ECLI:NL:RBAMS:2013:5183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
1343383 \ HA EXPL 12-572
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • L. Biller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneemingsovereenkomst tussen particulier en aannemer met geschil over meerwerk en afrekening

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen een particulier, aangeduid als [partij 1], en een aannemer, aangeduid als [partij 2], over een aanneemingsovereenkomst voor verbouwingswerkzaamheden. De procedure is gestart door [partij 1] die betaling vorderde van een openstaand bedrag van € 18.840,38 inclusief btw, voortvloeiend uit de eindafrekening van de werkzaamheden. [partij 2] heeft de vordering betwist en een aantal verweren ingebracht, waaronder dat het gefactureerde werk niet is uitgevoerd, dat er geen opdracht voor meerwerk is gegeven, en dat er onvoldoende is afgetrokken voor overeengekomen minderwerk. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 27 februari 2013 de vorderingen in conventie en reconventie weergegeven en partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten verder toe te lichten tijdens een comparitie van partijen op 3 april 2013.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [partij 2] heeft op 14 september 2008 een offerte van [partij 1] aanvaard voor verbouwingswerkzaamheden aan haar pand. Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden zijn er verschillende gebreken geconstateerd en is [partij 1] door [partij 2] in gebreke gesteld. Na een aantal correspondenties en een rapport van een extern onderzoeksbureau, Virtual Made, heeft [partij 2] de vordering van [partij 1] betwist en zelf een tegenvordering ingesteld voor herstelkosten wegens ondeugdelijk werk.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [partij 1] in de procedure moet stellen en bewijzen dat het in rekening gebrachte werk is uitgevoerd. De rechter heeft ook benadrukt dat het aan [partij 1] is om de noodzaak van prijsverhogingen bij meerwerk tijdig aan [partij 2] te communiceren, conform artikel 7:755 BW. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat [partij 1] recht heeft op een betaling van € 1.340,56 van [partij 2], terwijl [partij 2] recht heeft op een schadevergoeding van € 583,10 van [partij 1]. De proceskosten zijn aan [partij 1] opgelegd, omdat deze grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1343383 \ HA EXPL 12-572
Uitspraak: 3 juli 2013
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[partij 1],
wonende te [woonplaats partij 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. A.F. Dalmeijer,
nader te noemen [partij 1],
t e g e n
[partij 2],
wonende te [woonplaats partij 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde mr. O. Diemel,
nader te noemen [partij 2].

1.Verder verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 februari 2013, waarbij een nadere comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 april 2013 en de daarin genoemde proceshandelingen en/of processtukken.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
2.1.
[partij 2] heeft aan [partij 1] opdracht gegeven tot verbouwingswerkzaamheden in de kelder en op de begane grond van haar pand aan de [straatnaam] in [woonplaats partij 2]. [partij 1] heeft daartoe op 14 september 2008 een schriftelijke offerte uitgebracht. Het totaalbedrag van de offerte bedraagt € 109,801,89 inclusief btw. Voorafgaand aan de aanvaarding van de offerte heeft [partij 1] aan de hand van een door hem opgestelde begroting een toelichting gegeven op de offerte. Vervolgens heeft [partij 2] de offerte aanvaard.
2.2.
Medio september 2008 is [partij 1] gestart met het werk.
2.3.
In de brief van 26 augustus 2009 heeft de gemachtigde van [partij 2] [partij 1] ervan op de hoogte gebracht dat het overeengekomen werk nog niet was afgerond en nog te verrichten werkzaamheden opgesomd. Ook heeft de gemachtigde bericht dat er reeds een aantal gebreken is geconstateerd bij de uitvoering van het werk. [partij 1] is in de brief gesommeerd om binnen tien weken het werk af te ronden en de gebreken te verhelpen.
2.4.
In de periode daarna heeft [partij 1] een aantal werkzaamheden verricht. In een e‑mail van 24 december 2009 heeft [partij 1] aan [partij 2] bericht dat zijn werk erop zit en dat er betaald moet worden.
2.5.
In opdracht van [partij 2] heeft het bedrijf Virtual Made omstreeks december 2009 een onderzoek verricht naar de kosten en de kwaliteit van de verbouwing en daartoe een beknopt rapport uitgebracht. Het rapport bevat 40 posten met gebreken en andere klachten over het werk van [partij 1], met een korte toelichting en een kostenopgave. Virtual Made heeft bij factuur van 23 februari 2010 aan [partij 2] een bedrag van € 583,10 inclusief btw voor het onderzoek in rekening gebracht.
2.6.
In de brief van 30 maart 2010 aan [partij 1] heeft de gemachtigde van [partij 2] wederom melding gemaakt van (deels nieuwe) gebreken en heeft hij [partij 1] nog eens de gelegenheid gegeven tot herstel.
2.7.
In de e-mail van 12 april 2010 laat [partij 1] weten dat hij niet van plan is om nog werkzaamheden te verrichten.
2.8.
Naast de termijnfacturen voor de aanneemsom heeft [partij 1] de volgende meerwerkfacturen aan [partij 1] verzonden:
factuur [niet leesbaar] 15-06-2009 ‘termijn bijwerk’ € 4.760,00 inclusief btw
factuur 2010/2 26-01-2010 ‘parkeergeld’ € 306,50 inclusief btw
factuur 2010/8 17-2-2010 ‘meerwerk € 7.267,31 inclusief btw
2.9.
Met de e-mail van 15 april 2010 heeft de toenmalige gemachtigde van [partij 1] aan de gemachtigde van [partij 2] een lijst gestuurd met een opsomming van het berekende meerwerk (hierna: de meerwerklijst).
2.10.
Bij antwoordakte heeft [partij 1] de “eindafrekening [partij 2]” overgelegd (hierna: de eindafrekening). Daarop staat een overzicht van de door [partij 1] aan [partij 2] in totaal in rekening gebrachte bedragen – aanneemsom en meerwerk overeenkomstig de hiervoor genoemde facturen en meerwerklijst – alsmede de door [partij 2] verrichte betalingen. Op de eindafrekening staat vermeld dat [partij 2] naast de reeds door haar gedane betaling van € 98.821,70 nog een bedrag van € 18.435,01 aan [partij 1] moet voldoen
2.11.
Op 22 augustus 2010 was er een lekkage in de kelder van [partij 2]. [partij 2] heeft de daardoor geleden schade bij haar verzekeraar gemeld. In opdracht van de verzekeraar heeft [naam 3] Expert B.V. (hierna: [naam 3]) op 18 februari 2011 een schriftelijk rapport uitgebracht. Het rapport houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
[…]
Oorzaak
Ons inziens is de schade veroorzaakt doordat door de hevige regenval het water, via het door waterdruk losgeraakte ontstoppingsdeksel in de horizontale gietijzeren afvoerleiding, in de kelder stroomde. Door de hevige regenval kon het gemeenteriool het water niet zo snel verwerken en kon het via het losgeraakte ontstoppingsdeksel terugstromen uit de horizontale rioleringsleiding. Het ontstoppingsdeksel heeft blijkbaar niet goed vastgezeten.
De dompelpomp in de pompput was door bouwbedrijf [partij 1] niet aangesloten op het elektra. Echter als de pomp wel gewerkt had, was het water, dat via het riool weggepompt werd, via het ontstoppingsdeksel van de horizontale gietijzeren afvoerleiding zeer waarschijnlijk weer terug gestroomd in de kelder. […]

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
In het tussenvonnis van 27 februari 2013 zijn de vorderingen in conventie en reconventie weergegeven. Ter gelegenheid van de comparitie van 3 april 2013 heeft [partij 1] zijn eis gewijzigd. Daartoe heeft [partij 1] verwezen naar het totaalbedrag van € 18.435,01 van de eindafrekening, waarin de eerdere eisvermindering reeds is verwerkt. Daarnaast dient de eindafrekening volgens [partij 1] te worden vermeerderd met een bedrag van € 405,37, dat bovenop de stelpost voor de cv is verschuldigd. In totaal bedraagt de vordering van [partij 1] derhalve € 18.840,38 inclusief btw, aldus [partij 1].

4.De beoordeling in conventie in reconventie

4.1.
De kantonrechter zal op de gewijzigde eis beslissen. Het verweer van [partij 2] dat de eisvermeerdering, gelet op het moment in de procedure waarop de eisvermeerdering is gedaan, in strijd zou zijn met een goede procesorde, wordt verworpen, aangezien [partij 1] ter gelegenheid van de tweede comparitie nog in de gelegenheid was om daarop te reageren en dit ook heeft gedaan.
4.2.
Partijen hebben een geschil over de afrekening van het werk. [partij 1] vordert betaling van het blijkens de eindafrekening openstaande bedrag. [partij 2] heeft daartegen een veelvoud aan verweren ingebracht. De verweren van [partij 2] kunnen in verschillende categorieën worden verdeeld, zoals gefactureerd werk is niet uitgevoerd, meerwerk is ten onrechte gefactureerd omdat het in de offerte is inbegrepen of omdat er geen opdracht voor is gegeven althans niet aan de vereisten van artikel 7:755 Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan, er is niets of te weinig afgetrokken voor overeengekomen minderwerk en de stelpostenafrekening is niet deugdelijk. Tenslotte is er ook nog het verweer dat het werk niet deugdelijk is verricht, waardoor schade wordt geleden in de vorm van herstelkosten, en dat [partij 1] schade heeft aangebracht bij het verrichten van het werk.
4.3.
Voorop staat dat [partij 1], die betaling van het door hem verrichte werk vordert, bij voldoende betwisting door [partij 2], in deze procedure moet stellen (en indien nodig bewijzen) dat het in rekening gebrachte werk is uitgevoerd. Wat het meerwerk betreft moet [partij 1], indien door [partij 2] voldoende betwist, stellen en bewijzen dat het werk niet in de offerte is inbegrepen. Ook moet [partij 1] stellen en bewijzen, als het inderdaad werkzaamheden betreft die niet onder de offerte vallen, dat [partij 2] daartoe opdracht heeft gegeven en dat [partij 1] daarbij tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging (tenzij [partij 2] die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, artikel 7:755 BW). Ook ten aanzien van het verweer dat [partij 1] te weinig heeft afgetrokken voor overeengekomen minderwerk, moet [partij 1] bewijzen dat de wel door hem berekende bedragen juist zijn en corresponderen met het door hem verrichte werk. Tenslotte is het aan [partij 1] om de stelposten deugdelijk te specificeren, zodat [partij 2] de afrekening kan controleren. Daarbij is het aan de aannemer als professionele partij en opdrachtnemer om een goede administratie bij te houden, bij gebreke waarvan hij het risico loopt dat hij zijn vorderingen niet voldoende kan onderbouwen.
4.4.
De stelling van [partij 2] dat een deel van het werk niet deugdelijk is verricht althans dat [partij 1] schade heeft veroorzaakt is echter, anders dan de hiervoor vermelde verweren, een zogenaamd bevrijdend verweer. [partij 2] erkent immers als zodanig dat bepaald werk is verricht, maar stelt dat [partij 1] wat dat werk betreft in zijn verplichtingen jegens [partij 2] toerekenbaar tekort is geschoten. Het daaruit vloeiende rechtsgevolg is volgens [partij 2] dat zij tegenvorderingen heeft op [partij 1] (die in de reconventie zijn verwoord) en die in beginsel voor verrekening vatbaar zijn. Anders dan bij de hiervoor genoemde verweren tegen de hoogte van de facturen, ligt voor deze zelfstandige (tegen)vorderingen het procesrisico bij [partij 2].
4.5.
[partij 1] stelt dat partijen geen opleverdatum zijn overeengekomen, dat hij niet in gebreke is gesteld en daarom ook niet in verzuim was, zodat [partij 2] geen aanspraken jegens hem geldend kan maken. Uit de overwegingen hiervoor ten aanzien van het procesrisico van beide partijen volgt dat de vraag of [partij 1] in verzuim is geen rol speelt bij de verweren van [partij 2] ten aanzien van niet uitgevoerd werk en het meer- en minderwerk. Daar gaat het immers om de vraag of [partij 1] recht heeft op betaling voor het door hem verrichte werk, waarbij het aan [partij 1] is om aan te tonen dat hij het werk waarvan hij betaling vordert ook heeft uitgevoerd althans dat de bedragen die hij in rekening brengt kloppen.
4.6.
Voor de schadevergoedingsvordering van [partij 2] jegens [partij 1] in de vorm van herstelkosten wegens ondeugdelijk verricht werk is op grond van artikel 6:74 lid 2 in beginsel wel verzuim vereist. Mocht er daadwerkelijk sprake zijn van ondeugdelijk werk zijdens [partij 1] (waarop hierna nog zal worden ingegaan), dan wordt reeds nu geoordeeld dat aan het vereiste van verzuim is voldaan. Daarvoor wordt in aanmerking genomen dat [partij 1] ter zitting heeft verklaard dat hij het werk heeft afgerond, met uitzondering van het terras, waarvoor geen vergunning was verleend. [partij 1] vordert ook betaling van de volledige aanneemsom, wat correspondeert met zijn verklaring. Per brief van 26 augustus 2009 is [partij 1] door de gemachtigde van [partij 2] in gebreke gesteld. Daarbij is gewezen op allerlei werk dat [partij 1] nog niet althans niet goed had uitgevoerd en hem is verzocht dit binnen tien weken alsnog te doen. Uit de correspondentie die tussen partijen is gevoerd valt af te leiden dat [partij 1] nadien nog werk heeft verricht. In een e-mail van 24 december 2009 heeft [partij 1] aan [partij 2] vervolgens bericht dat zijn werk erop zit en dat er betaald moet worden. In de brief van 30 maart 2010 van de gemachtigde van [partij 2] wordt wederom melding gemaakt van (deels nieuwe) gebreken en krijgt [partij 1] nog eens de gelegenheid tot herstel. In de e-mail van 12 april 2010 laat [partij 1] weten dat hij niet van plan is om nog werkzaamheden te verrichten. Gelet op deze gang van zaken heeft [partij 1] ruimschoots de gelegenheid gehad om het werk af te maken en gestelde gebreken te herstellen, mochten die er zijn geweest. Omdat dit echter niet is gebeurd is er sprake van verzuim zijdens [partij 1].
4.7.
