Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- namens EuroChem mr. Koppenol-Laforce en mr. Hetterscheidt;
- namens IMR mr. Limperg en mr. Elseman en hun kantoorgenoot
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft EuroChem Volga-Kaliy LLC, een vennootschap naar buitenlands recht, op 26 juni 2013 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam tot het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken en aandelen van International Mineral Resources B.V. (IMR). Dit verzoek volgde op een arbitrageprocedure die EuroChem had aangespannen tegen Shaft Sinkers (Pty) Ltd, waarin zij een schadevergoeding van € 805.600.000,- vorderde wegens bedrog en omkoping. EuroChem beschuldigde IMR van betrokkenheid bij deze onrechtmatige handelingen, aangezien IMR een meerderheidsbelang in Shaft Sinkers zou hebben gehad en bestuurders van IMR bij de onderneming betrokken waren.
De voorzieningenrechter heeft op 27 juni 2013 voorlopig verlof verleend voor het beslag en partijen zijn gehoord op 9 juli 2013. Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en producties overgelegd. EuroChem stelde dat het beslag noodzakelijk was ter zekerheid van een vordering van € 886.490.000,- op IMR, terwijl IMR betwistte dat de vordering summierlijk deugdelijk was en voerde aan dat het beslag onnodig was, gezien de verpanding van de aandelen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat EuroChem voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vordering jegens IMR summierlijk deugdelijk was. IMR had niet overtuigend aangetoond dat Shaft Sinkers onafhankelijk opereerde van haar en de voorzieningenrechter achtte het mogelijk dat IMR aansprakelijk zou worden gehouden voor de schade van EuroChem. Het verzoek tot beslag werd uiteindelijk toegewezen, met de mogelijkheid voor IMR om in een later stadium opheffing van het beslag te vorderen indien nodig. De beschikking werd definitief verleend, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.