’s en de afschaffing van de zogenaamde lumpsumfinanciering voor haar aanleiding was om de honorering van haar werknemers te wijzigen. In augustus 2008 heeft OLVG met terugwerkende kracht per 1 januari 2008 een gewijzigde honoreringssystematiek voor medisch specialisten (hierna: HMS) ingevoerd.
1.8. Deze HMS hield in hoofdlijn in dat alle bij OLVG in dienst zijnde medisch specialisten een nieuwe, gelijksoortige arbeidsovereenkomst kregen, waarbij het salaris wordt opgebouwd uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel bestaat uit een salaris conform de salarisschalen, vermeerderd met toeslagen, op grond van het AMS. Het variabele salaris wordt jaarlijks vastgesteld en betreft de aanspraak die de medisch specialisten hebben op de totale honorariumomzet van de unit (vakgroep), na aftrek van kosten die ten laste komen van de honorariumomzet (de jaarruimte). Voor alle medisch specialisten geldt daarenboven een overgangsregeling in de vorm van een inkomenssuppletie op het salaris dat zij genoten in 2007 (het garantieinkomen).
1.9. Bij brief van 15 augustus 2008 heeft OLVG dit aan [eiser in conventie] bericht. Voor [eiser in conventie] betekende deze wijziging volgens de brief dat de geldende HB-arbeidsovereenkomst niet langer kon worden toegepast en daarom zou worden voorzien van een addendum, waarin zou worden geregeld dat het vaste salarisdeel werd gefixeerd op het salaris per 1 januari 2008 en ook de bekostiging van het variabele deel zou wijzigen.
In het geval van [eiser in conventie] werd voorzien in een overgangsregeling, waarbij gedurende 2008 en 2009 zijn inkomen zou worden gesuppleerd, waarna vanaf 1 januari 2010 een afbouwregeling zou gelden van 66% (2010) en 33,3% (voor 2011), indien op basis van de dan gerealiseerde honorariumomzet het jaarinkomen in 2010 en 2011 lager zou zijn dan het garantieinkomen. Over de suppletie vindt pensioenopbouw plaats en wordt vakantietoeslag uitgekeerd.
De regeling bevat tevens een hardheidsclausule.
Ten slotte werd [eiser in conventie] de keuze voorgelegd: of handhaving van de huidige arbeidsovereenkomst met voormeld addendum of aanvaarding van een arbeidsovereenkomst nieuwe stijl, waarbij naast de salariëring ook andere arbeidsvoorwaarden zouden worden gewijzigd.
1.10. Bij brief van 29 oktober 2008 heeft [eiser in conventie] aan OLVG laten weten dat hij niet instemde met de voorgestelde wijzigingen.
1.11. Vervolgens hebben partijen met elkaar overleg gevoerd over mogelijke oplossingen, onder meer door toepassing van de hardheidsclausule en een eventuele uitbreiding van de overgangsregeling bestaande uit een verlenging van de loonsuppletie tot 100% gedurende 2010 en 2011 en een voorwaardelijke verlenging van de suppletie in 2012 (66,6%) en 2013 (33,3%). Onder voorwaarden was OLVG ook bereid tot betaling van een afkoopsom ineens bij aanvaarding door [eiser in conventie] van de nieuwe honoreringssystematiek.
1.12. Bij gebrek aan overeenstemming, heeft OLVG bij brief van 11 april 2011 aan [eiser in conventie] bericht dat werd teruggevallen op toepassing van de geldende HB-arbeidsovereenkomst, met dien verstande dat artikel 18 daarvan door de gewijzigde bekostigings- en honoreringsstructuur per 1 januari 2008 niet langer kon worden gehandhaafd. In plaats daarvan werd per 1 april 2011 alsnog het addendum van toepassing.