4.3.2.De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat het schriftelijke bescheid, inhoudende de anonieme tip van 11 juni 2009, voor het bewijs kan worden gebruikt omdat, zoals hieronder zal worden uitgewerkt, de bewezenverklaring in belangrijke mate steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal. Weliswaar heeft de verdediging de wens te kennen gegeven om de anonieme tipgever te ondervragen, doch uit het dossier is gebleken dat het Openbaar Ministerie genoegzaam heeft geprobeerd de identiteit van de anonieme tipgever te achterhalen doch dat dit niet tot resultaat heeft geleid. Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van die anonieme tipgever betrouwbaar, nu de door hem of haar gegeven informatie bijna naadloos aansluit op de overige in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Derhalve zal de rechtbank de melding van de anonieme tipgever voor het bewijs bezigen.
4.3.4.De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aanleiding onderzoek
Op 11 juni 2009 komt bij de AFM een melding van handel met voorwetenschap in het aandeel [vennootschap 1] binnen via het contactformulier van ene [D]. [D] meldt dat [verdachte]
(hierna: verdachte)degene is geweest die voortijdig de beschikking heeft gehad over informatie, onder andere jaarcijfers en nieuws over een nieuwe klant in Amerika, betreffende [vennootschap 1]. Deze informatie is aan verdachte voortijdig bekend gemaakt door haar broer die werkzaam is binnen [vennootschap 1]. Verdachte heeft vervolgens via [A]
(hierna: [A])kooporders geplaatst, te weten op 2 april 2009 1000 aandelen à € 2,75 en op 3 april 460 aandelen à € 3,00, 541 aandelen à € 2,75 en 652 aandelen à € 2,82. Vervolgens hebben verdachte en [A] hun aandelen verkocht op 21 april 2009, te weten 2001 aandelen à € 8,00 en op 22 april 2009, te weten 652 aandelen à € 8,50. [A] heeft als tussenschakel gefunctioneerd waarbij hij 652 aandelen voor zichzelf heeft aangekocht.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde melding en een signalering van Euronext Amsterdam, is de Stichting Autoriteit Financiële Markten
(hierna: AFM)een onderzoek begonnen en heeft zij op 21 februari 2011 aangifte gedaan tegen [A], [B] en verdachte van overtreding van het verbod op handelen met voorkennis en aangifte gedaan tegen [B] en verdachte van overtreding van het tipverbod.
[vennootschap 1] is een effectuitgevende instelling,gevestigd te [plaats].
Voorafgaande aan de koop aandelen [vennootschap 1]
De broer van verdachte, [B], werkt vanaf 2007 als international sales manager bij [vennootschap 1] en deelt in april 2009 een kamer met drie andere werknemers, waaronder ook getuige A. Spigt.A. Spigt staat op de insiderslijsten was vanaf 26 maart 2009 betrokken bij de licentieovereenkomst met een grote Amerikaanse partij
(hierna: de licentieovereenkomst).De licentieovereenkomst is dan in de laatste fase. Op de kamer waar zij werken, delen zij één printer. Op 31 maart 2009 ontvangt Spigt een email over de te voeren communicatie om de licentieovereenkomst heen.Op 1 april 2009 om 19.03 uur ontvangt Spigt laat aan het eind van de dag via de mail twee draft persberichten. De ene heeft als kop: “[vennootschap 1] sluit baanbrekende overeenkomst met toonaangevende Amerikaanse software leverancier” en de andere heeft als kop “[vennootschap 1] sluit overeenkomst met toonaangevende softwareleverancier en ontvangt eenmalig 17 miljoen euro en winst in 2009 verdriedubbelt ten opzichte van 2008.”
[B] is volgens de inloggegevens van de parkeergaragepas op die dagen op kantoor. Op 2 april 2009 is hij al om 06.43 uur op kantoor.
Uit de informatie van [vennootschap 1] blijkt dat [B] niet op de insiderslijst stond met betrekking tot de licentieovereenkomst en ook niet was aangemerkt als insider die uit hoofde van zijn functie regelmatig in aanraking kwam met koersgevoelige informatie.Wel heeft [B], omdat [vennootschap 1] een beursgenoteerd bedrijf is, een complianceregeling moeten ondertekenen en wordt in de arbeidsovereenkomst expliciet gewezen op de strikte geheimhouding bij koersgevoelige informatie.
Koop aandelen [vennootschap 1]
Verdachte en [A] waren in 2009 werkzaam bij de AbnAmro bank als leidinggevenden van een sales team. [A] werkte in Den Haag en verdachte in Apeldoorn.
