ECLI:NL:RBAMS:2013:4669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
C-13-545479 - KG ZA 13-838
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken inzake FLOAT-festival op Haparandadam te Amsterdam

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiser], de organisator van het FLOAT-festival, tegen de besloten vennootschap REMSTERDAM B.V. De voorzieningenrechter heeft op 19 juli 2013 uitspraak gedaan naar aanleiding van een geschil over de samenwerking tussen partijen voor de organisatie van het festival, dat op 3 augustus 2013 zou plaatsvinden op de Haparandadam te Amsterdam. De eiser had afspraken gemaakt met REMSTERDAM, die haar naam aan het festival zou verbinden en de afterparty zou organiseren. REMSTERDAM trok zich echter terug en stelde dat er slechts verkennende gesprekken hadden plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat er bindende afspraken waren gemaakt en dat REMSTERDAM zich niet op het standpunt kon stellen dat er geen afspraken waren gemaakt. De rechter veroordeelde REMSTERDAM om de gemaakte afspraken na te komen, op straffe van een dwangsom. Dit vonnis werd op 26 juli 2013 aan partijen verstrekt, en de rechter benadrukte dat de medewerking van REMSTERDAM aan de vergunningverlening essentieel was voor de uitvoering van de afspraken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser een spoedeisend belang had bij de toewijzing van zijn vorderingen, gezien de aanzienlijke investeringen en de reeds verkochte tickets voor het festival. De rechter legde een dwangsom op van € 40.000,- voor het geval REMSTERDAM niet aan de veroordelingen zou voldoen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/13/545479 / KG ZA 13-838 SR/MV
Vonnis in kort geding van 19 juli 2013
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 9 juli 2013,
advocaat mr. D. van de Klomp te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D. de Vries te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Remsterdam worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 17 juli 2013 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de op 9 juli 2013 uitgebrachte dagvaarding alsmede overeenkomstig de Akte wijziging eis.
Remsterdam heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Remsterdam heeft daarnaast een Conclusie van Antwoord en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig: [eiser] met mr. Van de Klomp en [A],[functie] van Remsterdam, met mr. De Vries.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 19 juli 2013 de beslissing gegeven. Het onderstaande vormt hiervan de nadere uitwerking, die op 26 juli 2013 aan partijen wordt verstrekt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is organisator van evenementen. Hij organiseert onder meer het FLOAT-festival waarvan de eerste editie in 2011 heeft plaatsgevonden.
2.2.
In 2013 zal het festival plaatsvinden op 3 augustus aan de Haparandadam te Amsterdam. Het restaurant van Remsterdam (REM eiland) is eveneens gevestigd aan de Haparandadam.
2.3.
Vanaf januari 2013 hebben partijen gesproken over een samenwerkingsverband ter zake de organisatie van het FLOAT-festival. De door partijen gevoerde e-mailcorrespondentie in de maanden januari en februari 2013 is door [eiser] als productie 4 in het geding gebracht.
2.4.
Op 20 februari 2013 heeft [eiser] een evenementenvergunning aangevraagd bij de gemeente Amsterdam (Stadsdeel West). In de aanvraag heeft [eiser] onder meer opgenomen: “
Het evenement is in samenwerking met REM eiland (…)”. De aanvraag is door [eiser] in het geding gebracht als productie 6. Uit een e-mail van 4 februari 2013 van [eiser] aan Remsterdam blijkt dat hij de opzet van de vergunningsaanvraag aan Remsterdam heeft gezonden. Op 19 april 2013 heeft in het kader van de vergunningsaanvraag een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van Stadsdeel West waarbij een vertegenwoordiger van Remsterdam aanwezig was.
2.5.
Bij e-mail van 22 mei 2013 heeft [eiser] een concept-brief die is bedoeld voor de omwonenden naar Remsterdam gezonden (zie productie 11 van [eiser]). Op dit concept heeft Remsterdam niet gereageerd.
2.6.
Bij e-mail van 5 juni 2013 heeft [eiser] een ‘nieuwsbrief’ met de titel FLOAT FESIVAL OP REM EILAND naar Remsterdam gezonden alsmede een persbericht over het festival (productie 13 van [eiser]). Door Remsterdam is hierop gereageerd met de mededeling dat een verkeerd logo van REM eiland is gebruikt. Nadien is door [eiser] een rectificatie, met het correcte logo van REM eiland, verzonden.
2.7.
Bij e-mail van 18 juni 2013 van Remsterdam aan [eiser] heeft Remsterdam onder meer het volgende medegedeeld:
Hoi [eiser],Voor alle duidelijkheid, Tot nader orde wil ik niet dat er uitingen naar buiten gaan over het FLOAT-festival op de Haparandadam in samenwerking met REM eiland.Onder punt 5 van de dagvaarding is opgenomen dat Remsterdam [eiser] op 27 juni 2013 heeft medegedeeld dat zij zich niet gebonden acht aan enige afspraak en niet langer wenst mee te werken aan het FLOAT-festival.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort gezegd en na wijziging van eis – het volgende.
Primair:1. Remsterdam te veroordelen de met [eiser] gemaakte afspraken, zoals weergegeven onder punt 15 van de Akte wijziging eis na te komen en/of hieraan alle medewerking te verlenen, teneinde de uitvoering van die afspraken mogelijk te maken, op straffe van een dwangsom;
2. Remsterdam te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Subsidiair:1. Remsterdam te veroordelen de punten, zoals weergegeven onder punt 15 van de Akte wijziging eis en waarvan vaststaat dat partijen daarover overeenstemming hebben bereikt na te komen en/of hieraan alle medewerking te verlenen, teneinde de uitvoering van die afspraken mogelijk te maken, op straffe van een dwangsom;
2. Remsterdam te veroordelen over de punten, zoals weergegeven onder punt 15 van de Akte wijziging eis en waarvan niet vaststaat dat partijen daarover overeenstemming hebben bereikt, open en reëel verder te overleggen teneinde te komen tot een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de gezamenlijke organisatie van FLOAT 2013, op straffe van een dwangsom;
3. Remsterdam te veroordelen in alle redelijkheid mee te werken aan alle handelingen waardoor [eiser] in staat zal zijn de evenementenvergunning te finaliseren en te voldoen aan alle voorwaarden die aan verlening van die vergunning worden gesteld, op straffe van een dwangsom;
4. Remsterdam te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Meer subsidiair:1. Remsterdam te veroordelen open en reëel verder te overleggen over de totstandkoming van een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de gezamenlijke organisatie van FLOAT 2013, op straffe van een dwangsom;
2. Remsterdam te veroordelen in alle redelijkheid mee te werken aan alle handelingen waardoor [eiser] in staat zal zijn de evenementenvergunning te finaliseren en te voldoen aan alle voorwaarden die aan verlening van die vergunning worden gesteld, op straffe van een dwangsom;
3. Remsterdam te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3.2.
[eiser] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat hij een samenwerkingsverband is aangegaan met Remsterdam ter zake de organisatie van het FLOAT-festival. Weliswaar hebben partijen geen schriftelijke overeenkomst getekend, maar [eiser] betwist dat zij enkel verkennende gesprekken hebben gevoerd. Uit de correspondentie, alsmede uit de communicatie naar derden, volgt dat partijen een bindende samenwerking zijn aangegaan. Dit blijkt eveneens uit de evenementenvergunning die namens beide partijen is aangevraagd en uit het feit dat de kaartverkoop van start is gegaan. Uit de reactie van Remsterdam op het persbericht, te weten dat een verkeerd logo van REM eiland is gebruikt, kan worden afgeleid dat Remsterdam op zich instemde met de inhoud van dit persbericht (zie 2.6). De in het kader van dit kort geding meest van belang zijnde afspraken zijn de volgende. De
afterpartyvindt plaats tussen 23.00 uur en 3.00 uur in de ruimte van Remsterdam. De kosten die hieraan zijn verbonden (dj’s, muziekinstallatie) komen voor rekening van Remsterdam. De omzet/winst van de
afterpartykomt geheel ten goede van Remsterdam. Bij een ticket voor het festival wordt een consumptiemunt ter waarde van € 2,50 verschaft die bij Remsterdam kan worden ingeleverd. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van zijn vorderingen; hij is immers al in een ver stadium met de voorbereiding van het festival, hij heeft aanzienlijke investeringen gedaan en er is al een aantal kaarten verkocht. Als het festival geen doorgang vindt, zal [eiser] bovendien grote imagoschade lijden.
3.3.
Remsterdam heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat slechts verkennende gesprekken zijn gevoerd. Het initiatief diende hierbij uit te gaan van [eiser]. Remsterdam heeft van begin af aan een aantal voorwaarden gesteld waaraan moest zijn voldaan, waaronder een evenementenvergunning, het op correcte wijze op de hoogte stellen van de omwonenden en duidelijkheid over de kosten. Indien Remsterdam (financiële) risico’s zou lopen, zou zij op de dag van het festival beter haar restaurant open kunnen houden. Uit de in het geding gebrachte e-mails blijkt dat Remsterdam als voorwaarde een minimale omzetgarantie van € 15.000,- voor de gehele dag heeft gesteld. [eiser] heeft op dit punt nimmer een concreet voorstel gedaan. Van de beweerde afspraken die zijn opgenomen onder punt 15 van de Akte wijziging eis, erkent Remsterdam slechts het bestaan van vier afspraken (te weten de afspraken onder c, h, o en p). Overigens is de vergunning tot op heden niet verleend. De aanvraag voor de vergunning is buiten Remsterdam om gegaan. Weliswaar is iemand van Remsterdam aanwezig geweest op 19 april 2013 tijdens een gesprek met Stadsdeel West over de vergunning, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat tussen partijen overeenstemming bestond. De reden dat Remsterdam bij deze bespreking aanwezig was, was om duidelijkheid te verkrijgen over wat er mogelijk is op de Haparandadam, om zodoende voor de toekomst een helder beeld te hebben.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. [eiser] is organisator van het zogenaamde FLOAT-festival dat dit jaar op 3 augustus 2013 zal plaatsvinden op de Haparandadam te Amsterdam, waar Remsterdam een restaurant exploiteert. Partijen hebben geruime tijd overleg gevoerd over een samenwerkingsverband met betrekking tot dit festival. Dit overleg heeft mondeling, telefonisch en per e-mail plaatsgevonden. De e-mailcorrespondentie is in het geding gebracht. In juni 2013 heeft Remsterdam kenbaar gemaakt zich niet gebonden te achten aan enige afspraak en niet langer mee te willen werken aan het festival. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat bindende afspraken zijn gemaakt en vordert de nakoming hiervan.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Remsterdam zich niet op het standpunt kan stellen dat geen afspraken zijn gemaakt. Remsterdam heeft op zijn minst genomen de schijn gewekt een samenwerkingsverband te zijn aangegaan met [eiser] en zij zal hieraan thans worden gehouden. Op grond van de in het geding gebrachte e-mailcorrespondentie en de wederzijdse stellingen van partijen is voldoende aannemelijk geworden dat partijen zouden samenwerken voor de organisatie van het FLOAT-festival op 3 augustus 2013. Die samenwerking hield in dat [eiser] het festival zou organiseren en Remsterdam zou meewerken, in zoverre dat zij haar naam aan het festival zou verbinden en een
