ECLI:NL:RBAMS:2013:5408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12-2239
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functieonderhoud binnen de Politie en de rol van de leidinggevende

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J.C. Kraan, en de korpschef van de landelijke politiedienst, vertegenwoordigd door mr. A. Bertelink. Eiseres had een verzoek om functieonderhoud ingediend, dat door verweerder was afgewezen. Eiseres was van mening dat haar feitelijke werkzaamheden wezenlijk afweken van de functiebeschrijving, die haar was toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aanvulling op de taakinventarisatie heeft plaatsgevonden na overleg tussen eiseres en haar leidinggevende. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres leiding geeft aan een bureau met 232 fte, wat een significante afwijking is van de functiebeschrijving die spreekt over leidinggeven aan meer dan 60 fte. De rechtbank oordeelde dat deze afwijking niet door verweerder was onderbouwd en dat de eindverantwoordelijkheid van eiseres voor deze groep niet kon worden genegeerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2239 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. J.J.C. Kraan,
en
de korpschef van de landelijke politiedienst, voorheen de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. A. Bertelink.

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om functieonderhoud van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 3 april 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, tevens functiekundige.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en eiseres de gelegenheid gegeven om samen met haar leidinggevende[naam leidinggevende] duidelijkheid te verkrijgen over de inhoud van haar taakinventarisatie. Eiseres heeft op 25 maart 2013 een nieuwe aanvullende taakinventarisatie overgelegd. Verweerder heeft hierop een inhoudelijke reactie gegeven, waarna eiseres nog een laatste reactie heeft gegeven.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
Overwegingen
1.
Feiten en omstandigheden
1.1.
In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland: het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven. De medewerkers van de politie hebben daarom eenmalig de mogelijkheid gekregen om functieonderhoud aan te vragen.
1.2.
Eiseres is werkzaam in de functie van [naam functie]. Zij heeft [functie]. Deze functie vormt voor verweerder het uitgangspunt voor de omzetting naar het LFNP.
Eiseres is feitelijk werkzaam als [naam functie2]; hieronder vallen de afdelingen [naam afdelingen]. Dit aspect is toegevoegd aan het besluit uitgangspositie van eiseres evenals het aspect: “levert een bijdrage aan de beleidsvorming op expertisegebied op bovenregionaal en landelijk niveau; vertegenwoordigt het korps daartoe in meerdere landelijk overleggremia. Adviseert dienaangaande over (complexe) beleids- en verandervraagstukken”.
1.3.
Omdat eiseres van mening is dat met de werkzaamheden die zij verricht in de functiebeschrijving van de functie [naam functie3]onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan de feitelijk door haar verrichte werkzaamheden, heeft zij in mei 2011 een verzoek om functieonderhoud bij verweerder ingediend. Dit verzoek is door verweerder afgewezen.
2. Het juridisch kader
2.1.
Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) luidt ten tijde hier van belang als volgt:
De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
De bedoelde ministeriële regeling is de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp):
2.2.
Artikel 2, tweede lid, van de Trfp luidt als volgt:
In de aanvraag tot functieonderhoud bedoeld in artikel 6, negende lid, van het Bbp, maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
Artikel 4 van de Trfp luidt als volgt:
Het bevoegd gezag wijst de aanvraag om functieonderhoud af indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid:
a.  niet zijn opgedragen
b.  niet gedurende ten minste één jaar op enig moment geheel of gedeeltelijk binnen de referteperiode zijn verricht of
c.  niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
2.3.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie onder meer de uitspraak van 25 februari 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BL6876) gaat het bij (een verzoek om) functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Bij de beantwoording van deze vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats. Die beantwoording moet zich immers richten op de vaststelling van feiten.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1.
Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
3.2.
Verweerder is - kort samengevat - van mening dat de door eiseres verrichte werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van[naam functie4].
3.3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar leidinggevende onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om uiteen te zetten welke werkzaamheden eiseres precies verricht. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien om haar alsnog de gelegenheid te geven dit met haar leidinggevende af te stemmen. Dit heeft geleid tot een aanvulling op de oorspronkelijke taakinventarisatie.
3.4.
De rechtbank overweegt dat uitgangspunt bij de beoordeling van het onderhavige geschil de taakinventarisatie is, waarover eiseres en haar leidinggevende het eens zijn geworden. De rechtbank stelt tevens vast dat uit de brief van verweerder van 10 april 2013 moet worden afgeleid dat verweerder niet betwist dat eiseres de werkzaamheden genoemd in de bespreekpunten inderdaad uitvoert, maar dat deze echter geen aanvulling op de al bestaande taakinventarisatie vormen.
3.5.1.
Uit de aanvullende taakinventarisatie blijkt dat eiseres leiding geeft aan een bureau met een omvang van 232 fte. De rechtbank is met verweerder eens dat dit een nadere invulling is van het in de eerste taakinventarisatie genoemde aantal van “meer dan 200 fte”. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat de span of control niet wezenlijk afwijkt van hetgeen in de functiebeschrijving van[naam functie5] is opgenomen, namelijk “meer dan 60 fte”. De hierin genoemde 60 fte is volgens verweerder een ondergrens.
3.5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verschil tussen “meer dan 60 fte” en 232 dan wel “meer dan 200 fte” te groot is om niet te kunnen spreken van een wezenlijke afwijking van de omschrijving in de functiebeschrijving. Dit oordeel wordt onderschreven door de uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 6 december 2012 (ECLI:NL:RBUTR:2012: BY5287) waarin is overwogen dat de grootte van de groep waaraan sturing wordt gegeven maakt dat er sprake is van wezenlijk andere werkzaamheden. Bovendien heeft verweerder in zijn oordeel niet het feit betrokken dat eiseres eindverantwoordelijk is voor deze groep, hetgeen door verweerder overigens niet is betwist. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom het dragen van eindverantwoordelijkheid voor een groep van meer dan 200 fte niet wezenlijk afwijkt van het dragen van eindverantwoordelijkheid voor een groep van meer dan 60 fte.
De beroepsgrond slaagt daarom.
3.6.1.
In de oorspronkelijke taakinventarisatie van eiseres staat dat zij verantwoordelijk is voor de coördinatie en samenhang van operationele activiteiten van meerdere specialistische taakvelden, van belang voor het opsporingsproces op bovenregionaal, regionaal, districts- en wijkteamniveau en dat zij daardoor het eindresultaat in het geheel versterkt.
In de aanvullende taakinventarisatie is hieraan toegevoegd: “Zo draagt de[functie1] vanuit de discipline recherche-expertise ook bij aan ontwikkeling van de opsporing op bovenregionaal niveau, bij andere districten en diensten (BDRS) en de wijkteamrecherche (WTR)”.
3.6.2.
In het primaire besluit heeft verweerder overwogen dat de rol van eiseres is gericht op haar expertise op het gebied van recherche en niet op de opsporing als geheel.
De rechtbank is van oordeel dat ook de aanvulling van de taakinventarisatie op dit punt ziet op de eigen discipline van eiseres, te weten recherche-expertise. Dat verweerder een andere tekst voorstelt, zoals eiseres in haar laatste reactie stelt, is niet gebleken. De rechtbank is tevens van oordeel dat deze werkzaamheden terugkomen in de functiebeschrijving van eiseres onder de kopjes: “bewaakt de realisatie van de kwaliteitsnormen van het bureau en van de afgesproken planning” en “stemt werkzaamheden van leidinggevenden op elkaar af; geeft werkinstructies en opdrachten; verdeelt de taken optimaal over de aanwezige capaciteit” en “onderhoudt interne en externe contacten gericht op de werkuitvoering zelf; hierdoor zijn relevante ontwikkelingen beter bekend binnen het bureau”. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten dat de werkzaamheden van eiseres wezenlijk van deze omschrijvingen afwijken. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
3.7.1.
In de oorspronkelijke taakinventarisatie van eiseres is opgenomen: “zit eventueel werkgroepen voor …” en “… vertegenwoordigt het korps daartoe in meerdere landelijke overleggremia”. Eiseres en haar leidinggevende zijn het eens geworden over de volgende tekst: “De[functie1] zit als korpsvertegenwoordiger in landelijke werkgroepen, zit deze in voorkomende gevallen voor”.
3.7.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvulling van eiseres en haar leidinggevende al in de oorspronkelijke formulering van de taakinventarisatie is terug te vinden. Eiseres is het daar niet mee eens en verzoekt de rechtbank verweerder te gelasten de laatste formulering over te nemen.
3.7.3.
De rechtbank ziet geen relevant inhoudelijk verschil tussen beide formuleringen en ziet daarom geen aanleiding om aan het verzoek van eiseres tegemoet te komen. Eiseres heeft niet uitgelegd wat het verschil tussen beide formuleringen is. Evenmin heeft zij op dit punt nadere beroepsgronden geformuleerd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, voor zover eiseres heeft bedoeld dat de formulering in de nieuwe taakinventarisatie afwijkt van de werkzaamheden die in de functiebeschrijving zijn opgesomd, de rechtbank verwijst naar hetgeen verweerder hieromtrent heeft overwogen in het primaire besluit onder 3f. Ook de rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden van eiseres in voldoende mate terugkomen in de diverse omschrijvingen onder het kopje Contacten/Netwerken.
3.8.1.
In de oorspronkelijke taakinventarisatie stond onder het kopje Personeelsmanagement een viertal taakomschrijvingen opgenomen. Eiseres en haar leidinggevende zijn het eens geworden over de volgende tekst: “Vanwege de omvang van het [functie2] is het huidige personele mandaatstelsel in de praktijk onwerkbaar gebleken. Daarom is afgesproken dat de[functie1] zich in haar coaching, controle-, functionerings-, beoordelings- en POP taken in hoofdzaak richt op haar leidinggevenden (6 ipv 232 fte). Ten aanzien van de overige medewerkers is de praktische afspraak gemaakt dat dit gebeurt door de onder de[functie1] ressorterende teamchefs (met uitzondering van problematische gevallen). Ten aanzien van werving en selectie wordt een vergelijkbare praktijk gevolgd, waarbij de[functie1] in de werving en selectie van teamchefs participeert en deze experts participeren in de selectie van medewerkers/experts”.
3.8.2.
Verweerder heeft hierover opgemerkt dat deze gang van zaken niet afdoet aan de verantwoordelijkheden, zoals die bij de[functie1] zijn belegd. Evenwel heeft dit ook niet tot gevolg dat de functie van[functie1] zwaarder is geworden. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder de nieuwe formulering moet overnemen.
3.8.3.
De rechtbank constateert dat verweerder in feite akkoord is met de nieuwe formulering, deze heeft overgenomen en daar vervolgens inhoudelijk op in is gegaan. De daarin genoemde taken kunnen bovendien naar het oordeel van de rechtbank vallen onder de in de functiebeschrijving opgesomde werkzaamheden onder het kopje Personeelsmanagement: “maakt werkafspraken met medewerkers (leidinggevenden)” en “voert functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken met de medewerkers (leidinggevenden)”. Er is daarom geen sprake van wezenlijk afwijkende werkzaamheden.
3.9.1.
In de oorspronkelijke taakinventarisatie is onder Proces- en middelenmanagement opgenomen: “is verantwoordelijk voor de consolidatie en aanvraag van de deelbudgetten van het bureau en de inzet en verdeling van deze middelen”.
Eiseres en haar leidinggevende zijn het eens geworden over de volgende nieuwe formulering: “Het [functie2] is groot en qua middelen enorm kapitaalsintensief. Daarom is de[functie1] verantwoordelijk voor de consolidatie en aanvraag van de deelbudgetten [functie2]. Alhoewel de[functie1] vanuit diens positie ook verantwoordelijk is voor de inzet en verdeling van de middelen, vindt de feitelijke bepaling van deze inzet en verdeling -binnen de kaders die de[functie1] daartoe aangeeft- plaats door de teamchef”.
3.9.2.
De rechtbank is van oordeel dat beide formuleringen de verantwoordelijkheid van de[functie1] voor de consolidatie en aanvraag van deelbudgetten beschrijven en tevens die voor de inzet en verdeling van deze middelen. Eiseres heeft geen nadere gronden aangevoerd die betrekking hebben op de gevolgen van de nieuwe formulering voor de passendheid van de functiebeschrijving, zodat de rechtbank dit ook niet nader zal bespreken.
3.10.1.
Ten aanzien van de formuleringen in de oorspronkelijke taakinventarisatie over contacten, vertegenwoordiging van het korps en de niveaus waarop deze werkzaamheden plaatsvinden, zijn eiseres en haar leidinggevende het eens geworden over de volgende nieuwe formulering: “De[functie1] onderhoudt beleidsmatige contacten op landelijk, bovenregionaal en regionaal niveau; de tactische en zaaksgebonden contacten vinden binnen de [functie2] op operationeel niveau plaats (in casu door de teamchefs)”.
3.10.2.
De rechtbank is van oordeel dat de formulering in de oude taakinventarisatie dezelfde strekking heeft als die in de nieuwe: “Onderhoudt contacten gericht op (landelijk) beleidsmatige onderwerpen” en “Onderhoudt structurele, beleidsmatige en tactische contacten met diverse instanties, voortvloeiend uit de expert- en taakvelden van het [functie2]”. Nadere gronden die zien op de noodzaak van functieonderhoud op dit onderwerp zijn door eiseres niet aangevoerd.
4.
Conclusie
4.1.
Gelet op hetgeen onder 3.5.2 is overwogen dient het beroep van eiseres gegrond te worden verklaard. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd en verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Vervolgens zal de rechtbank in het kader van de finale geschilbeslechting bezien of zij met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zelf in de zaak kan voorzien. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Trfp draagt, indien een aanvraag functieonderhoud wordt toegekend, het bevoegd gezag zorg voor een aangepaste of nieuwe functiebeschrijving. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij, in geval van gegrondverklaring van een beroep tegen een verzoek om functieonderhoud niet over zal gaan tot aanpassing van de functiebeschrijving maar een nieuwe functiebeschrijving uit het bestaande functiehuis zal selecteren die aansluit op de taakomschrijving. De rechtbank overweegt dat voor dergelijke besluitvorming een nadere beoordeling door verweerder is vereist. De rechtbank ziet dan ook geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser gericht tegen de afwijzing van het functieonderhoud te nemen.
4.2.
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
4.3.
Ten slotte veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van proceskosten zowel in de bezwaar- als in de beroepsfase. Uit het dossier blijkt echter dat eiseres alle stukken in de bezwaarfase zelf heeft ingediend. Haar gemachtigde is slechts aanwezig geweest bij de hoorzitting als toehoorder. De proceskosten in de bezwaarfase komen daarom niet voor toekenning in aanmerking. De overige proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank met een waarde per punt van € 472,- x wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB