In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2013 uitspraak gedaan over de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar, naar aanleiding van een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had op 24 februari 2012 verweerder verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een snelheidscontrole. Verweerder heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar eiser maakte bezwaar tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding die hem was toegekend na de bezwaarfase. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 10 augustus 2012 telefonisch is gehoord, wat door de rechtbank gelijkgesteld werd aan een hoorzitting in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder had echter geen punt toegekend voor deze telefonische hoorzitting, wat eiser betwistte. De rechtbank oordeelde dat de telefonische hoorzitting wel degelijk als een voor vergoeding in aanmerking komende handeling moet worden beschouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder voor zover het betreft de vergoeding van de kosten in bezwaar en stelde de proceskostenvergoeding vast op € 944,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld om het griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.