ECLI:NL:RBAMS:2013:4395

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
C/13/510820 / HA ZA 12-203
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M.M. Korsten - Krijnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een arbeidsovereenkomst naar de kamer voor kantonzaken

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap Stork Prints B.V. en twee gedaagden, aangeduid als [[A]] c.s. De zaak betrof een arbeidsovereenkomst waarbij de reconventionele vordering van Stork betrekking had op de samenhang tussen de conventionele en reconventionele vorderingen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen niet afzonderlijk konden worden behandeld en verwees de zaak naar een kamer voor kantonzaken. Dit besluit volgde op een tussenvonnis van 27 maart 2013, waarin werd vastgesteld dat de zaak in reconventie een geschil over een arbeidsovereenkomst betrof. De rechtbank benadrukte dat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen basis biedt voor een forumkeuze zoals door partijen werd voorgesteld. De rechter volgde de partijen in hun verzoek om verwijzing naar de kantonrechter, maar wees erop dat de kosten van het incident gecompenseerd zouden worden, zodat iedere partij zijn eigen kosten zou dragen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/510820 / HA ZA 12-203
Vonnis van 19 juni 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STORK PRINTS B.V.,
gevestigd te Boxmeer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J. de Best te Utrecht,
tegen

1.[[A]]

2.
[[B]],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. drs. V.N. van Waterschoot te Arnhem.
Eiseres in conventie zal hierna Stork genoemd worden en gedaagde sub 1 [[A]]. Gedaagden sub 1 en sub 2 tezamen zullen aangeduid worden als [[A]] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 maart 2013 (hierna: het tussenvonnis);
  • de akte houdende uitlating over bevoegdheid na tussenvonnis d.d. 27 maart 2013 van Stork;
  • de akte houdende uitlating over bevoegdheid na tussenvonnis d.d. 27 maart 2013 van [[A]] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is overwogen dat de zaak in reconventie een geschil betreffende een arbeidsovereenkomst is, ten aanzien waarvan verwijzing nodig is naar een kamer voor kantonzaken.
2.2.
In hun aktes na tussenvonnis hebben partijen, over en weer, het standpunt betrokken dat sprake is van een forumkeuze, die inhoudt dat beide partijen ervoor hebben gekozen dat de zaken in conventie en in reconventie samen worden behandeld en beslist door een kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Hieromtrent wordt als volgt geoordeeld.
2.3.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) biedt geen basis voor een forumkeuze in de door partijen bedoelde zin. De zaak in reconventie moet worden verwezen. Dit staat niet ter vrije bepaling van partijen. Hoewel aan Stork kan worden toegegeven dat het ongelukkig is dat deze verwijzing pas in dit stadium plaatsvindt, terwijl daarover bij uitstek tijdens de comparitie van partijen een beslissing had kunnen worden genomen, kan het oordeel op grond van de wet niet anders luiden. Artikel 71 Rv houdt namelijk geen discretionaire bevoegdheid in, maar schrijft dwingend voor dat de zaak wordt verwezen indien een zaak verder moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Nu beide partijen van mening zijn dat uit proceseconomische overwegingen de zaken in conventie en in reconventie door dezelfde rechter dienen te worden behandeld en beslist, waarin besloten ligt dat volgens hen de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet, en zij eenstemmig (subsidiair) om verwijzing van de zaken naar de kantonrechter vragen, zal de rechter partijen daarin volgen. De rechter ziet geen aanleiding [[A]] c.s. te veroordelen in de kosten van dit incident. Nu geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, worden de kosten gecompenseerd.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken, op
3 juli 2013om 10.00 uur,
3.2.
wijst partijen erop dat de kantonrechter op deze rolzitting zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.4.
wijst partijen erop dat het in de procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 Wet griffierechten burgerlijke zaken zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
3.5.
compenseert de kosten van dit incident, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Korsten - Krijnen en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.