Getuige [C], ook werkzaam bij de AbnAmro bank en collega van verdachte en [A], verklaart op 20 maart 2012 bij de Fiod dat hij door verdachte is benaderd waarbij verdachte tegen hem had gezegd dat zij een tip had gekregen van haar broer over het bedrijf waar hij werkte en waarmee geld te verdienen was. Verdachte had aan [C] gevraagd of hij de aandelen zou kunnen kopen omdat zij liever deze aandelen niet zelf aankocht. [C] wilde dit niet doen. Een maand later heeft verdachte aan [C] verteld dat de aandelen die hij niet voor haar had gekocht en waarvoor zij de tip had gekregen haar geld had opgeleverd en dat zij ongeveer 13.000 van [A] zou krijgen.
Dat [A] die aandelen heeft gekocht, klopt. Op 2 april 2009 koopt [A] via zijn AbnAmro effectenrekening 1.000 aandelen [vennootschap 1] voor een bedrag van € 2,75. Op 3 april 2009 koopt [A] via zijn AbnAmro effectenrekening nog eens 460 aandelen voor een bedrag van € 3,00, 541 aandelen voor een bedrag van € 2,75 en 652 aandelen voor een bedrag van € 2,82. In totaal zijn dat 2.653 aandelen voor een totaal bedrag van € 7.495,75. Bij een pakket van 2.001 aandelen [vennootschap 1] heeft [A] op 3 april een verkooporder geplaatst om deze bij een prijs in de markt van € 8,00 te verkopen.
[A] heeft over de aankoop van de aandelen [vennootschap 1] verklaard dat hij [vennootschap 1] in eerste instantie niet kende, maar dat hij met verdachte over [vennootschap 1] heeft gesproken en dat hij daardoor wist dat de broer van verdachte daar werkt, dat het een goed bedrijf is en dat het net als TomTom ook kaarten maakt.
Op 3 april 2009 heeft verdachte tweemaal € 3.000,- opgenomenen op diezelfde dag stort [A] € 2.400,00 op zijn bankrekening. [A] stort de €2.400,00 door naar zijn effectenrekening onder vermelding van “i.v.m. aankoop.”
Persbericht en verkoop aandelen
Op 21 april 2009 verschijnt een persbericht van [vennootschap 1] waarin wordt meegedeeld dat mapmaker [vennootschap 1] in 2009 een spectaculaire groei van omzet en winst verwacht in 2009 op basis van een reeds afgesloten contract, inhoudende een licentieovereenkomst met een grote Amerikaanse partij voor het gebruik van de kaarten van West Europa.Dezelfde dag stijgt de koers van € 4,25 naar € 8,25.
Op die zelfde dag verkoopt [A] 2.001 aandelen tegen het verkooporderbedrag van € 8,00 en op 22 april 2009 verkoopt hij de overige 652 aandelen voor een bedrag van € 8,50. De totale opbrengst is € 21.512,45. Het financiële gewin bedraagt in totaal €14.016,70.
Op 21 april 2009 stuurt de vrouw van [B] naar [B] een mail met daarin de vraag “Hoeveel kost het nu.” [B] antwoordt daarop op 21 april 2009 naar zijn vrouw: “Op acht, je hoeft niet verder te kijken.” Vervolgens stuurt de vrouw van [B] op 22 april 2009 een link van een krantenartikel met als kop: “Mogelijk voorkennis bij handel in [vennootschap 1] aandelen.” [B] antwoordt daarop met: “Nerd er staat toch bij de kranten kop dat het gaat om een artikel betreft 1999.”
Geldstromen na de verkoop aandelen
Op 8 mei 2009 wordt in Den Haag en op 11 mei 2009 in Apeldoorn door [A] in totaal een bedrag van € 13.000,00 contant van zijn rekening opgenomen.Op 11 mei wordt er € 7.000,00 gestort op de rekening van verdachte. Op 11 mei 2009 wordt een bedrag van € 5.000,00 en op 12 mei 2009 een bedrag van € 1.000,00 gestort op de rekening van de vader van verdachte en [B]. Vervolgens wordt op 18 mei 2009 vanaf de rekening van de vader van verdachte en [B] een bedrag van € 1.000,00 overgemaakt naar de rekening van verdachte en € 5.000,00 naar de rekening van [B], onder vermelding van “winst.”De vader van verdachte en [B] heeft verklaard dat zijn kinderen voor hem internetbankieren.
4.3.5.Nadere bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop, ook al is het niet betwist, dat [vennootschap 1] een uitgevende instelling is in de zin van de Wet op het financieel toezicht.Een Nederlandse naamloze vennootschap is een rechtspersoon waarvan het maatschappelijk kapitaal is verdeeld in aandelen. Dat het hier om een beursgenoteerd bedrijf gaat blijkt uit het dossier en de rechtbank neemt daarom op basis van het dossier aan dat de aandelen in [vennootschap 1] zijn genoteerd op de effectenbeurs Euronext Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, en vergunninghouder is als bedoeld in artikel 5:26 lid 1 van de Wft.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dat [B] de concrete en koersgevoelige informatie die in drafts stonden, onder ogen heeft gekregen, door middel van stukken waarover zijn kamergenoot en insider [E] beschikte, en dat hij die informatie heeft doorgespeeld aan verdachte, die de concrete en koersgevoelige informatie vervolgens weer heeft doorgespeeld aan [A] en naar aanleiding waarvan [A] vervolgens (mede) op verzoek van verdachte de aandelen [vennootschap 1] heeft gekocht.
De rechtbank grondt hier haar overtuiging dat de informatie die [B] en vervolgens verdachte heeft doorgespeeld concrete informatie betrof, op basis van:
- het feit dat zowel de anonieme tipgever als getuige [C] heeft verklaard dat verdachte een waardevolle tip van haar broer had gekregen, waarbij de anonieme tipgever de informatie heeft gespecificeerd naar jaarcijfers en het nieuws van een nieuwe klant;
- de timing van de transacties, te weten het feit dat [A] slechts een dag na het binnenkomen van de drafts een grote hoeveelheid aandelen heeft gekocht, terwijl hij niet eerder in aandelen [vennootschap 1] heeft gehandeld;
- het feit dat [A] naast de aandelen die hij op verzoek van verdachte heeft gekocht zelf ook nog 652 aandelen heeft gekocht;
- het feit dat deze aan- en verkoop van de aandelen [vennootschap 1] afwijkt van het normale handelspatroon van [A];
- en op het feit dat [A] direct op de dag van de tweede aankoop een verkooporder heeft geplaatst bij een koers van € 8,00. Een koers die vanaf januari 2009 tot april 2009 schommelde tussen de € 2,20 en € 3,25. Deze geplaatste verkooporder acht de rechtbank dan ook zo specifiek dat het, mede gelet op het hiervoor genoemde, niet anders kan dan dat verdachte en [A] wisten dat er een verdrievoudiging van de omzet zou komen. En die informatie was niet afkomstig uit berichten dan wel geruchten in de markt die aanleiding konden geven tot speculatie op een grote koersstijging van het aandeel [vennootschap 1].
De rechtbank grondt haar overtuiging dat ook verdachte [B] bij het gebruik maken van de voorwetenschap betrokken is geweest
- uit de verdeling van de winst na de verkoop van de aandelen. Uit de geldstromen kan niet anders worden afgeleid dan dat de € 13.000,00 die [A] contant van zijn rekening heeft afgehaald, onder verdachte en [B] is verdeeld en dat zij zelf via de rekening van hun vader hebben getracht de werkelijke herkomst van het geld te verhullen. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verdachte noch [B] een aannemelijke verklaring heeft gegeven over de geldstortingen op hun rekeningen. Ook heeft [A] geen aannemelijke verklaring gegeven over waarom hij € 13.000,00 van zijn rekening heeft gehaald;
- en uit de mailwisselingen tussen [B] en zijn vrouw. De rechtbank acht ook de verklaringen van [B] op die mailwisselingen ongeloofwaardig en onaannemelijk.
Verdachte moet worden aangemerkt als een secundaire insider. Uit de getuigenverklaring van [C] en de anonieme tip en uit het handelen van verdachte met betrekking tot de aankoop van de aandelen en gelet op de functie die verdachte bekleedde binnen de AbnAmro bank, kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de informatie die [B] aan haar had doorgespeeld koersgevoelige informatie betrof en daardoor te kwalificeren was als voorwetenschap.
De rechtbank komt dan ook op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen tot de slotsom dat verdachte bij de transacties die hier in het geding zijn, wist dat zij de bedoelde voorwetenschap had, die voorwetenschap heeft doorgespeeld en van die wetenschap samen met [B] en [A] gebruik heeft gemaakt, zoals ten laste gelegd.