4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 22 februari 2013 wordt op het Schouwburgplein te Rotterdam preventief gefouilleerd, waarbij een zwarte BMW met kenteken [kenteken] een stopteken krijgt. Verdachte stapt als bestuurder uit dit voertuig. Achter de plastic kap die aan de achterzijde van de bijrijderstoel is gemonteerd, wordt een vuurwapen aangetroffen.Tevens wordt in deze ruimte een zak aangetroffen met diverse patronen.Het vuurwapen blijkt een doorgeladen Taurus PT609 PRO 9mm x 19 te zijn waarvan het serienummer is verwijderd. Het is een vuurwapen van categorie III.In de kamer van het pistool zit 1 volmantel rondneus patroon, merk PMP, 9mm x 19. In het patroonmagazijn zitten 11 volmantel rondneus kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, 9mm x 19. Het is munitie van categorie III.In de plastic tas blijken 56 patronen 9mm x 19 te zitten van het merk/met opdruk G.F.L., M.R.P., Sellier & Bellot en PMP. Voorts bevinden zich in de zak nog 47 patronen in kaliber .45 AUTO van de firma Sellier & Bellot. Ook al deze patronen blijken munitie van categorie III.
Nadere overweging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu noch het voorhanden hebben van dat wapen, noch de wetenschap van het voorhanden hebben van dat wapen op grond van het dossier bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie is naast de aanwezigheid van het wapen of de munitie (al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de verdachte) en een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie, een zekere beschikkingsmacht van de verdachte over het wapen of de munitie vereist.
In de onderhavige zaak werd het vuurwapen van het merk Taurus aangetroffen in een verborgen ruimte in de passagiersstoel van het voertuig waarvan verdachte gebruik maakte. Deze verborgen ruimte was van buiten de auto zichtbaar voor de verbalisanten, die ook een deel van de inhoud van de ruimte konden zien toen de BMW geparkeerd stond, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2013. Verdachte is vervolgens met twee medeverdachten in deze auto gestapt en toen de BMW enkele ogenblikken later werd doorzocht, was de verborgen ruimte weer gesloten. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte de inhoud van deze ruimte op enig moment gezien moet hebben, temeer nu verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2013 heeft verklaard dat hij in diezelfde ruimte zijn eigen wapen van het merk Glock bewaarde, dat daar ook is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee ook vast dat, naast de aanwezigheid van het wapen, sprake is geweest van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van het wapen. Nu verdachte de auto in gebruik had en ook de specifieke verborgen ruimte in de passagiersstoel gebruikte als opbergplaats, is sprake van handelingsbevoegdheid ten aanzien van het wapen in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie, waarbij de rechtbank opmerkt dat handelingsbevoegdheid ten aanzien van een wapen ook kan bestaan doordat handelingsbevoegdheid bestaat ten aanzien van de plaats waar het wapen is aangetroffen. Nu aan alle vereisten is voldaan om te kunnen spreken van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie, wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op 22 februari 2013 wordt verdachte in Rotterdam gezien als bestuurder van een zwarte BMW met kenteken [kenteken]. Verdachte wordt aangehouden en de BMW wordt doorzocht. Achter de plastic kap die aan de achterzijde van de bijrijderstoel is gemonteerd, wordt een stapel bankbiljetten aangetroffen, met een totaalbedrag van € 3.980,00.In de laadruimte van de auto staat een kartonnen doos met daarin een speelgoedauto, met als artikelomschrijving ‘Ferrari FF 6v’ van de winkel Toys XL.Bij verdachte wordt een geldbedrag van € 1.069,30 aangetroffen, een tweetal sleutelbossen en een zwarte afstandsbediening. Tevens heeft verdachte een mapje met diverse aankoopbonnen bij zich. Het betreffen onder andere kassabonnen van de Mediamarkt te Rotterdam, waaruit blijkt dat een Panasonic televisie op 11 februari 2013 is gekocht voor € 2.599,88 en verder nog andere aankopen op 4 februari 2013 voor € 122,96. Daarnaast is er een kwitantie van 19 februari 2013 van Praxis te Rotterdam met een totaalbedrag van € 324,39 en een kwitantie van 22 februari 2013 van Toys XL te Rotterdam voor de aankoop van een artikel genaamd ‘Ferrari FF 6v’ van € 279,99.Verdachte heeft deze speelgoedauto zelf gekocht. Het bij verdachte aangetroffen geldbedrag van € 1.069,30 is van verdachte zelf.De bij verdachte aangetroffen sleutels behoren bij een woning aan de [straat A] te [plaats]. Deze woning wordt op 23 februari 2013 doorzocht, waarbij een niet aangesloten nieuwe televisie, merk Panasonic, een nieuwe stofzuiger, merk Dyson, een nieuw strijkijzer, merk Siemens, en een nieuw koffiezetapparaat, merk Nespresso, worden aangetroffen. In de woning ligt de aankoopnota van 19 februari 2013 van Mediamarkt te Rotterdam van de stofzuiger en het strijkijzer, met een aankoopbedrag van respectievelijk € 449,00 en € 299,00.De marktwaarde van de Nespresso blijkt € 449,00 te zijn.Tevens wordt in de woning een bon gevonden van ‘[winkel]’, gevestigd te Rotterdam. Op deze bon, gedateerd 4 februari 2013, staat de bestelling van een aantal meubels, waarvan een bedrag van € 1.650,00 is aanbetaald.Verdachte heeft voornoemde goederen gekocht en de meubels aanbetaald.De betreffende woning is onderverhuurd door [C] aan medeverdachte [medeverdachte], waarbij een bedrag van € 2.850,00 cash is betaald.De verhuur van de woning ging in per 1 februari 2013.Uit onderzoek is gebleken dat verdachte in Nederland geen legaal inkomen heeft genoten van 2009 tot en met 2012.
Nadere overwegingen
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde feit wegens gebrek aan voldoende bewijs.
Witwassen – juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentiekan witwassen bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Daartoe zal allereerst moeten worden vastgesteld of aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulk een geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan die gedraging niet als (schuld)witwassen worden gekwalificeerd. Er moet in dergelijke gevallen dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
Witwassen – onderhavige zaak
Boetebedrag € 3.948,00
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet wie de openstaande boetes met een totaal van € 3.948,00 heeft betaald. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Contant geldbedrag € 3.980,00
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte in de BMW X5 waarmee hij zich verplaatste een groot geldbedrag had liggen. Dit geldbedrag was verhuld in een holle ruimte in de passagiersstoel, in welke ruimte eveneens meerdere vuurwapens en een plastic zak met munitie lagen opgeborgen, die aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Het op deze wijze en op deze plaats voorhanden hebben van grote contante geldbedragen is in het normale financiële verkeer bijzonder ongebruikelijk en roept de vraag op of zij een legale herkomst kennen. Deze omstandigheden in combinatie met het feit dat verdachte in Nederland gedurende enkele jaren geen legaal inkomen geniet, maakt dat er zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Het ligt in zo’n geval op de weg van verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van het geldbedrag. Een dergelijke verklaring heeft verdachte niet gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geld reeds in de BMW lag toen hij de auto van een vriend te leen kreeg. Verdachte wil echter geen verklaring geven over de identiteit van deze vriend, buiten het feit dat deze vriend in het buitenland zou wonen en een bedrijf in Dubai zou hebben. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar om het openbaar ministerie tot nader onderzoek te nopen naar de, uit de verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Aankoop (luxe)goederen
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij alle – op de speelgoedauto van € 279,99 na – in de tenlastelegging genoemde (luxe)goederen, ook die goederen waarvan geen bonnetje is aangetroffen bij verdachte, heeft aangeschaft voor de vriend waarvan hij ook de BMW X5 leende. Verdachte heeft al deze waardevolle luxegoederen in korte tijd aangeschaft met het contante geld van diezelfde vriend. Verdachte heeft de goederen in de woning aan de [straat A] te [plaats] geplaatst, waarvan de sleutels bij de aanhouding van verdachte zijn aangetroffen tussen de bezittingen van verdachte. Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de aankoop van de luxegoederen niet aan verdachte kan worden gekoppeld, wordt dan ook verworpen.
Op grond van de geschetste feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vermoeden van witwassen. In deze omstandigheden mag dan ook van verdachte een verifieerbare verklaring worden verlangd. Zoals eerder vermeld wil verdachte echter geen openheid van zaken geven over de identiteit van deze vriend. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar om het openbaar ministerie tot nader onderzoek te nopen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de geldbedragen waarmee de goederen zijn aangeschaft. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde goederen daardoor uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Contant geldbedrag € 1.069,39 en speelgoedauto ad € 279,99
Ook de verklaring van verdachte omtrent het geldbedrag ad € 1.069,39, dat hij bij zich droeg ten tijde van zijn aanhouding, alsmede de herkomst van het geldbedrag waarmee verdachte de speelgoedauto bij Toys XL heeft gekocht, is niet verifieerbaar. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het contante geldbedrag van hem zelf was en dat hij contante gelden bij zich droeg omdat hij woonachtig is in het buitenland en in Nederland niet kan pinnen. Als hij in Nederland verblijft, zou hij al zijn aankopen contant betalen. Hiervoor is reeds vastgesteld dat verdachte gedurende enkele jaren in Nederland geen inkomen geniet, waardoor een vermoeden bestaat van witwassen. Het ligt in zo’n geval op de weg van verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van de geldbedragen. Verdachte heeft als verklaring voor de herkomst gesteld dat hij geld verdient door middel van zijn bedrijf in Marokko, waarbij hij – onder andere – nieuwe Duitse auto’s bestelt en deze zelf verkoopt. Verdachte heeft verder geen details willen geven over de naam van het bedrijf of de plaats waar het gevestigd is. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar om het openbaar ministerie tot nader onderzoek te nopen naar de, uit de verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de geldbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat het contante geldbedrag en de aanschafte speelgoedauto uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Huur woning
Volgens de huurder van de woning aan de [straat A] te [plaats] heeft hij de woning onderverhuurd aan medeverdachte [medeverdachte], die hem daarvoor ook € 2.850,00 contant heeft overhandigd. De originele sleutel en transponder, behorende bij de woning en de garage, worden echter aangetroffen bij verdachte. De auto waarvan verdachte gebruik maakt, wordt op de dag dat verdachte wordt aangehouden aangetroffen op loopafstand van de betreffende woning. Verdachte heeft allerlei goederen gekocht in winkels eveneens gelegen op loopafstand van de woning en deze in de woning geplaatst. Verdachte heeft ook beelden van de woning op zijn telefoon, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 2013, opgesteld na het uitlezen van de telefoon van verdachte. Deze omstandigheden in combinatie met het feit dat verdachte in Nederland gedurende enkele jaren geen legaal inkomen geniet, maakt dat er zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Het ligt in zo’n geval op de weg van verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van het geldbedrag. Verdachte heeft verklaard dat de woning gebruikt zou gaan worden door de vriend waarvan hij ook de BMW X5 te leen had.
Zoals hierboven reeds vastgesteld acht de rechtbank de verklaring van verdachte met betrekking tot de onbekend gebleven vriend onvoldoende concreet en verifieerbaar om het openbaar ministerie tot nader onderzoek te nopen naar de, uit de verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte samen een medeverdachte betrokken is geweest bij het huren van een woning in het duurdere, vrije segment en deze woning vervolgens heeft ingericht met nieuwe, kostbare spullen, zonder dat hij voor deze uitgaven een voldoende concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven. Daarmee staat vast dat verdachte nauwe en bewuste samenwerking had op de betaling van de huur van de woning aan de [straat A] te [plaats]. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Kwalificatieuitsluitingsgrond
De raadsman voert aan dat uit jurisprudentie volgt dat bij het voorhanden hebben van geld dat afkomstig is uit eigen misdrijf een gedraging moet worden verricht die gericht is op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Van een dergelijke verhullingshandeling zou in onderhavige zaak geen sprake zijn.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Ter vermijding van dubbele strafbaarheid heeft de Hoge Raad de reikwijdte van het witwasdelict afgebakend door middel van het formuleren van een kwalificatieuitsluitingsgrond. Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan die gedraging niet als witwassen worden gekwalificeerd. Van de kwalificatieuitsluitingsgrond kan dus slechts dan sprake zijn als kan worden
vastgestelddat sprake is een opbrengst afkomstig uit eigen misdrijf.Nu de rechtbank niet is gebleken uit welk specifiek misdrijf het aangetroffen geldbedrag afkomstig is, en daarmee of sprake is van een misdrijf dat door de verdachte zelf is begaan, kan het verweer van de raadsman onbesproken blijven. Dit geldt te meer nu niet is gebleken van enige veroordeling van verdachte wegens een misdrijf dat verband zou kunnen houden met de onder hem aangetroffen voorwerpen en de door hem bestede geldbedragen, waardoor er in casu geen risico bestaat van een dubbele strafbaarheid.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring van dit feit komt.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RF/13-013408 van 24 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [I], doorgenummerde p. 99 e.v.;
Een proces-verbaal met nummer 2013.044948 van 11 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde (geanonimiseerde) opsporingsambtenaar T-160, doorgenummerde p. 192 e.v.;
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2013 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring van dit feit komt.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RF/13-013408 van 24 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [I], doorgenummerde p. 99 e.v.;
Een proces-verbaal met nummer 2013.044948 van 11 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde (geanonimiseerde) opsporingsambtenaar T-160, doorgenummerde p. 192 e.v.;
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2013 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring van dit feit komt.
Een proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL135J 2013044948 van 8 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [D], [E] en [F], doorgenummerde p. 161 e.v.;
Een proces-verbaal wapenonderzoek met nummer 2013044948 van 28 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [G], doorgenummerde p. 155 e.v.;
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2013 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting.