RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2471 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. A.N. Pattynama,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,
verweerder,
gemachtigde mr. A.J. Tielbeke.
Bij besluit van 15 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser bijzondere bijstand toegekend in de vorm van leenbijstand.
Bij besluit van 10 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder, conform het advies van de commissie voor bezwaarschriften, het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2012.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.1. Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), naar de norm van een alleenstaande ouder. Het gezin van eiser bestaat naast eiser uit zijn echtgenote, die niet legaal in Nederland verblijft, en drie kinderen.
1.2. Eiser en zijn gezin hebben per 24 november 2011 een nieuwe huurwoning toegewezen gekregen op grond van een medische woonurgentie.
1.3. Eiser heeft op 22 november 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten en het vervangen van duurzame gebruiksgoederen. De verhuiskosten hebben betrekking op inhuur van een verhuisbedrijf, een maand dubbele huur en een waarborgsom. De inrichtingskosten hebben betrekking op kosten van stoffering van de nieuwe woning, verf en gordijnen. De tegemoetkoming in de kosten van duurzame gebruiksgoederen betreft de aanschaf van kasten, een gasfornuis en een matras.
1.4. Bij het primaire besluit heeft verweerder bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een geldlening voor de waarborgsom (€ 230,-), verhuis- en inrichtingskosten (€ 2.931,23) en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen (€ 925,-).
2.1. In het bestreden besluit heeft verweerder met betrekking tot de verhuis- en inrichtingskosten gesteld dat bijzondere bijstand op grond van het beleid in beginsel niet wordt verleend. Slechts in het geval van een noodzakelijke verhuizing worden deze kosten in de vorm van leenbijstand verstrekt. Daarvan is in het geval van eiser sprake. Bijzondere bijstand om niet is alleen mogelijk indien daarvoor dringende redenen bestaan. Nu eiser, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen bewijzen heeft overgelegd van de verplichting zijn schulden af te lossen, is van dergelijke dringende redenen geen sprake. Ten aanzien van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen heeft verweerder overwogen dat, conform het beleid, de bijzondere bijstand is verstrekt vanwege de noodzakelijkheid van de verhuizing. Er is geen sprake van dusdanige dringende redenen dat de bijzondere bijstand om niet moet worden verleend. Dat eiser vanwege zijn illegale echtgenote een extra schuldenlast heeft, is naar het oordeel van verweerder geen dringende reden die op de gemeente kan worden afgewenteld.
2.2. In beroep heeft eiser – samengevat – aangevoerd dat de bijzondere bijstand om niet dient te worden verleend omdat hij schulden heeft als gevolg van het feit dat zijn vrouw nog geen verblijfsvergunning heeft en daardoor niet is verzekerd voor medische kosten. Eiser heeft hulp gezocht bij de schuldhulpsanering maar is daar geweigerd, omdat het budget niet op orde kon worden gemaakt. Geld om afbetalingsregelingen te kunnen treffen is er niet. Eiser stelt dat er derhalve een dringende reden is om hem bijstand om niet te verlenen.
3.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB, is bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
3.2. Ingevolge artikel 48, eerste lid, van de WWB, wordt de bijstand verleend om niet, tenzij in deze wet anders is bepaald.
3.3. Artikel 51, eerste lid, van de WWB, bepaalt dat bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet.
3.4. Het beleid van verweerder is nader uitgewerkt in de Beleidsregels bijzondere bestand gemeente Amstelveen en het Handboek van de gemeente Amstelveen (hierna: de Beleidsregels).
4.1. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat het beroep zich niet uitstrekt tot de verstrekking van bijzonder bijstand voor de waarborgsom. Gelet daarop is in geschil de verstrekking van bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten en voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een lening.
4.2. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd zich hebben voorgedaan, dat het noodzakelijke kosten betreffen en dat de kosten voorvloeien uit bijzondere omstandigheden. Voorts staat tussen partijen vast dat eiser deze kosten niet uit andere hoofde kan voldoen en dat hij niet de mogelijkheid heeft gehad om voor de kosten uit zijn inkomsten te reserveren.
Ten aanzien van de duurzame gebruiksgoederen
5.1. Artikel 51 van de WWB maakt de verstrekking van bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een geldlening mogelijk. In artikel 9 van de Beleidsregels is nader bepaald dat kosten voor duurzame gebruiksgoederen in principe uit de uitkering of het inkomen betaald moeten worden. Wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden kan voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand worden verleend. Indien sprake is van dringende redenen kan bijzondere bijstand om niet worden verleend.
5.2. Dat bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in beginsel wordt verstrekt in de vorm van een geldlening wordt door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) niet onredelijk geacht (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 december 2010, LJN: BO8899). De rechtbank acht het beleid van verweerder dan ook niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist.
5.3. De rechtbank ziet voorts in de schuldenlast van eiser geen dringende redenen op grond waarvan verweerder de bijzondere bijstand om niet diende te verstrekken. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eiser de lening niet hoeft af te lossen zolang een andere schuld aan verweerder niet is afbetaald. Voorts is van belang dat verweerder het beleid voert dat, indien de belanghebbende gedurende 36 maanden aaneengesloten volgens draagkracht heeft afgelost op de lening, ambtshalve kwijtschelding van het restant van de geldlening volgt. Tot slot is van belang dat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangegeven dat, indien eiser kan aantonen dat hij verplichtingen heeft om zijn schulden af te betalen, verweerder bereid is om de bijzondere bijstand alsnog om niet te verstrekken.
Ten aanzien van de verhuis- en inrichtingskosten
6.1. Met betrekking tot de verhuis- en inrichtingskosten, doet de uitzondering van artikel 51 van de WWB zich niet voor. De hoofdregel van artikel 48 van de WWB houdt in dat de bijstand om niet wordt verleend, tenzij de wet anders bepaalt. De uitzonderingen genoemd in het tweede lid van dit artikel doen zich niet voor. De WWB kent geen andere bepaling die het mogelijk maakt om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten te verstrekken in de vorm van een geldlening.
6.2. Verweerder heeft verwezen naar artikel 8 van zijn Beleidsregels, waarin is bepaald dat voor de verhuis- en inrichtingskosten – indien deze noodzakelijk zijn – bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening, tenzij er sprake is van dringende redenen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is dit beleid strijdig met het bepaalde in de WWB. Het beleid dient derhalve buiten toepassing te blijven.
6.3. Aangezien de toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand is gebaseerd op een buiten toepassing te laten bepaling, kan het bestreden besluit, waarbij die toekenning is gehandhaafd, in rechte geen stand houden. Het beroep van eiser is dan ook gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de wet voor zover daarbij bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening is verstrekt voor verhuis- en inrichtingskosten.
6.4. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat verweerder de bijzondere bijstand voor de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten ter hoogte van € 2.931,23 om niet aan eiser verstrekt.
6.5. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 874,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Nu eiser heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, dient verweerder deze kosten te voldoen aan de griffier van de rechtbank. Tenslotte zal de rechtbank bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiser vergoedt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op de verlening van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening voor verhuis- en inrichtingskosten;
- bepaalt dat de bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten tot een bedrag van € 2.931,23 om niet wordt verstrekt;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 42,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 874,- te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Singeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Duinen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2012.
de griffier is buiten staat
deze uitspraak mede te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB