Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.Beoordeling van het verzochte
3.Beslissing
navolgende bezoekregelingvast:
eenmaal in de week, gedurende anderhalf à twee uur en
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2013 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de moeder van een uithuisgeplaatst kind, geboren in 2009. De moeder verzocht om vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA), die de bezoekregeling tussen haar en haar kind had beperkt van eenmaal per week naar eenmaal per twee weken. De kinderrechter stelt voorop dat een uithuisgeplaatst kind, zeker op de leeftijd van drie jaar, recht heeft op regelmatig contact met zijn moeder, vooral als er een mogelijkheid bestaat dat het kind teruggeplaatst wordt. De kinderrechter oordeelt dat het BJAA onvoldoende overtuigende argumenten heeft aangedragen om de bezoekregeling te beperken. De door het BJAA aangevoerde redenen, zoals emotionele belasting en lichamelijke klachten van het kind na de bezoeken, werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De kinderrechter wijst erop dat de klachten van het kind niet meer voorkwamen sinds er duidelijke afspraken waren gemaakt over het eten tijdens de bezoeken. Bovendien werd gesteld dat het contact met de moeder niet per definitie schadelijk is voor de hechting van het kind aan het pleeggezin. De kinderrechter heeft daarom de schriftelijke aanwijzing van het BJAA vervallen verklaard en een nieuwe omgangsregeling vastgesteld, waarbij het kind wekelijks contact met de moeder heeft onder begeleiding, gedurende anderhalf tot twee uur. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij ook de mogelijkheid werd overwogen om de bezoeken op het Medisch Orthopedagogisch Centrum (MOC) te laten plaatsvinden, zodat de interactie tussen moeder en kind geobserveerd kan worden.