Hierna zal per categorie verweer en per post op de stellingen van partijen worden ingegaan. Daarbij wordt aangesloten bij de nummering die partijen in de processtukken hebben gehanteerd. De kantonrechter merkt op dat op de meerwerklijst soms bedragen inclusief btw zijn genoemd, soms exclusief btw, wat valt op te maken uit de vermelding van bijvoorbeeld het aantal uren en het uurloon en het daarachter opgenomen bedrag. Per post zal hierna worden aangeven of deze exclusief of inclusief btw is. Uiteindelijk zullen alle bedragen in bedragen inclusief btw worden berekend, zodat deze van de vordering van [partij 1], die ook inclusief btw is, kunnen worden afgetrokken.
Ten aanzien van post 4 (terras) heeft [partij 1] erkend dat het werk niet is uitgevoerd, wat vervolgens tot een vermindering van eis zijdens [partij 1] heeft geleid. Over die post hoeft daarom niet meer te worden beslist.
Werk niet uitgevoerd?
4.8.
Post 1, isoleren en stuken binnenmuur
[partij 2] betwist dat de muur van de serre, anders dan geoffreerd, is geïsoleerd en gestuukt. [partij 2] verwijst daartoe naar foto’s van de voor- en de achterkant van die muur. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft [partij 1] slechts herhaald dat hij de muur heeft gestuukt. Dit is echter, mede gelet op de in het geding gebracht foto’s waarop zowel op de binnenkant als de buitenkant van de muur slechts niet geïsoleerd en niet gestuukt metselwerk is te zien, onvoldoende. Er dient daarom een bedrag van € 800,00 te vermeerderen met de btw in mindering te worden gebracht op de vordering van [partij 1].
4.9.
Post 2, leveren en plaatsen van hardstenen dorpel
[partij 2] betwist dat de geoffreerde hardstenen dorpel onder de achterpui is geplaatst. [partij 1] erkent dat de dorpel niet is geplaatst maar stelt dat deze op grond van de berekeningen niet stevig genoeg was en dat volgens opgave van de constructeur in plaats daarvan is gekozen voor een stalen ligger. [partij 2] heeft daartegen ingebracht dat de oorspronkelijke offerte zag op (onder meer) de bouw van een serre volgens de tekeningen van de constructeur inclusief binten, zodat deze niet pas achteraf en in plaats van de dorpel kunnen zijn gekomen. Bovendien hebben binten en dorpels verschillende functies, zodat niet valt in te zien dat het een door het ander wordt vervangen, aldus [partij 2]. Nu de [partij 1] hierop niet meer heeft gereageerd moet als vaststaand worden aangenomen dat de binten reeds voor het uitbrengen van de offerte in de tekeningen van de constructeur waren opgenomen zodat deze geacht moeten worden in de opdracht te zijn inbegrepen. Voorts staat vast dat [partij 1] de dorpels niet heeft aangebracht. Daarom zal een bedrag van € 500,00 te vermeerderen met de btw in mindering worden gebracht op de vordering van [partij 1].
4.10.
Post 5, plaatsen wand en deur om trapgat
[partij 2] betwist deze post ter hoogte van € 1.420, 00 exclusief btw en voert daartoe aan dat in de offerte was inbegrepen het plaatsen van een muur en het gebruik van een oude deur. Later is besloten dat dit een schuifdeur zou worden zoals de schuifdeur naar de cv-ketel, met de afspraak dat dit voor een identieke prijs (€ 1.060,00 exclusief btw) zou gebeuren. [partij 1] heeft daartegen ingebracht dat het plaatsen van de nieuwe schuifdeur meer werk was dan de deur naar de cv-ketel. [partij 1] heeft de gestelde prijsafspraak niet betwist, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. Het prijsverschil van € 360,00 te vermeerderen met de btw zal in mindering worden gebracht op de vordering van [partij 1].
4.11.
Post 8, vermaken en afhangen bestaande deur in achtergevel
[partij 2] betwist de verschuldigdheid van deze post en voert aan dat [partij 1] een nieuwe pui heeft geplaatst, zodat deze post vervalt. [partij 1] heeft daartegen ingebracht dat er reeds aan de oude pui werk was verricht toen [partij 2] opdracht gaf voor de nieuwe pui. [partij 2] heeft daarop gereageerd met de stelling dat dit werk nog voordat [partij 1] met zijn werkzaamheden begon door een ander was verricht. [partij 1] heeft daar niet meer op gereageerd, zodat van de juistheid van de stelling van [partij 2] moet worden uitgegaan. Er dient daarom een bedrag van € 280,00 te vermeerderen met de btw op de vordering van [partij 1] in mindering te worden gebracht.
4.12.
Post 9, afmonteren sanitair
[partij 2] betwist deze post en voert aan dat deze post twee keer in de offerte staat vermeld. De door [partij 1] verrichte werkzaamheden waren echter slechts beperkt van omvang, zodat deze post dient te worden verminderd. [partij 1] heeft daartegen ingebracht dat hij het werk heeft uitgevoerd zoals overeengekomen en dat [partij 2] daarvoor de overeengekomen prijs moet betalen. Bovendien is het werk niet dubbel opgenomen in de offerte maar betreft het een offerte voor enerzijds het plaatsen en anderzijds het afmonteren van het sanitair. [partij 2] betwist niet dat [partij 1] het opgedragen werk heeft verricht en dat zij ten aanzien van dat werk met [partij 1] de in de offerte opgenomen prijs is overeengekomen. Het betreft ook geen stelpost maar een vaste prijs. Gelet hierop wordt geoordeeld dat [partij 2] deze overeengekomen werkzaamheden dient te betalen zoals geoffreerd en door [partij 1] in rekening gebracht.
4.13.
Post 25, gegalvaniseerde wapeningsnetten
[partij 2] heeft deze post opgenomen onder de het kopje “ondeugdelijk verrichte werkzaamheden”. In feite is het verweer van [partij 2] echter dat dit werk niet is uitgevoerd en dat daarom een aftrek op de afrekening moet worden toegepast. [partij 1] heeft daartegen ingebracht dat hij wel het juiste materiaal heeft toegepast. [partij 1] heeft de materiaalkeuze echter niet nader onderbouwd, door bijvoorbeeld een materiaalbon in het geding te brengen, zodat het verweer van [partij 2] wordt gehonoreerd en een bedrag van € 60,00 te vermeerderen met de btw in mindering zal worden gebracht op de vordering van [partij 1].
Gefactureerd meerwerk
4.14.
Deze categorie bevat een aantal posten waarvan [partij 2] aanvoert dat zij onder de offerte vallen, en voor zover dat niet het geval zou zijn, zij er geen aanvullende opdracht voor heeft gegeven en [partij 1] haar nooit heeft gewezen op de financiële gevolgen van extra werk. In zijn algemeenheid wordt daartoe het volgende overwogen: als het werk onder de offerte valt, dan kan [partij 1] daarvoor niets extra berekenen. Als het er niet onder valt, dan komt het werk mogelijk als meerwerk voor vergoeding in aanmerking. Daarbij dient echter te zijn voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 7:755 BW, te weten [partij 2] moet daartoe opdracht hebben gegeven, [partij 1] moet [partij 2] tijdig hebben gewezen op de noodzaak van een uit een mogelijke opdracht van [partij 2] voortvloeiende prijsverhoging althans hij moet aantonen dat [partij 2] die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Dat [partij 1], zoals hij heeft gesteld, tussentijds het meerwerk met [partij 2] wilde bespreken maar deze zou hebben gezegd dat zij het meerwerk pas aan het einde wilde doornemen, wat [partij 2] overigens heeft betwist, maakt dat niet anders. Het is overeenkomstig artikel 7:755 BW aan de aannemer om ervoor te zorgen dat de opdrachtgever vooraf duidelijkheid krijgt over de kosten van het beoogde meerwerk en op die manier weloverwogen kan beslissen of hij de opdracht ook wenst te verstrekken. Het procesrisico ten aanzien van deze verplichtingen ligt bij de aannemer.