afterpartyzou organiseren. Festivalgangers konden bij haar een munt inleveren van € 2,50 (voor een consumptie tot het bedrag van € 2,50), die zij bij het ticket voor het festival van [eiser] zouden krijgen. Weliswaar zijn de afspraken niet geheel uitgewerkt, maar dat neemt niet weg dat een kernovereenkomst tussen partijen is gesloten. Door een aantal handelingen van Remsterdam (of juist door het nalaten hiervan of door niet te protesteren) is bij [eiser] het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaan dat partijen in de kern (“wij gaan samen voor het festival”) tot definitieve overeenstemming zijn gekomen. [eiser] is op grond hiervan doorgegaan met de voorbereidingen van het festival, waaronder het verkopen van tickets. Ook op andere wijze is [eiser] met het festival naar buiten getreden. De voorzieningenrechter grondt haar oordeel dat een kernovereenkomst is gesloten onder meer op het feit dat Remsterdam zich er niet tegen verzet heeft dat in de vergunningsaanvraag wordt vermeld dat het festival in samenwerking met Remsterdam wordt georganiseerd, dat zij aanwezig is geweest bij gesprekken over de vergunning met het stadsdeel en dat zij zich niet heeft verzet tegen het doen uitgaan van een persbericht (anders dan dat zij erop heeft gewezen dat een verkeerd logo is gebruikt). Weliswaar geeft Remsterdam een verklaring voor haar aanwezigheid tijdens de bespreking op 19 april 2013 op het kantoor van Stadsdeel West, maar niet is gesteld of aannemelijk geworden dat [eiser] heeft begrepen dat Remsterdam hierbij alleen aanwezig was om een helder beeld over toekomstige mogelijkheden te verkrijgen en niet omdat Remsterdam, zoals in de vergunningsaanvraag stond vermeld, het festival mede organiseerde. Remsterdam heeft ook nog gesteld dat zij ernstig heeft geprotesteerd tegen het persbericht, maar dat is niet aannemelijk geworden. Door niet te reageren op de conceptbrief die was bestemd voor de omwonenden, heeft Remsterdam evenmin duidelijk kenbaar gemaakt geen samenwerking te wensen. Ook in haar e-mail van 18 juni 2013 (zie 2.7) geeft Remsterdam niet aan dat er geen afspraken zijn gemaakt, maar dat niet naar buiten getreden mag worden. Uit eerdere e-mailcorrespondentie volgt weliswaar dat Remsterdam met enige regelmaat vraagtekens heeft geplaatst bij de plannen die werden gepresenteerd door [eiser] en duidelijkheid wenste over een bepaalde minimumomzet op de dag van het festival, maar Remsterdam miskent hiermee – zoals reeds hiervoor overwogen – dat zij tot eind juni 2013 nimmer duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij haar medewerking wilde stopzetten. Bij tijd en wijle heeft zij juist tegengestelde signalen afgegeven, bijvoorbeeld in haar e-mail van 4 juni 2013 (productie 12 van [eiser]) waarin zij vermeldt “
Goed verhaal” als reactie op een advies van de brandweer. Remsterdam heeft gedoogd dat [eiser] voortging met de voorbereidingen en daarmee heeft zij impliciet te kennen gegeven dat zij haar medewerking zou blijven verlenen. Remsterdam miskent ook de aard van de samenwerking, die in beginsel op gelijkwaardige basis zou plaatsvinden. Zij kan niet blijven volhouden dat [eiser] immer de leiding diende te nemen, omdat hij Remsterdam “nodig had” en niet andersom. Dat op voorhand geen volledig financieel beeld werd geschetst door [eiser] en dat op detailniveau niet alle afspraken definitief waren, is dan ook een omstandigheid die niet alleen [eiser], doch beide partijen kan worden verweten.
heeft een groot en spoedeisend belang bij toewijzing van zijn vorderingen. Aannemelijk is dat hij aanzienlijke schade zal lijden indien het festival niet in de beoogde vorm doorgang kan vinden.
4.2.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de primaire vordering van [eiser] toewijsbaar in die zin dat Remsterdam zal worden veroordeeld tot het verrichten van een aantal “kernprestaties” waarvan voorshands vaststaat dat die zijn overeengekomen of redelijkerwijs onderdeel van de overeenkomst vormen. Remsterdam zal in ieder geval de punten die zijn genoemd onder punt 15 van de Akte wijziging eis waarvan zij zelf (blijkens haar Conclusie van Antwoord en de pleitnota van haar raadsman) heeft verklaard dat zij daarmee heeft ingestemd moeten nakomen. Dit betreft de punten c, h, o, en p. Daarnaast zal Remsterdam mede op grond van de redelijkheid en billijkheid die de kernovereenkomst beheerst worden veroordeeld de volgende afgesproken “kernprestaties” onder de volgende voorwaarden te leveren:
- het organiseren van de
afterpartydie start in haar restaurant op 3 augustus 2013 om 23.00 uur en eindigt om 03.00 uur;
- op haar kosten dient zij ten behoeve van de
afterpartyzorg te dragen voor de aanwezigheid van dj’s en de benodigde (muziek)installaties;
- Remsterdam draagt zorg voor
food and beverageten behoeve van de
afterparty;
- de omzet/winst van de
afterpartykomt geheel ten goede aan Remsterdam;
- de opbrengst van de tickets voor de
afterpartykomt geheel ten goede aan Remsterdam; in de voorverkoop kost een ticket € 5,-; na afloop van de
afterpartywordt de opbrengst van de voorverkochte tickets door [eiser] aan Remsterdam afgedragen; indien op de avond zelf nog tickets worden verkocht wordt dit georganiseerd door Remsterdam; zij bepaalt zelf in redelijkheid de hoogte van de ticketprijs en is gerechtigd de volledige opbrengst van deze tickets te behouden;
- bij ieder ticket voor het festival verstrekt [eiser] een munt ter waarde van € 2,50 die besteed kan worden in het restaurant van Remsterdam; na afloop van de
afterpartylevert Remsterdam de ontvangen munten in bij [eiser] en ontvangt voor iedere munt € 2,50.
4.3.
Aan deze veroordeling kan [eiser] geen rechten ontlenen indien niet uiterlijk 3 augustus 2013 de benodigde vergunning van de gemeente Amsterdam is verkregen. Remsterdam dient in alle redelijkheid haar medewerking te verlenen aan het verkrijgen van die vergunning en zij zal moeten voldoen aan alle voorwaarden die de gemeente Amsterdam in het kader van de vergunning(verlening) aan haar stelt. Ook dit punt zal worden opgenomen in de veroordeling.
4.4.
Aan de veroordeling zal een eenmalige dwangsom van € 40.000,- worden gekoppeld die Remsterdam verbeurt indien zij niet of niet volledig haar medewerking verleent als bedoeld onder 4.2 en 4.3 van dit vonnis. De veroordeling staat er niet aan in de weg dat partijen zelf alsnog aanvullende en/of andersluidende afspraken kunnen maken.
4.5.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Remsterdam worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [eiser].

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Remsterdam om na betekening van dit vonnis de punten c, h, o, en p, zoals weergegeven onder punt 15 van de Akte wijziging eis en de kernprestaties genoemd in 4.2 van dit vonnis onder de daar genoemde voorwaarden na te komen,
5.2.
veroordeelt Remsterdam haar volledige medewerking te verlenen aan de vergunningverlening als bedoeld onder 4.3 van dit vonnis,
5.3.
bepaalt dat Remsterdam een dwangsom van € 40.000,- verbeurt indien zij niet of niet geheel aan de onder 5.1 en 5.2 genoemde veroordelingen voldoet,
5.4.
veroordeelt Remsterdam in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 103,91 aan dagvaardingskosten, € 274,- aan griffierecht en € 816,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
5.5.
veroordeelt Remsterdam in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 131,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Veraart op 19 juli 2013.