ECLI:NL:RBAMS:2013:4833

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
13/667221-12 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van een gewapende overval met meerdere verdachten

Op 1 augustus 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de voorbereiding van een gewapende overval. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in een Huis van Bewaring, werd op 10 december 2012 aangehouden in Zaandam, samen met medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich voorbereidden op een overval op een Albert Heijn, waarbij zij verschillende voorwerpen zoals tie-wraps, tape, bivakmutsen en een vuurwapen in hun bezit hadden. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder telefoontaps en observaties, waaruit bleek dat de verdachte plannen maakte voor de overval. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 16 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk heeft opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk voorwerpen had verworven die bestemd waren voor het plegen van een misdrijf, en dat er voldoende bewijs was voor de voorbereiding van een diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de voorbereiding van een gewapende overval en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook verschillende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/667221-12 (Promis)
Datum uitspraak: 1 augustus 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA-adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.A. Holleeder, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 december 2012 te Amsterdam en/of Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten:
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht en/of afpersing als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk een of meer tie-wraps en/of tape en/of een (stoffen) zak en/of een of meer bivakmuts(en) en/of een of meer paraplu('s) en/of een vuurwapen en/of één of meer boxershorts en/of een personenauto en/of een navigatiesysteem, in elk geval voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad;
Artikel 46 juncto 47 juncto 312/317 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
Hij op of omstreeks 5 november 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag (van ongeveer 80.000 euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en) dat het (een) door diefstal met geweld, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Art. 416 jo. 47 Sr.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Naar aanleiding van het onderzoek naar de overval op Albert Heijn aan de [adres 1] te [plaats] op 5 november 2012 is een aantal verdachten aangehouden. Er zijn verschillende technische acties gestart op telefoonnummers en telefoons van deze verdachten. Op het imeinummer [nummer], in gebruik bij [verdachte] is een DCT aangesloten, waarmee pingberichten kunnen worden onderschept. Uit een onderschept bericht van 5 december 2012 krijgt het onderzoeksteam het vermoeden dat [verdachte] bezig is met de voorbereiding van een overval.
Uit verschillende taps, voortkomend uit diverse technische acties op diverse telefoons, valt op te maken dat voorwerpen worden aangeschaft of verkregen die mogelijk ten dienste kunnen staan bij die overval. Ook worden afspraken gemaakt over waar men elkaar zal treffen en hoe laat.
Observaties op 10 december 2012 leiden uiteindelijk tot de aanhouding op 10 december 2012 van de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Zaandam, waarbij de verdachten zich bevonden in een paarse Ford Fiesta, voorzien van het kenteken [kenteken].
Bij de aanhouding van de verdachten zijn diverse voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.2.1.
Kader
De officier van justitie stelt in zijn op schrift gestelde requisitoir het kader voor een strafbare voorbereiding:
. Voor een strafbare voorbereidingshandeling is vereist dat de voorbereidingsmiddelen, afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn tot het begaan van bepaalde misdrijven. Hierbij kan niet geabstraheerd worden van het misdadige doel dat de verdachte(n) voor ogen had(den) (HR 20 feb 2007, LJN AZ0213, r.o. 3.7);
. Voorwaardelijk opzet op een criminele bestemming van het voorbereidingsmiddel is voldoende (Kamerstukken II 1991-1992, 22268, nr. 3, pag. 15-16);
. Een gemiddelde rechtsgenoot moet uit de combinatie van zaken overduidelijk kunnen afleiden dat op het moment van handelen met het betreffende voorwerp, er een crimineel doel is (HR 18 nov. 2003, LJN AJ0535);
. Het is geen vereiste dat de exacte bestemming is vastgesteld. Noch uit de wet noch uit de jurisprudentie volgt dit (HR 17 sep. 2002, LJN AE4200);
. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat “de misdadige bestemming voor de gemiddelde rechtsgenoot, gelet op de omstandigheden waaronder de middelen werden gebruikt en aangetroffen, in het oog springen (Kamerstukken II 1991-1992, 22268, nr. 3, pag. 18).
De officier acht het primair ten laste gelegde bewezen op grond van onder meer het volgende.
  • Uit een pingbericht van 5 december 2012 van verdachte [verdachte] aan een persoon, [persoon 1], blijken plannen voor een overval.
  • Uit een telefoontap van 8 december wordt onder meer vernomen dat verdachte tie-wraps wil kopen.
  • Op 9 december 2012 vraagt verdachte [verdachte] aan medeverdachte [medeverdachte 2] een “pika” te regelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt aan verdachte [verdachte] dat er een “pipa” moet komen en ze deze bij [medeverdachte 3] moeten houden en dat er maar één persoon zal zijn die ze gaan ‘raggen’. Voorts hoort verdachte van [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 2] er geen kogel bij zal geven en dat dat goed is, want hij wil toch niet schieten. [medeverdachte 3] heeft twee mutsen voor [verdachte]. Vervolgens wordt een afspraak gemaakt tussen verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] om elkaar te treffen bij ‘de Karelklinker’. [medeverdachte 2] zegt dat hij in de wagen zit bij [medeverdachte 2].
  • Diezelfde dag worden [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] gecontroleerd als ze in de Ford Fiësta van [medeverdachte 2] rijden.
  • Uit onderzoek blijkt dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de bijnamen zijn van respectievelijk [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [verdachte] wordt ook wel [verdachte] genoemd.
  • Op 10 december 2012 wordt een observatie gestart op de adressen [adres 2] en [adres 3] te [plaats]. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 1] om 8.18 uur de woning verlaat, in het zwart gekleed en met een paraplu in de hand.
  • Om 8.29 uur verlaat een man, die herkend wordt als [verdachte], de woning. Ook hij is donker gekleed, draagt een zwarte rugtas en een zwarte paraplu. Zij gaan naar de Jan Tooropstraat, waar zij rond 9.00 uur contact maken met een derde persoon die uit de Wijnand Nuijenstraat komt. Zij rijden samen weg in de Ford Fiesta. Om 9.39 uur worden ze aangehouden in Zaandam door het arrestatieteam.
  • Bij verdachte [verdachte] wordt een zilverkleurig wapen aangetroffen en hij draagt een zwarte boxershort om zijn hals. Bij [medeverdachte 1] worden tie-wraps aangetroffen, waarvan er twee geprepareerd zijn tot mogelijke handboeien. Ook hij draagt een onderbroek om zijn hals. In zijn rechter jaszak heeft hij een bruine kap/zak van het merk Gucci. Voorts draagt hij wollen handschoenen.
  • Bij de aanhoudingen worden de telefoons aangetroffen die getapt zijn. Op de telefoon van [verdachte] worden foto’s aangetroffen van een persoon die eenzelfde boxershort voor zijn gezicht heeft als die waarmee [verdachte] is aangehouden. Hij houdt een zilveren vuurwapen vast dat lijkt op het wapen dat bij [verdachte] is aangetroffen. Het wapen blijkt na onderzoek een gaspistool te zijn.
  • Medeverdachte [medeverdachte 2] legt een verklaring af over zijn rol in de zaak. Hij zou de anderen naar Zaandam brengen. Hij dacht dat ze mogelijk een straatroof zouden plegen. Hij was gevraagd door [medeverdachte 1] om te rijden naar Zaandam en kreeg route-instructies van [verdachte].
  • Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart niets te maken te hebben met een overval. Hij had tie-wraps gehaald om te klussen. Hij had ze van een vriend gekregen om te klussen. [medeverdachte 1] zegt in zijn tweede verklaring dat hij ze van [verdachte] had gekregen. [medeverdachte 3] en [verdachte] zouden die bij de Action halen. [verdachte] zou geld halen in Zaandam, hij zei iets van een boekhouder in Zaandam. Het plan was van [medeverdachte 3] en [verdachte]. [medeverdachte 1] zou een paar tientjes, maximaal 100 euro krijgen als hij mee ging.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het volgende standpunt.
Voor een bewezenverklaring van voorbereiding dienen twee elementen te worden vastgesteld, namelijk:
  • dat er voorwerpen voorhanden zijn geweest die naar hun aard gebruikt kunnen worden ter voorbereiding van het in de tenlastelegging omschreven achtjaarsfeit en
  • of deze voorwerpen ook daadwerkelijk in dat kader voorhanden zijn geweest.
4.3.1
Voorhanden hebben van voorwerpen
Met betrekking tot het voorhanden hebben van voorwerpen is zij van mening dat verdachte niet bekend was met de aanwezigheid van tie-wraps, de tape, de stoffen zak of het navigatiesysteem. Zij is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van deze voorwerpen. Wat resteert, is het vuurwapen en de onderbroek. Hieruit kan niet zonder meer een concreet plan op een achtjaarsfeit worden afgeleid.
4.3.2
Naar hun aard geschikt voor voorbereiding van een achtjaarsfeit
Het voorhanden hebben van de voorwerpen als een vuurwapen, bivakmutsen, handschoenen, tie-wraps, een navigatiesysteem en een auto sluit niet uit dat een achtjaarsfeit kàn worden voorbereid, maar het volgt hier niet per se uit. De bewijsmiddelen laten niet zonder meer de conclusie toe dat de middelen dienden ter voorbereiding van een achtjaarsfeit. Het bewijst niet het bestanddeel “ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld”, zodat vrijspraak dient te volgen.
4.3.3
Specifiek misdadig doel
Uit de processtukken kan de opzet op een specifiek misdadig doel niet worden vastgesteld. Een vooropgezet plan tot het plegen van enig misdrijf is uit de bewijsmiddelen niet komen vast te staan.
4.3.4
Alibi van verdachte
Verdachte zelf verklaart dat hij met [medeverdachte 1] mee is gegaan, omdat [medeverdachte 1] geld moest terugkrijgen van een debiteur. Hij ging mee ter ondersteuning, voor het geval de debiteur geweld zou gaan gebruiken. Daarom had hij ter afschrikking een wapen meegenomen. Dit wapen had geen kogels en was een niet-werkend wapen. Ook uit deze verklaring van verdachte blijkt niet dat er een plan was om een achtjaarsfeit te plegen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of sprake is van een strafbare voorbereiding.
4.4.1
Kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, voorhanden heeft. Daarom zal moeten worden bewezen dat de voorwerpen die de verdachten en zijn (eventuele) medeverdachte(n) bij zich droeg(en) bestemd zijn tot het begaan van een dergelijk misdrijf. Krachtens de geldende jurisprudentie is daarbij van belang dat de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar de uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen, dienstig konden zijn voor het misdadige (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213). Niet van belang is dat het merendeel van de aangetroffen voorwerpen normale gebruiksvoorwerpen zijn. Immers dienen de voorwerpen in hun gezamenlijkheid en naar hun uiterlijke verschijningsvormen te worden beoordeeld, waarbij ook niet geabstraheerd mag worden van het doel dat de verdachte met deze voorwerpen voor ogen had. Bij oordelen aangaande het bewijs van dat doel, spelen in beginsel alle feiten en omstandigheden van het geval een rol.
4.4.2
Is sprake van opzet op het plegen van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld?
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend beantwoord dient te worden. Dit volgt uit het volgende.
Op 5 december 2012 heeft verdachte ping-contact met [persoon 1]. [persoon 1] stuurt een hyperlink van AT5, waarin wordt bericht over een gewapende overval op een juwelier in Amsterdam op diezelfde dag. Verdachte pingt terug dat hij met iets soortgelijks bezig is. Uit het bericht valt op te maken dat er een overval zal plaatsvinden gepleegd door twee daders. De buit zal snel te verkrijgen zijn en cash betreffen. Een pippa (vuurwapen) is er al en er zijn tevens paraplu’s gekocht voor de ‘camera’s van boven’. De overval zal in de ochtend plaatsvinden, buiten Amsterdam.
Op 8 december 2012 heeft verdachte contact met medeverdachte [medeverdachte 1], waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij ‘voor de rest alles heeft, tape en zo’. ‘Die andere dingen’ gaan ze straks om half vier halen bij de Action. Het zijn goede tie-wraps. De volgende dag belt verdachte met [medeverdachte 2] om een pika te regelen. Ter terechtzitting van 18 juli 2013 zegt verdachte dat een pika een vuurwapen is.
Uit bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte voornemens was tot het plegen van een diefstal met geweld dan wel een afpersing.
4.4.3
Moet het plan om een misdrijf te plegen concreet zijn?
De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling op grond van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk is dat vaststaat op welk soort misdrijf met een strafmaximum van acht jaren of meer de voorbereidingshandelingen waren gericht. Voldoende is dat op grond van de tenlastelegging duidelijk is op welk in de strafwet omschreven misdrijf met een strafbedreiging van acht jaren gevangenisstraf of meer, de nader omschreven voorbereidingshandelingen volgens de steller van de tenlastelegging waren gericht. Nu in de tenlastelegging is opgenomen welke strafbare feiten worden bedoeld, acht de rechtbank de misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, voldoende concreet omschreven.
4.4.4
Voorwerpen bestemd voor het begaan van een misdrijf
Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangehouden in een Ford Fiesta in Zaandam. De navigatie van de auto was geprogrammeerd op het adres [adres 4] te [plaats] en stond aan. Bij de verdachten zijn onder meer aangetroffen een vuurwapen, tie-wraps, een stoffen kap, mutsen en paraplu’s. Twee verdachten droegen een boxershort om hun hals, kennelijk bedoeld om hiermee hun gezicht af te dekken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de combinatie en de onderlinge samenhang van deze aangetroffen voorwerpen en het vooropgezette plan van verdachten worden afgeleid dat de verdachte deze voorwerpen voorhanden heeft gehad met het voornemen om daarmee een diefstal met (bedreiging van) geweld, dan wel afpersing te plegen.
4.4.5
Verklaring van verdachte
De rechtbank acht de reden die verdachte ter terechtzitting heeft gegeven om het bezit van het vuurwapen en zijn aanwezigheid op die plaats te verklaren, niet geloofwaardig. Verdachte verklaart immers dat [medeverdachte 1] geld had uitgeleend aan iemand die dit niet terug betaalde. [medeverdachte 1] ging dat geld terughalen in Zaandam en zou verdachte hebben gevraagd mee te gaan om ’een oogje op hem te houden’. Op 10 december 2012 vroeg [medeverdachte 1] aan verdachte een wapen mee te nemen. Verdachte zou op een afstandje blijven staan en pas in actie komen als de situatie dreigend werd.
Deze verklaring van verdachte wordt weersproken door het eerder genoemde pingbericht waarin [verdachte] spreekt over het plegen ’van iets soortgelijks’. Daarnaast had zijn verklaring op eenvoudige wijze kunnen worden bevestigd door de medeverdachte [medeverdachte 1]. Nu deze heeft verklaard dat juist [verdachte] geld ging ophalen bij een persoon in Zaandam en dat híj door [verdachte] was meegevraagd acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig.
De rechtbank acht op grond van voorgaande en op grond van de in bijlage opgenomen bewijsmiddelen het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de
bijlage bij dit vonniszijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen, dat verdachte
op 10 december 2012 te Amsterdam en Zaandam, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten:
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht en/of afpersing als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk tie-wraps en tape en een (stoffen) zak en mutsen en paraplu's en een vuurwapen en boxershorts en een personenauto en een navigatiesysteem, voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts dienen de in beslag genomen kunststof kap, de tie-wraps, de zwarte Ralph Lauren onderbroek, de handschoenen van het merk Quechua en het pistool onttrokken te worden aan het verkeer. De Nokia 100, de TomTom navigator, de BlackBerry telefoon en de BlackBerry Bold dienen te worden verbeurd verklaard. De Woorich-jas en de Samsung notebook dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Subsidiair is verzocht de straf te beperken tot de duur van het voorarrest, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, hij niet eerder is veroordeeld en hij zijn schoolopleiding weer wenst op te pakken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ermee rekening gehouden dat de verdachte zich samen met de medeverdachte(n) heeft bezig gehouden met het voorbereiden van een diefstal met geweldpleging en/of afpersing. Dat zijn ernstige feiten. Dat het bij voorbereiding van dit misdrijf is gebleven maakt dat niet anders. Het feit dat verdachte en de medeverdachte(n) een pistool hebben verworven om het plan uit te voeren, weegt zwaar. Een mogelijke uitvoering van de door verdachte en zijn medeverdachte(n) beoogde plannen had een diepe impact op de mogelijke slachtoffers kunnen maken. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat verdachte een grote initiërende rol heeft gespeeld bij de voorbereiding van het misdrijf.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van
25 juni 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2013.
De strafmaat bij een voorbereidingshandeling wordt bepaald aan de hand van het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld. Dit wordt bij de voorbereiding met de helft verminderd. De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de strafmaat zoals die geldt voor een overval op een winkel of winkel, zijnde een gevangenisstraf tussen twee en drie jaar.
Op grond hiervan en mede gelet op de grote rol van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de straf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden is. Zij ziet dan ook geen aanleiding hiervan af te wijken.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
Een stoffen kap
Een groene Woorich-jas
Tie-wraps
Een zwarte zaktelefoon, merk Nokia 100
Een navigator, merk TomTom
Een onderbroek, zwart, Ralph Lauren
Handschoenen, merk Quechua
Een zaktelefoon, geel, merk BlackBerry
Een zaktelefoon, merk BlackBerry Bold
Een computer, merk Samsung note
Een pistool, merk Polat
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van onder 1, 3, 6, 7 en 11 genoemde voorwerpen het bewezen geachte is voorbereid en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 46, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van diefstal voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of medeplegen van afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Een stoffen kap
Tie-wraps
Een onderbroek, zwart, Ralph Lauren
Handschoenen, merk Quechua
Een pistool, merk Polat
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
Een groene Woorich-jas
Een zwarte zaktelefoon, merk Nokia 100
Een zaktelefoon, geel, merk BlackBerry
Een zaktelefoon, merk BlackBerry Bold
Een computer, merk Samsung note
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
Een navigator, merk TomTom
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. P.J. van Eekeren en M.J.A. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2013.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1, Bewijsmiddelen
1. De verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 18 juli 2013, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat mijn bijnaam [verdachte] is.
Het klopt dat ik de telefoongesprekken, zoals die in het dossier zijn weergegeven, heb gevoerd.
Ik ga er vanuit dat een “pita” een foto is en een “pika” een vuurwapen.
2. Een proces-verbaal met nummer 2012286193 van 6 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 2], doorgenummerde pag. 01 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Uit dataverkeer is op te maken dat [verdachte] het voornemen uitspreekt om een overval te plegen. [persoon 1] stuurt een hyperlink van de regionale omroep AT5, waarin wordt bericht over een gewapende overval op een juwelier in Amsterdam. Verdachte pingt terug dat hij bezig is met iets soortgelijks. Uit het bericht valt op te maken dat er een overval zal plaatsvinden gepleegd door twee daders. De buit zal snel te verkrijgen zijn en cash betreffen. Een pippa (vuurwapen) is er al en er zijn tevens paraplu’s gekocht voor de ‘camera’s van boven’. Vervoer moet nog geregeld worden, maar na de overval zal men zich lopend van de plaats van de overval verwijderen, alwaar een auto klaar moet staan. De overval zal in de ochtend plaatsvinden, buiten Amsterdam.
Dit proces-verbaal bevat als bijlage een uitdraai van het ping-contact van [verdachte] naar [persoon 1] en houdt onder meer in:
K ben ook bezig met iets;
Misschien evenveel buit, en sneller en meteen cash;
met twee man;
Pippa s er alles, alleen nog een kleine vervoertje regelen om te gaan;
Heb paraplu gekocht voor cammies van boven;
K ga benenwagen, en dan wil k een waggie gereed hebben;
S buiten Amsterdam, in Morning.
3. Een ambtsedig proces-verbaal nummer 2012316515 van 11 december 2012, opgemaakt door [persoon 3], [functie] van Regiopolitie Amsterdam – Amstelland, doorgenummerde pagina’s 6 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
telefoonnummer [telefoonnummer 1] is in gebruik bij [verdachte]
telefoonnummer [telefoonnummer 2] is in gebruik bij [medeverdachte 1]
telefoonnummer [telefoonnummer 3] NN2 [medeverdachte 3]
telefoonnummer [telefoonnummer 4] is in gebruik bij [medeverdachte 2] (= [medeverdachte 2])
4. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde blz. 09).
Datum : 8-12-2012
Tijdstip : 14.07.36
Gespreknummer : 25
Getapt persoon : [verdachte]
In- /Uitgaand : uit [telefoonnummer 2] (NN)
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
NN: “ We hebben alleen dat nodig. Voor de rest heb ik alles”
NN: “ Gaan we het straks halen rond 4 uur, half 4.”
B: “Waar kan je het halen”
NN: “Action, zegt [medeverdachte 1]
NN: “zijn goede tie-wraps”
NN: “en dan spreken we af rond half 4, dan gaan we naar Osdorp, de Action in Osdorp gaan we ze halen”.
5. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde blz. 16).
Datum : 09-12-12
Tijdstip : 13.29.32
Gespreknummer : 57
Getapt persoon : [verdachte]
In- /Uitgaand : uit naar [medeverdachte 2]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
B: “ja [medeverdachte 2], met [verdachte].
B: “Heb je dan een pika, of zo?
6. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde blz. 18).
Datum : 09-12-12
Tijdstip : 13.30.34
Gespreknummer : 58
Getapt persoon : [verdachte]
In- /Uitgaand : uit naar [telefoonnummer 2]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
B: “luister, ik heb [medeverdachte 2] net gebeld”
B: “hij heeft misschien een pika
NN: “Misschien een pika, er moet zeker een pika zijn. Dat ding moeten we vandaag bij [medeverdachte 3] houden”.
NN: “we praten zo over die plannen”
7. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde blz. 20).
Datum : 09-12-12
Tijdstip : 14.19.50
Gespreknummer : 60
Getapt persoon : [verdachte]
In- /Uitgaand : uit met [medeverdachte 3]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
B: “Ga je me die janoe en die muts brengen?”
BB: “Heb je [medeverdachte 2] al gesproken dan?”
BB: “Ja, hij zei tegen mij dat hij die kogel nu d’r bij kan geven”
B: “Nee nee, we gaan ook niet schieten, daar niet van”.
B: “die kogel wil ik liever niet, want als ik word gepakt met een geladen iets…”
B: “begrijp je, daarom geef je me alleen die janoe zo en die muts van jou.”
BB: “Ik heb twee mutsen, wil je er een of wil [medeverdachte 1] er ook een?
BB: ik heb twee dezelfde die over je gezicht heen gaan.”
8. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde blz. 22).
Datum : 09-12-12
Tijdstip : 14.28.03
Gespreknummer : 63
Getapt persoon : [verdachte]
In- /Uitgaand : in van [telefoonnummer 2]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
B: “[medeverdachte 1], ik loop even van [medeverdachte 4] snel naar die, naar [medeverdachte 3]”
B: “even die janoe* halen”
* Opmerking verbalisant: janoe = verm. verbastering van “ganoe” - wapen
9. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde blz. 24).
Datum : 09-12-12
Tijdstip : 14.36.29
Gespreknummer : 66
Getapt persoon : [verdachte]
In- /Uitgaand : uit met [telefoonnummer 2]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
NN: “wat ga je doen, ga je die ding naar huis brengen?”
B: “ik ben nu achter bij Abe van de Jan Toorop. Ik wacht op die [medeverdachte 3] en dan ga ik hem naar huis brengen.”
NN: “Ik word opgehaald door [medeverdachte 2].”
B: “We hebben hem gisteren gebeld, maar niets, die hoerenzoon”
NN: “Hij heeft me daarna nog gebeld in de avond.”
1. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (doorgenummerde blz. 26).
Datum : 09-12-12
Tijdstip : 14.43.14
Gespreknummer : 72
Getapt persoon : [verdachte]
In- /Uitgaand : in van [telefoonnummer 2]
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
NN: “Ik kom nu naar je deur toe.”
NN: “Ik zit in die waggie met [medeverdachte 2]”
B: “Rij naar Karelklinker”
NN: “Ja kalmeer, ik kom nu naar Karelklinker”
1. Een proces-verbaal met nummer 2012316515 van 11 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 7] en [persoon 4], doorgenummerde pag. 47 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 9 december 2012 te 14:50 uur ziet verbalisant [persoon 4] vanuit de richting van de Karel Klinkenbergstaat een personenauto, merk Ford Fiesta met kenteken [kenteken] rijden. Hierin zitten 5 mannen van Marokkaanse afkomst. Verbalisant herkent een van de mannen als [verdachte].
De auto wordt om 17:40 uur gecontroleerd door een herkenbare surveillancepolitie. De 5 mannen zijn:
  • Bestuurder = [medeverdachte 2]
  • Rechts voorin = [medeverdachte 1]
  • Links achterin = [medeverdachte 3]
  • Midden achterin = [medeverdachte 4]
  • Rechts achterin = [verdachte]
1. Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van observatie van 10 december 2012, opgemaakt door [persoon 5] en vijf (5) verbalisanten X06, X54, X67, X73 en X76, doorgenummerde pag. 49 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2012 zijn observatiewerkzaamheden verricht waarbij de volgende waarnemingen zijn gedaan:
Om 8.18 uur wordt door X76 gezien dat uit perceel [adres 2] te [plaats] een man komt met Noord Afrikaans uiterlijk. Deze man (NN1) is gekleed in een zwarte broek, zwarte schoenen, zwarte pet en zwarte jas met daaronder een grijze capuchon. Hij heeft een paraplu in zijn hand.
Om 8.29 uur ziet X54 uit het centrale portiek, waar onder andere perceel [adres 3] te [plaats] is gevestigd, een man komen die later door X73 wordt herkend als [verdachte]. X54 ziet dat [verdachte] is gekleed in een donkergrijze jas, zwarte broek, zwarte handschoenen en een zwarte pet op zijn hoofd. Hij ziet dat [verdachte] een zwarte rugzak bij zich draagt en een zwarte paraplu vast houdt.
X54 zien beide mannen contact maken en weglopen in de richting van de Jan Tooropstraat te [plaats].
Om 9.01 uur zien X67 en X73 [verdachte] en NN1 de Wijnand Nuijenstraat inlopen. Zij maken contact met een Noord Afrikaanse man (NN2) die uit perceel [adres 5] komt. Zij gaan richting Piet Mondriaanstraat te [plaats]. Even later wordt door X06 gezien dat vanaf het parkeerterrein, gelegen tussen de Willem Nakkenstraat en de Jan Mankestraat de paarse Ford Fiesta met kenteken [kenteken] komt rijden. X06 ziet dat NN2 het voertuig bestuurt en dat [verdachte] en NN1 achterin het voertuig zitten.
Om 9.30 uur wordt de observatie op Westzijde te Zaandam, overgenomen door het arrestatieteam.
1. Een proces-verbaal met nummer 2012316515 van 11 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 4], doorgenummerde pag. 65 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2012 werd verdachte [medeverdachte 1] aangehouden ter zake poging overval.
Opvallend was de volgende aangetroffen kleding en meegebrachte goederen van de verdachte:
  • een grijz met paarse onderbroek van het merk Fine Man, dat gedragen werd door verdachte om zijn hals
  • witte tie-wraps, waarvan twee ineengevouwen en twee volledig los. De ineengevouwen tie-wraps waren op zodanige wijze geprepareerd dat deze mogelijk als handboeien zouden kunnen dienen
  • bruine kap/zak van het merk Gucci in de rechter jaszak van de jas
  • wollen Nike handschoenen
1. Een proces-verbaal met nummer 2012316515 van 11 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 4], doorgenummerde pag. 68 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2012 werd verdachte [verdachte] aangehouden ter zake poging overval.
Opvallend was de volgende aangetroffen kleding en meegebrachte goederen van de verdachte:
  • een zwarte onderbroek merk Ralph Lauren, dat gedragen werd door de verdachte om zijn hals
  • handschoenen van het merk Quechua
  • Verdachte droeg tijdens de aanhouding een vuurwapen in zijn broeksband aan de voorzijde.
1. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2012316515 van 10 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 4] en [persoon 2], doorgenummerde pag. 72 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2012 hebben zij, verbalisanten, het onder goednummer 4428103 in beslag genomen voertuig van de verdachten, een Ford Fiesta met kenteken [kenteken] doorzocht. Tijdens de doorzoeking werden de hierna genoemde goederen aangetroffen en in beslag genomen:
  • TomTom navigatiesysteem
  • Twee paraplu’s op de achterbank
  • Een honkbalknuppel in een sporttas in de kofferbak
  • Een Eastpack rugzak op de achterbank
  • Een groene Woolrich-jas op de achterbank
  • Een Ralph Laurenpetje
  • Een Moncler muts
  • Een zwarte Conte of Florence muts op de vloer achter de bijrijder
  • Een zwart Guccupetje op de achterbank
  • Geld: 20 euro en 15 cent
  • Een sleutelbos met drie sleutels
  • Een Nokia 100 in de groene Woolrich-jas
16. Een proces-verbaal wapenonderzoek met nummer 2012316515 van 11 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 6], doorgenummerde pag. 140 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 11 december 2012 heb ik een onderzoek ingesteld naar het in beslag genomen vuurwapen. Voorwerp: gaspistool
Merk: Polat-22
Model: Magnum
Kaliber: 9 mm PAK
Juridische omschrijving: gaspistool
Dit gaspistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.