4.15.
Post 7, trap naar badkamer
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat de post onder de offerte valt. [partij 1] brengt daartegen in dat de offerte op de begane grond geen werkzaamheden aan die trap noemt, zodat voor het verrichte werk apart moet worden betaald. Gesteld noch gebleken is dat aan de vereisten van artikel 7:755 BW is voldaan. Geoordeeld wordt dan ook dat het in rekening gebrachte bedrag van € 83,30 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.16.
Post 10, stucwerk hal
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat het stucwerk in de hal niet is uitgevoerd, dan wel slecht en dat het bovendien onder de stelpost valt. Ter onderbouwing van de stelling dat het werk ondeugdelijk is uitgevoerd heeft [partij 2] ook foto’s in het geding gebracht. [partij 1] brengt daartegen in dat in de offerte op de begane grond slechts stukwerk in de woonkamer is vermeld en het werk daarom niet onder de offerte valt. Voorts stelt [partij 1] dat het werk wel degelijk is verricht en dat [partij 2] daartoe opdracht heeft gegeven. Wat er ook van zij, gesteld noch gebleken is dat [partij 1] heeft voldaan aan de vereisten van artikel 7:735 BW, zodat vergoeding van deze post ter hoogte van € 166,60 inclusief btw niet zal worden toegewezen.
4.17.
Post 11, stucwerk meterkast
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat het stucwerk in de meterkast onder de offerte valt en bovendien slecht is uitgevoerd. [partij 1] stelt in reactie daarop dat [partij 2] wel opdracht heeft gegeven tot dat werk en dat het niet onder de offerte valt. In het midden kan blijven of het werk ondeugdelijk is verricht nu ook hier gesteld noch gebleken is dat [partij 1] [partij 2] van te voren heeft gewezen op de mogelijke prijsgevolgen. Het enkele feit dat [partij 2] opdracht heeft verstrekt tot dat werk is in elk geval niet voldoende om te komen tot een aanspraak op betaling van meerwerk in de zin van artikel 7:735 BW. Het in rekening gebrachte bedrag van € 249,99 inclusief btw komt dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.18.
Post 12, plafond kelder
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat de afspraak was dat [partij 1] het plafond in de kelder met gipsplaten zou afwerken. Dit is ook in de offerte opgenomen, zodat er geen meerwerk in rekening kan worden gebracht. [partij 1] stelt in reactie daarop dat hij het plafond niet alleen van gipsplaten heeft voorzien maar ook heeft gestuukt, althans schroefgaten heeft gedicht. Ook hier wordt weer geoordeeld dat gesteld noch gebleken is dat aan de vereisten van artikel 7:755 BW is voldaan, zodat het bedrag van € 773,50 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.19.
Post 14, extra balk in kelder
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat zij van tevoren uitdrukkelijk erop heeft gewezen dat het om meer dan twee balken zou gaan en dat het aanbrengen van deze balk daarom onder de offerte valt. [partij 1] zou ook hebben toegezegd dat dit onder offerte valt. [partij 1] betwist dit. Ook hier geldt dat gesteld noch gebleken is dat [partij 2] apart opdracht heeft gegeven voor dat werk, dat [partij 1] [partij 2] tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een uit een mogelijke opdracht van [partij 2] voortvloeiende prijsverhoging althans dat [partij 2] die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Het in rekening gebrachte bedrag van € 383,77 inclusief btw (€ 333,20 en € 50,57) komt dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.20.
Post 15, stucwerk onder ramen kelder/serre
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe (onder meer) aan dat het geen meerwerk betreft maar herstelkosten voor een door [partij 1] zelf gemaakte fout. [partij 1] betwist de gestelde fout. Geoordeeld wordt dat als [partij 1] van mening is dat hem niets valt te verwijten en het als meerwerk in rekening gebrachte bedrag moet worden betaald, het aan hem is om aan te tonen dat [partij 2] voor dat werk opdracht heeft gegeven, hij [partij 2] voor de prijsgevolgen heeft gewaarschuwd of dat waarschuwing in de gegeven omstandigheden niet nodig was. Dit is echter niet gebeurd zodat het bedrag van € 166,60 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.21.
Post 21, maken panelen
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat het maken van de panelen valt onder de post “afwerken bgg” en dat zij voorafgaande aan de offerte deze werkzaamheden al heeft genoemd. [partij 1] brengt daartegen in dat er nieuwe panelen zijn geleverd in plaats van de ouden panelen die oorspronkelijk zouden worden gebruikt. Wat er ook van zij, gesteld noch gebleken dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:755, zodat het in rekening gebrachte bedrag van € 650,80 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.22.
Post 22, metselwerk serre
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat niet [partij 1] maar een derde dit werk heeft uitgevoerd. Mocht [partij 1] het wel hebben gedaan, dan valt het onder de post “opmetselen van de erfgrens“ in de offerte. [partij 1] brengt daartegen in dat slechts het voegwerk door een derde is verricht maar dat hij het metselwerk heeft gedaan. [partij 1] betwist echter niet dat het door hem verrichte deel van het werk onder de offerte valt, zodat her verweer van [partij 2] op dat punt slaagt. Het in rekening gebrachte bedrag van € 333,20 inclusief btw komt dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.23.
Post 23, maken traphek (balustrade)
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat deze post valt onder de post “afwerken bgg” in de offerte. Daarnaast was het gebruikte hout voor de balustrade voorhanden en hoeft daar niet apart voor te worden betaald. [partij 1] brengt daartegen in dat [partij 2] pas later opdracht heeft gegeven voor het aftimmeren van de balustrade, zodat zij daarvoor apart moet betalen. Ook hier geldt dat gesteld noch gebleken is dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:755, zodat het in rekening gebrachte bedrag van € 248,25 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.24.
Post 24, oude radiatoren
[partij 2] heeft deze post opgenomen onder de het kopje “ondeugdelijk verrichte werkzaamheden”. In feite betreft het verweer van [partij 2] ten aanzien van deze post echter een meerwerkverweer. [partij 2] stelt immers dat deze post niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat [partij 1] het aan zich zelf heeft te wijten dat hij meer werk heeft moeten verrichten, hij had de oude radiatoren aanvankelijk immers makkelijk kunnen controleren. [partij 1] heeft het verweer van [partij 2] slechts summier betwist. De post van € 333,20 inclusief btw komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat ook hier niet is gebleken dat [partij 1] [partij 2] heeft gewezen op het mogelijke meerwerk en de daarmee gepaard gaande kosten.
4.25.
Post 33, twee platen achter ketel
[partij 2] betwist deze post en voert aan dat [partij 1] bij het boren in de wand achter de cv-ketel tegels heeft beschadigd en dat hij ter herstel van de beschadiging heeft besloten om houten platen over de tegels te plaatsen. Dat werk komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking. [partij 1] erkent dat bij het boren een aantal tegels zijn afgevallen maar dat is naar zijn zeggen hersteld. Omdat echter de hele wand met tegels los bleek te zitten moest de wand ten behoeve van het plaatsen van de cv-installatie met hout worden bekleed, aldus [partij 1]. Wat er ook zij van de vraag of het herstelwerk of extra werk betreft, gesteld noch gebleken is dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:755 BW. Geoordeeld wordt dan ook dat het in rekening gebrachte bedrag van € 505,00 (€ 455,00 en € 50,00) te vermeerderen met de btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.26.
Post 35, verplaatsen dozen
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe aan dat [partij 1] slecht een maal dozen heeft verplaatst en dat [partij 2] de rest zelf heeft gedaan. Zij verwijst daartoe naar correspondentie en schriftelijke verklaringen. [partij 1] heeft daartegen ingebracht dat hij meermalen dozen en andere spullen heeft verplaatst. [partij 1] heeft daarbij echter niet nader onderbouwd wanneer en waarvoor de door hem in rekening gebrachte uren zijn besteed. De genoemde schriftelijke verklaring is niet in het geding gebracht. Gesteld noch gebleken is voorts dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:755 BW. Geoordeeld wordt dan ook dat het in rekening gebrachte bedrag van € 1.120,00 te vermeerderen met de btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.27.
Post 36, plaatsen van twee keukenblokken
[partij 2] betwist deze post en voert daartoe gemotiveerd aan dat zij slechts apart opdracht heeft verstrekt tot het plaatsen van het keukenblok in de kelder, maar niet tot het aansluiten van het keukenblok in de serre; deze laatste werkzaamheden waren in de offerte inbegrepen. [partij 1] heeft daartegen ingebracht dat er ook slechts één keukenblok extra is berekend, te weten € 280,00, zijnde 50 % van het bedrag voor twee keukens. Het betoog van [partij 1] kan niet worden gevolgd omdat blijkens de meerwerklijst wel degelijk € 570,00 (€ 560,00 en € 10,00 voor materiaal) in rekening is gebracht. Van het in rekening gebrachte bedrag komt gelet op het voorgaande de helft, zijnde € 285,00 te vermeerderen met de btw niet voor vergoeding in aanmerking.
4.28.
Post 38, aanhelen van oude vloer
[partij 2] betwist deze post en voert gemotiveerd aan dat zij voor deze werkzaamheden geen opdracht aan [partij 1] heeft gegeven maar aan een ander en dat die ander de opdracht ook heeft uitgevoerd. Tegenover deze betwisting heeft [partij 1] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat hij deze werkzaamheden heeft verricht, dat [partij 2] hem daartoe aanvullend opdracht heeft verstrekt en dat hij [partij 2] op de prijsgevolgen heeft gewezen. Het in rekening gebracht bedrag van € 175,00 te vermeerderen met de btw komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
4.29.
Post 39, luik in vloer
[partij 2] betwist deze post en voert aan dat deze post valt onder de post “afwerken bgg” in de offerte. [partij 1] brengt daartegen in dat [partij 2] pas later opdracht heeft gegeven voor het vergroten van het luik, zodat zij daarvoor apart moet betalen. Gesteld noch gebleken dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:755, zodat het in rekening gebrachte bedrag van € 261,80 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Minderwerk
4.30.
Post 3, klapraam
[partij 2] betwist deze post volledig te zijn verschuldigd, omdat er slechts twee klapramen voor de kelder zijn geleverd en geplaatst terwijl [partij 1] er drie heeft berekend. [partij 1] heeft dit bevestigd en erop gewezen dat hij ook een klapraam heeft afgetrokken in de meerwerklijst. Geoordeeld wordt dat uit de meerwerklijst blijkt dat een raam in de kelder ter waarde van € 612,85 in mindering is gebracht. Er bestaat dan ook geen aanleiding tot verdere aftrek.
Stelposten – inclusief posten 10, 11, 12, 15 en 37
4.31.
Post 16, stelpost cv
[partij 2] betwist deze post en voort daartoe – kort gezegd – aan dat [partij 1] een te lichte cv-ketel had geplaatst en dat zij met hem de afspraak heeft gemaakt dat [partij 1] de ketel zou verwijderen, dat [partij 2] de ketel bij een ander zou bestellen en dat [partij 1] de stelpost voor de ketel van de aanneemsom zou halen. [partij 1] heeft van zijn kant de gestelde afspraak betwist. [partij 1] heeft ook aangevoerd dat de door hem geplaatste ketel drie maanden naar behoren heeft gefunctioneerd, waarna [partij 2] ineens vond dat de ketel niet meer voldeed, waarvoor [partij 1] overigens ook nooit in gebreke is gesteld. [partij 1] heeft voorts de stelpost gespecificeerd door overlegging van facturen. Volgens de opstelling van [partij 1] bedraagt het totaalbedrag voor het plaatsen van de ketel € 5.708,97 inclusief btw (ten opzichte van een stelpost van € 2.380,00 inclusief btw). Bij antwoordakte en ter comparitie heeft [partij 1] aangevoerd dat de totale prijs zou zijn € 2.605,35 en dat de vordering met € 405,37 wordt verhoogd, zijnde het meerdere boven de stelpost van € 2.200,00.
4.32.
Tussen partijen staat vast dat [partij 2] een ketel in opdracht heeft gegeven en [partij 1] een ketel (en een vervangende ketel) heeft geleverd. [partij 2] beroept zich echter op een afspraak die zij met [partij 1] zou hebben gemaakt over het weghalen en crediteren van de vervangende ketel en is van mening dat de gehele stelpost van de afrekening dient te worden gehaald. Nu [partij 1] deze afspraak gemotiveerd heeft betwist, ligt het procesrisico ten aanzien daarvan bij [partij 2], als degene die zich op het rechtsgevolg van haar stelling beroept. [partij 2] heeft echter ter zake geen concreet bewijs aangeboden, zodat de stelling van [partij 2] als onvoldoende onderbouwd moet worden verworpen en [partij 1] voor het verrichte werk en de gebruikte materialen een vergoeding moet ontvangen.
4.33.
Resteert de vraag naar de juistheid van de stelpostafrekening en derhalve naar de hoogte van de vergoeding. De kantonrechter kan de specificatie van [partij 1] niet volgen. Met [partij 2] wordt geoordeeld dat de door [partij 1] in zijn specificatie genoemde bedragen niet corresponderen met de onderliggende facturen. Ook valt niet te begrijpen hoe [partij 1] bij het bedrag van € 2.605,35 komt. Gelet op deze onduidelijkheid, die voor risico komt van [partij 1], zal de kantonrechter ter waardering van het door [partij 1] verrichte werk aansluiten bij de in de aanneemsom inbegrepen stelpost van € 2.380 inclusief btw. Dat betekent dat het door [partij 1] extra gevorderde bedrag van € 405,37 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ook dient een bedrag van € 700,00 inclusief btw in mindering te komen op de vordering van [partij 1] nu blijkens zijn opgave de ketel voor dat bedrag is overgenomen door een derde.
4.34.
Posten 17 en 35, stelpost elektra
Na betwisting door [partij 2] heeft [partij 1] een specificatie ingebracht van de stelpostafrekening voor de elektrawerkzaamheden. Voor het materiaal zijn alle onderliggende facturen ingebracht. Het verrichte werk is gespecificeerd naar de aard van het verrichte werk. Voorts is een urenspecificatie en een verklaring ingebracht van een door de [partij 1] ingeschakelde derde. [partij 1] stelt dat uit zijn specificatie blijkt dat de stelpost in feite veel te laag was en dat het door hem in rekening gebrachte werk is verricht. [partij 2] heeft in reactie daarop een groot deel van de door [partij 1] genoemde verrichte werkzaamheden betwist en daartoe aangevoerd dat een deel van het werk niet door [partij 1] maar door een ander is uitgevoerd en dat een deel van het elektrawerk al door een andere elektricien was verricht, zodat het door [partij 1] uitgevoerde werk slechts beperkt in omvang was en daarvoor niet 120 uur kan worden berekend.
4.35.
De essentie van een stelpost in een offerte is dat bij het einde van het werk daarover een afrekening dient plaats te vinden en dit kan resulteren in een extra verschuldigd bedrag of een vermindering van de aanneemsom. Het is aan de aannemer om zodanig inzicht te geven in het verrichte werk en de gebruikte materialen dat de opdrachtgever kan controleren of de afrekening juist is. [partij 1] heeft facturen in het geding gebracht met de door hem berekende materialen. Als [partij 2] het daar niet mee eens is, dan dient zij concreet aan te geven welke materialen volgens haar niet zijn gebruikt. Het algemene verweer dat uit de facturen niet blijkt dat het materiaal voor haar huis betreft, is daarvoor onvoldoende. Het in rekening gebrachte materiaal komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
4.36.
Ten aanzien van het verrichte werk wordt overwogen dat [partij 1] weliswaar de aard van de werkzaamheden heeft genoemd, waarvan [partij 2] weer een deel heeft betwist, maar niet duidelijk heeft kunnen maken hoe de door hem in rekening gebrachte 120 uur is samengesteld. De in het geding gebrachte urenstaat van [naam 4] is daartoe onvoldoende omdat daaruit slechts blijkt dat [naam 4] 344 uur in het pand van [partij 2] heeft gewerkt en volgens [partij 2] ook ander werk dan elektrawerk heeft verricht, en daarom uit de urenstaat niet valt af te leiden welke uren door hem aan het elektrawerk zijn besteed. Daarbij komt dat [partij 2] gemotiveerd heeft aangevoerd dat een andere elektricien vooraf aan [partij 1] al veel elektrawerk heeft verricht zodat de aan [partij 1] opgedragen werkzaamheden slechts beperkt van aard waren. Het voorgaande komt erop neer dat [partij 1] onvoldoende heeft onderbouwd aanspraak te kunnen maken op de door hem (extra) in rekening gebrachte bedragen. Vast staat echter wel dat [partij 1] elektrawerk heeft verricht en daarvoor dient te worden betaald. De kantonrechter zal daartoe aansluiten bij de in de offerte opgenomen stelpost van € 4.760,00 inclusief btw. Het door [partij 1] extra in rekening gebrachte bedrag voor de stelpost elektra ter hoogte van € 2.000,39 inclusief btw en de post “pieter elektra keuken” ter hoogte van € 365,00 (€ 315,00 en € 50,00) exclusief btw (zijnde € 434,35 inclusief btw) komen daarentegen niet voor vergoeding in aanmerking.
4.37.
Post 20, stelpost stucwerk
[partij 2] heeft deze post betwist en een veelvoud aan verweren daartegen ingebracht, zoals onder meer het ontbreken van een specificatie, het berekenen van het verkeerde btw-tarief en het niet verrichten van bepaalde werkzaamheden op de begane grond. [partij 1] heeft alsnog facturen van de door hem ingeschakelde stukadoor ingebracht. Nu [partij 1] niet meer heeft gereageerd op het verweer van [partij 2] dat de facturen deels op data zien waarop de stukadoor geen werk in het huis van [partij 2] heeft verricht, zullen de betreffende nota’s buiten beschouwing blijven, zodat slechts de factuur van € 4.095,00 exclusief btw resteert. Over dit bedrag dient 6% btw te worden berekend, derhalve € 4.340,70 inclusief btw. Niet nodig is, zoals [partij 2] heeft gesteld, dat [partij 1] betalingsbewijzen overlegt. Anders dan [partij 2] voorstaat wordt geoordeeld dat deze factuur volledig voor vergoeding in aanmerking komt, nu [partij 2] heeft erkend dat de stukadoor een periode met meerdere mensen heeft gewerkt en niet is betwist dat op verschillende plaatsen in het pand stucwerk is verricht. Dat [partij 1] de plafonds in de woonkamer niet volledig of niet goed zou hebben gestuukt heeft [partij 2] onvoldoende onderbouwd, zodat dit verweer zal worden gepasseerd. Over het in de stucwerkafrekening opgenomen en door [partij 1] zelf verrichte werk is hiervoor al geoordeeld dat het niet voor vergoeding in aanmerking komt (posten 1, 10, 11, 12 en 15). Het voorgaande brengt de volgende rekensom met zich: [partij 1] heeft in de aanneemsom een stelpost voor stucwerk ter hoogte van € 5.950,00 inclusief btw opgenomen. Daarvan kan € 4.340,70 inclusief btw daadwerkelijk in rekening worden gebracht, zodat de stelpost niet tot meerwerk ter hoogte van € 1.279,75 inclusief btw leidt maar tot minderwerk van € 1.609.30 inclusief btw. Op de vordering van [partij 1] komt derhalve een bedrag van € 2.889,05 inclusief btw niet voor vergoeding in aanmerking.
Ondeugdelijk werk?
4.38.
Post 13, vlinderen keldervloer
[partij 2] heeft gesteld dat de keldervloer niet gevlinderd is afgeleverd, zoals overeengekomen. [partij 2] vordert in dat verband vermindering van de aanneemsom en herstelkosten. [partij 1] heeft betwist dat de afspraak was om de vloer te vlinderen en heeft daartoe verwezen naar de offerte waarin staat vermeld “Keldervloer afwerken met zand/cementvloer”. Zonder nadere toelichting zijdens [partij 2], die echter ontbreekt, valt uit de bewoordingen van de offerte niet zonder meer af te leiden waarom de gestelde afwerking onder de offerte zou vallen. [partij 2] heeft ook geen bewijs aangeboden van de stelling dat dit uitdrukkelijk zou zijn besproken. De stelling van [partij 2] wordt dan ook verworpen.
4.39.
Post 16, opknappen voordeur
[partij 2] stelt dat voor de deur het verkeerde hout is gebruikt. [partij 1] heeft dit betwist, waarna [partij 2] niet meer heeft gereageerd. De stelling zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
4.40.
Post 19, dompelpomp kelder
[partij 2] stelt dat zij herstelkosten heeft omdat er een spanningsvoorziening zou ontbreken en er geen flexibele aansluiting is. [partij 1] heeft dit betwist. De stelling van [partij 2] zal bij gebreke van een nadere toelichting van het gestelde gebrek wordt verworpen.
4.41.
Post 26, kleur van pui in badkamer en serre
[partij 2] stelt dat de kleur van de pui in de badkamer en de serre niet de goede is en dat het op de weg van [partij 1] had gelegen om daarover overleg te plegen. [partij 1] betwist dat hij tekort is geschoten in zijn verplichtingen jegens [partij 2]. Geoordeeld wordt als volgt. Op de door [partij 2] overgelegde foto is te zien dat de pui een standaardkleur wit heeft. Als [partij 2] een andere kleur wenst dan een standaardkleur, dan ligt het in beginsel op haar weg om daartoe specifiek opdracht te geven. Vast staat echter dat partijen geen specifieke afspraken hierover hebben gemaakt. Onder deze omstandigheden valt zonder nadere toelichting zijdens [partij 2], die echter ontbreekt, niet in te zien waarom [partij 1] van zijn kant nader overleg had moeten voeren over de kleur van de pui, zodat de stelling van [partij 2] wordt verworpen.
4.42.
Post 27, tijdsoverschrijding
[partij 2] heeft gesteld dat zij op grond van de tijdsoverschrijding door [partij 1] schade heeft geleden. [partij 2] heeft daar echter, anders dan de algemene stelling dat de kantonrechter daarvoor een redelijk schadebedrag dient vast te stellen, geen concrete gegevens voor aangedragen en geen concreet rechtsgevolg aan gekoppeld. De stelling van [partij 2] wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.43.
Post 28, aarding in badkamer
[partij 2] stelt dat de aarding in de badkamer door [partij 1] slecht is afgewerkt een verwijst daartoe naar twee foto’s en het rapport van Virtual Made. [partij 1] heeft daartegen slechts ingebracht dat alles juist is aangebracht. Op de foto’s die [partij 2] heeft overgelegd en die als zodanig door [partij 1] niet zijn betwist, is te zien dat de aarding er rommelig uit ziet. Gelet op deze foto’s en op het feit dat [partij 1] zijn betwisting niet nader heeft onderbouwd wordt geoordeeld dat de aarding niet deugdelijk is uitgevoerd. De herstelkosten van € 105,00 te vermeerderen met de btw, die als zodanig niet zijn betwist, komen dan ook vergoeding in aanmerking.
4.44.
Post 29, cementrand badkuip
[partij 1] erkent, zoals door [partij 2] is gesteld, dat er nog een kitrand op de badkuip moet worden aangebracht. De gevorderde herstelkosten van € 70,00 te vermeerderen met de btw komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
4.45.
Post 30, aansluiting serrevloer/oud kozijn
[partij 2] stelt dat de aansluiting tussen serrevloer en oud kozijn niet elastisch is uitgevoerd waardoor geen ruimte tot werking is en er scheurvorming is ontstaan. [partij 1] brengt daartegen in dat het een krimpscheur betreft. Geoordeeld wordt dat [partij 1] het werk ondeugdelijk heeft verricht. Op een dergelijke plek, waar vanwege de verschillen in materialen scheurvorming te verwachten valt, is een elastische afwerking op zijn plaats. De gevorderde herstelkosten ter hoogte van € 90,00 te vermeerderen met de btw zullen worden toegewezen.
4.46.
Post 31, plafond in cv-ruimte
[partij 2] stelt dat het plafond scheef en niet passend is gemonteerd. [partij 1] betwist dat hij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hij verwijst daartoe naar het feit dat dit werk ook niet in de offerte staat en niet extra door hem is berekend. Volgens [partij 1] was een servicemonteur bezig met het plaatsen van een ketel achter het plafond. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft [partij 2] haar stelling niet nader onderbouwd, zodat de vordering op dat deel zal worden afgewezen.
4.47.
Post 32, mantelbuis gasaanvoerleiding
[partij 2] stelt dat de gasaanvoerleiding niet is voorzien van een mantelbuis en niet correct aan de muur is verankerd. [partij 1] betwist dat hij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hij verwijst daartoe naar het feit dat dit werk ook niet in de offerte staat en niet extra door hem is berekend. Volgens [partij 1] is de gasleiding door de firma Herfst uitgevoerd. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft [partij 2] haar stelling niet nader onderbouwd, zodat de vordering op dat deel zal worden afgewezen.
4.48.
Post 33, mantelbuis stalen cv-leidingen
[partij 2] stelt dat de stalen cv-leidingen die door de badkamervloer lopen niet zijn voorzien van een mantelbuis, waardoor vanwege corrosiegevaar kans op lekkage zal ontstaan. [partij 2] heeft verwezen naar foto’s. [partij 1] brengt daartegen in dat de leidingen inmiddels wel zijn voorzien van een mantel. Geoordeeld wordt dat op de door [partij 2] in het geding gebrachte foto’s is te zien dat de buizen zonder ommanteling in de cementvloer verdwijnen. Het had op de weg van [partij 1] gelegen om nader te onderbouwen dat de leidingen inmiddels wel zijn ommanteld. De gevorderde herstelkosten ter hoogte van € 165,00 te vermeerderen met de btw, zullen dan ook worden toegewezen.
4.49.
Post 40, wasbakmeubel
[partij 2] stelt dat de poten van het wasbakmeubel los zitten en niet op de vloer staan en verwijst daartoe naar foto’s. [partij 1] brengt daartegen in dat alles deugdelijk gemonteerd is. Geoordeeld wordt dat op de foto’s te zien is dat tenminste een van de poten van het meubel ver van de grond is verwijderd en geen stelpoot heeft. De gevorderde herstelkosten van € 70,00 te vermeerderen met de btw zullen dan ook worden toegewezen.
4.50.
Post 41, mozaïekvloer
[partij 2] stelt de vloer in de hal ondeugdelijk is gelegd, waadoor er scheuren in het mozaïek zijn ontstaan. Zij verwijst daartoe naar foto’s waarop de scheuren zijn te zien, waaronder ook scheuren in de marmeren mozaïekstukken. [partij 1] betwist dat de scheuren zijn ontstaan doordat hij de vloer niet deugdelijk zou hebben gelegd. Volgens hem kunnen de scheuren zijn veroorzaakt doordat er een kelder onder de vloer ligt. Geoordeeld wordt als volgt. Als onbetwist staat vast dat er scheuren in de mozaïektegels zijn ontstaan. Uit de offerte valt op te maken dat [partij 1] opdracht had tot het leggen van een nieuwe vloer in de hal en tot het vervolgens leggen van een afdekvloer met de mozaïektegels. Het is aan [partij 1] als aannemer om ervoor te zorgen dat er geen scheuren ontstaan. Is de bestaande situatie niet geschikt voor de beoogde doeleinden (zoals hier mogelijkerwijs de aanwezigheid van een kelder) dan moet de aannemer voor de ongeschiktheid waarschuwen, tenzij is gesteld of gebleken dat ook een deskundige aannemer de scheurvorming niet had kunnen voorzien. Daarvan is hier geen sprake. Nu in dit geval is gesteld noch gebleken dat [partij 1] [partij 2] heeft gewaarschuwd, terwijl de door [partij 1] gelegde mozaïekvloer vervolgens is gaan scheuren en [partij 1] voor het overige onvoldoende tegen de stelling van [partij 2] heeft ingebracht, zal een bedrag van € 1.500,00 te vermeerderen met de btw, dat de kantonrechter redelijk voorkomt, toewijzen.
4.51.
Post 42, regenpijp
[partij 2] stelt dat de regenpijp door [partij 1] ondeugdelijk is aangebracht waardoor deze in elkaar is gezakt. Zij verwijst daartoe naar foto’s. [partij 1] betwist dat hij de regenpijp gebrekkig heeft opgeleverd. Geoordeeld wordt dat er geen oplevering van het werk heeft plaatsgevonden. Het komt daarom voor risico van [partij 1] dat nooit is komen vast te staan hoe hij zijn werk heeft verricht. Uit de foto’s blijkt dat de regenpijp niet deugdelijk was gemonteerd. De gevorderde herstelkosten van € 150,00 te vermeerderen met de btw zullen dan ook worden toegewezen.
Overige schadeposten
4.52.
Lekkage kelder
[partij 2] stelt dat [partij 1] twee pompen in de kelder verkeerd had aangesloten, waardoor de pompen tijdens een lekkage in de kelder het water niet hebben afgevoerd. [partij 2] heeft daardoor schade geleden die deels niet door haar verzekeraar is vergoed. [partij 1] heeft betwist de pompen verkeerd te hebben aangesloten en er voorts op gewezen dat blijkens het rapport van [naam 3] de oorzaak van de lekkage bij het verkeerd aansluiten van de ontstoppingsdeksel lag, die niet door [partij 1] is aangebracht.
4.53.
Geoordeeld wordt dat het causaal verband tussen de door [partij 2] gestelde schade en het handelen van [partij 1] onvoldoende is komen vast te staan. Uit het rapport van [naam 3] – dat door [partij 2] zelf te onderbouwing van haar stellingen in het geding is gebracht – valt immers af te leiden dat de pompen mogelijkerwijs niet goed waren aangesloten op de riolering, maar ook dat de lekkage met name werd veroorzaakt doordat bij hevige regenval het water via een losgeraakt ontstoppingsdeksel uit de horizontale gemeenteriool in de kelder stroomde. Voorts blijkt uit het rapport dat de pompen - hadden zij gewerkt althans waren zijn op de riolering aangesloten geweest - het water vanwege het ontstoppingsdeksel niet hadden kunnen wegpompen en het water steeds weer was teruggelopen.
4.54.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat niet is komen vast te staan dat [partij 2] schade heeft geleden door het gestelde handelen van [partij 1] in verband met de pompen in de kelder. De daarmee samenhangende vorderingen in reconventie ter zake van de niet vergoede schade door de verzekering, de factuur van [naam 5] Installatiebedrijf B.V en de bouwdroger zullen dan ook worden afgewezen.
4.55.
Op de kosten van het rapport van Virtual Made zal verderop worden ingegaan.
Samenvatting
4.56.
Het voorgaande leidt tot de volgende eindafrekening ten aanzien van de aanneemsom. De vordering van [partij 1] in hoofdsom, daaronder de eisvermeerdering begrepen, bedraagt € 18.840,38 inclusief btw (€ 18.435,01 + 405,37).
Op die vordering komen de volgende bedragen in mindering:
Niet uitgevoerd
exclusief btw
inclusief btw
(tussen) totaal inclusief btw
1
isoleren en stuken binnenmuur
€ 800,00
€ 952,00
2
leveren en plaatsen van hardstenen dorpel
€ 500,00
€ 595,00
5
plaatsen wand en deur om trapgat
€ 360,00
€ 428,40
8
vermaken en afhangen bestaande deur in achtergevel
€ 280,00
€ 333,20
25
gegalvaniseerde wapeningsnetten
€ 60,00
€ 71,40
€ 2.380,00
Meerwerk
7
trap naar badkamer
€ 83,30
10
stucwerk hal
€ 166,60
11
stucwerk meterkast
€ 249,99
12
plafond kelder
€ 773,50
14
extra balk in kelder
€ 383,77
15
stucwerk onder ramen kelder/serre
€ 166,60
21
maken panelen
€ 650,80
22
metselwerk serre
€ 333,20
23
maken traphek (balustrade)
€ 248,25
24
oude radiatoren
€ 333,20
33
twee platen achter ketel
€ 505,00
€ 600,95
35
verplaatsen dozen
€ 1.120,00
€ 1.332,80
36
plaatsen van twee keukenblokken
€ 285,00
€ 339,15
38
aanhelen van oude vloer
€ 175,00
€ 208, 25
39
luik in vloer
€ 261,80
€ 6.132,16
Stelposten
16
stelpost cv
€ 700,00 + € 405,37
17
stelpost elektra
€ 2.000,39
35
elektra pieter
€ 434,35
20
stelpost stucwerk
€ 2.889,05
€ 6.429,16
Herstelkosten (te verrekenen)
28
aarding badkamer
€ 105,00
€ 124,95
29
cementrand badkuip
€ 70,00
€ 83,30
30
aansluiting serrevloer/oud kozijn
€ 90,00
€ 107,10
33
mantelbuis stalen cv-leidingen
€ 165,00
€ 196,35
40
wasbakmeubel
€ 70,00
€ 83,30
41
mozaïekvloer
€ 1.500,00
€ 1.785,00
42
regenpijp
€ 150,00
€ 178,50
€ 2.558,50
Totaal
€ 17.499,82
Vordering [partij 1] € 18.840,38 inclusief btw
af
€ 17.499,82 inclusief btw
restant vordering € 1.340,56 inclusief btw.
Na aftrek van de door [partij 2] terecht bestreden posten en na verrekening met de door [partij 2] terechte aangevoerd herstelkosten resteert in conventie nog een betaling van [partij 2] aan [partij 1] in hoofdsom van € 1.340,56 inclusief btw.
In conventie
4.57.
In conventie zal een bedrag van € 1.340,56 inclusief btw worden toegewezen. [partij 2] heeft gelet op deze uitkomst zich terecht beroepen op opschorting van betaling, zodat de gevorderde wettelijke rente (die wordt opgevat als rente in de zin van artikel 6:119 BW) over het toe te wijzen bedrag pas met ingang van veertien dagen na datum uitspraak zal ingaan.
4.58.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal gelet op de uitkomst van de procedure in conventie worden afgewezen.
4.59.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [partij 1] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [partij 2]. De kosten aan de zijde van [partij 2] worden begroot op € 1.400,00 aan salaris gemachtigde (3,5 punten x tarief € 400,00).
In reconventie
4.60.
Nu uit het voorgaande volgt dat [partij 2] per saldo nog iets aan [partij 1] moet betalen komt het eerste gedeelte van haar vordering in reconventie (terugbetaling wegens te veel betaalde bedragen) niet voor toewijzing in aanmerking.
4.61.
Hiervoor is al geoordeeld dat de gevorderde schadevergoeding in verband met de lekkage in de kelder eveneens niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.62.
[partij 2] vordert nog de kosten die zij heeft gemaakt door Virtual Made het rapport te laten opstellen. Geoordeeld wordt dat het redelijke kosten betreft ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Tevens zijn het kosten die in redelijkheid zijn gemaakt, in aanmerking genomen het feit dat groot deel van de door [partij 2] aangevoerde verweren gegrond zijn verklaard. De kosten ter hoogte van € 583,10 inclusief btw komen dan ook vergoeding in aanmerking, te vermeerderen, zoals gevorderd, met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 10 maart 2010 .
4.63.
Bij deze uitkomst van de procedure, waarbij beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de kosten in reconventie tussen partijen te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [partij 2] tot betaling aan [partij 1] van € 1.340,56 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na datum vonnis tot aan de voldoening;
veroordeelt [partij 1] in de proceskosten, aan de zijde van [partij 2] tot op heden begroot op € 1.400,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
veroordeelt [partij 1] tot betaling aan [partij 2] van € 583,10, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 10 maart 2010 tot aan de voldoening;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. L. Biller, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter