7.Voor de beantwoording van de vraag of voor het verbouwen van de [naam 1]’ een omgevingsvergunning is vereist, dient te worden beoordeeld of sprake is van bouwen van een bouwwerk in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet, gelezen in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Het begrip ‘bouwwerk’ is in de Woningwet niet omschreven. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling geeft de modelbouwverordening een bruikbare definitie van het wettelijke begrip ‘bouwwerk’. Deze luidt: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2012, LJN: BX0288.
7.1.Tussen partijen is niet in geschil dat de [naam 1]’ in ieder geval sinds 1954 op de desbetreffende locatie ligt. Verder is niet in geschil dat de [naam 1]’ in het verleden weliswaar zelfstandig kon varen, maar dat dit sinds geruime tijd niet meer mogelijk is. De vergunninghouder heeft ter zitting verklaard dat de [naam 1]’ geen motor heeft, dat het bij zijn weten van oorsprong een zeilboot is, maar dat er onder meer in verband met de hoogte van de opbouw feitelijk niet meer mee kan worden gezeild. De boot is in verband met de verbouwing, die al heeft plaatsgevonden, versleept. Verder heeft de vergunninghouder verklaard dat de [naam 1]’ aan de kade is bevestigd door middel van twee stalen verankermiddelen, die vergelijkbaar zijn met de koppelingen van een aanhangwagen, en dat de [naam 1]’ daarnaast nog met twee stalen kabels, twee touwen en een loopplank aan de kade is verbonden. Verder zijn er kabels voor nutsvoorzieningen en is er een rioolverbinding. De [naam 1]’ kan in ongeveer vijftien minuten van de kade worden losgekoppeld, maar de naastgelegen woonboot moet voor een verplaatsing ook worden verplaatst. De geschetste situatie was al zo ten tijde van de aanvraag en de hier aan de orde zijnde besluitvorming van verweerder, aldus de vergunninghouder. Verder heeft de vergunninghouder verklaard dat hij op de [naam 1]’ woont en wil blijven wonen.
7.2.Gelet op hetgeen de vergunninghouder ter zitting heeft verklaard en mede gelet op de ter zitting door eiser overgelegde foto, stelt de rechtbank stelt vast dat de [naam 1]’ niet alleen met twee stalen kabels en twee touwen aan de kade is verbonden, maar ook door middel van een stalen constructie is verankerd aan de kade. Verder is de [naam 1]’, zoals blijkt uit de feiten, bedoeld om ter plaatse permanent als woning te functioneren op een wijze die zich niet onderscheidt van een woning die zich niet in het water bevindt. De [naam 1]’ wordt ook al gedurende lange tijd als zodanig gebruikt. Daarbij komt dat de [naam 1]’ niet op een eenvoudige wijze is te verplaatsen, nu hij niet zelfstandig van de ligplaats kan uitvaren, de stalen constructie eerst moet worden losgekoppeld van de kade en de naastgelegen woonboot moet worden verplaatst. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake van een plaatsgebonden constructie. Mede gelet op de omvang van de [naam 1]’ is de rechtbank van oordeel dat de [naam 1]’ moet worden aangemerkt als een bouwwerk. De omstandigheid dat de afmeerconstructie binnen ongeveer een kwartier kan worden losgekoppeld, zoals eiser ter zitting heeft verklaard, doet daar niet aan af, nu het de bedoeling is dat de constructie in ieder geval gedurende een lange tijd op één plaats wordt gebruikt. Die bedoeling prevaleert tevens boven de omstandigheid dat de ´[naam]´ in het verleden een zelfstandig varend vaartuig was en thans ook nog uiterlijke kenmerken vertoont van een dergelijk vaartuig.
7.3.Gelet op het voorgaande is voor het verbouwen van de [naam 1]’ een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo vereist. Er is dan ook geen sprake van een woonboot als bedoeld in artikel 2.2.1, aanhef en onder a, van de VOB. Verweerder had de aanvraag van eiser om een verbouwingsvergunning op grond van de VOB om die reden moeten afwijzen.