Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
team kanton
stichting Woningstichting Eigen Haard
1.[gedaagde 1] [woonplaats]
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
BESLISSING
- griffierecht
- dagvaardingskosten
- salaris van de gemachtigde
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woningstichting Eigen Haard (eiseres) en twee gedaagden, waarbij de eerste gedaagde niet verschenen was en de tweede gedaagde wel. Eiseres vorderde ontruiming van de woning die door de eerste gedaagde was onderverhuurd aan de tweede gedaagde, in strijd met het huurcontract. De eerste gedaagde had de woning in 2005 gehuurd voor €306,33 per maand, maar had deze drie jaar geleden onderverhuurd voor €500,- per maand. De tweede gedaagde, die zwanger was van een tweede kind, had een beroep gedaan op huurbescherming.
De rechtbank oordeelde dat de eerste gedaagde de woning moest ontruimen binnen zeven dagen en dat hij een boete van €4.500,- moest betalen aan eiseres voor het overtreden van het onderhuurverbod. De tweede gedaagde kreeg een ontruimingstermijn van negen maanden, omdat haar belangen zwaarder wogen dan die van eiseres, ondanks het feit dat zij onrechtmatig handelde door de woning te bewonen zonder recht of titel. De rechtbank hield rekening met de lange wachtlijst voor sociale huurwoningen en de omstandigheden van de tweede gedaagde, die met twee kinderen een andere woning moest zoeken.
De kosten van de procedure werden gecompenseerd, en de rechtbank verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis benadrukt de belangenafweging tussen de huurbescherming van de onderhuurder en het huurbeleid van de woningbouwvereniging.