Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
VERENIGING RECHTENOVERLEG VOOR DISTRIBUTIE VAN AUDIOVISUELE PRODUCTIES,
gevestigd te Hilversum,
gevoegde partij aan de zijde van gedaagden,
advocaten mrs. R.S. Le Poole en B.J.V. Lukaszewicz.
1.De procedure
Alle partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Ter zitting waren – voor zover van belang – aanwezig:
Aan de zijde van RODAP: [D] en [E] met mrs. Le Poole en Lukaszewicz.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
3.Het geschil
Primair:a. Ziggo en UPC te veroordelen te goeder trouw met VEVAM te onderhandelen over nieuwe kabelovereenkomsten, in het bijzonder over de door hen te betalen vergoeding, die zal gelden met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2012;
b. Ziggo en UPC te veroordelen – indien niet binnen vijf weken na de datum van dit vonnis een vergoeding als onder a bedoeld is overeengekomen – met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2012 aan Vevam per maand per abonnee € 0,049 dan wel € 0,065 te betalen voor respectievelijk abonnees met een pakket van maximaal 40 zenders en voor abonnees met een pakket van maximaal 120 zenders, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
d. Ziggo en UPC te veroordelen – indien zij gedurende veertien dagen in gebreke zijn met de onder a of b bedoelde betalingsverplichting – de kabeldoorgifte zonder toestemming van VEVAM te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 200.000,- per dag;
Subsidiair:e. de volgende rechtsvragen ter beantwoording voor te leggen aan de Hoge Raad bij wijze van prejudiciële beslissing:
Is er in de in deze dagvaarding bedoelde situatie van kabeldoorgifte door Ziggo en UPC sprake van een uitzending via een omroepnetwerk in de zin van artikel 26 a Aw?
Primair en (meer) subsidiair:g. Ziggo en UPC te veroordelen in de volledige proceskosten van dit geding overeenkomstig artikel 1019h Rv aan de zijde van VEVAM berekend op € 124.062,69;
h. de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv te bepalen op zes maanden na dit vonnis.
het recht om toestemming te verlenen voor de gelijktijdige, ongewijzigde en onverkorte uitzending van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk” via de kabel.
all- inbedrag willen betalen voor verschillende vormen van verspreiding van programma’s. RODAP wilde echter een lagere vergoeding betalen dan voorheen, terwijl de verspreiding aanmerkelijk ruimer zou zijn dan voorheen. Ook wilde RODAP niet betalen voor de verspreiding van programma’s van buitenlandse omroepen via de kabel, terwijl bij VEVAM ook buitenlandse regisseurs zijn aangesloten. Partijen zijn het derhalve niet eens geworden over een redelijke vergoeding.
gelijktijdig, ongewijzigd en onverkort” via de kabel worden uitgezonden. In ruil voor de toestemming van VEVAM dient VEVAM een redelijke vergoeding te ontvangen.
heruitzending van een programma door een kabelexploitant als een nieuwe openbaarmaking moest worden aangemerkt, waarvoor toestemming van de rechthebbenden nodig was. Vervolgens zijn de eerste zogenaamde kabelovereenkomsten tot stand gekomen tussen de individuele kabelexploitanten en een aantal CBO’s. Omdat de werkzaamheden van kabelexploitanten maatschappelijk wenselijk werden geacht, is op Europees niveau wetgeving gecreëerd (de SatKab-richtlijn). In die richtlijn is geregeld dat voor heruitzending via de kabel de kabelexploitant licenties dient te verkrijgen van CBO’s en dat die CBO’s ook 100% dekkende licenties konden verschaffen. Deze regeling gold alleen voor de specifieke situatie van kabeldoorgifte: het oppikken door de kabelexploitant van een publiek signaal en dat signaal via de kabel opnieuw doorgeven. In Nederland werd dit ook wel secundaire openbaarmaking genoemd. Aan een secundaire openbaarmaking ging een eerdere (primaire) openbaarmaking onder verantwoordelijkheid van de omroepen vooraf. De artikelen 26a Aw en 14a WNR vormen de Nederlandse implementatie van de SatKab-richtlijn. In deze artikelen wordt gesproken van “gelijktijdige, ongewijzigde en onverkorte uitzending”.
Van het wettelijk vermoeden van overdracht van artikel 45d Aw kan alleen worden afgeweken bij schriftelijke overeenkomst tussen de producent en de maker. Een (aansluit)overeenkomst tussen een regisseur en VEVAM kan dan ook geen afbreuk doen aan het wettelijk vermoeden van overdracht.
3.4.2. Dat in de praktijk alle regisseurs hun auteursrechten aan de producenten overdragen blijkt uit een in het geding gebrachte overeenkomst met Endemol Nederland, de grootste Nederlandse producent. De vergoeding die een regisseur hiervoor ontvangt, ligt besloten in de vergoeding die een regisseur ontvangt uit hoofde van de overeenkomst van opdracht. Dit zijn gebruikelijke bedingen, hetgeen ook blijkt uit de overeenkomsten tussen regisseurs en producenten die VEVAM in het geding heeft gebracht.