ECLI:NL:RBAMS:2013:5707

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
13/845013-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik van valse documenten bij hypothecaire lening

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met twee medeverdachten is beschuldigd van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van valse documenten. De zaak betreft een hypothecaire lening die is verkregen door middel van valselijk opgemaakte documenten, waaronder een aanvraagformulier hypotheek en een inkomensverklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1979, samen met zijn medeverdachten op of omstreeks 23 oktober 2007 in Amsterdam en/of Almere, een vals aanvraagformulier en inkomensverklaring heeft opgemaakt, waarin ten onrechte werd vermeld dat hij een jaarinkomen van € 40.000,- genoot. Dit was niet het geval, aangezien de verdachte in die periode geen inkomen had. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse documenten om een hypothecaire lening van circa € 168.749,- te verkrijgen.

De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De verdachte heeft de documenten ondertekend zonder deze voorafgaand te lezen, terwijl hij wist dat zijn inkomen niet overeenkwam met wat in de documenten was vermeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van valse documenten, en heeft hem ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een wapen, in dit geval een boksbeugel, op 12 maart 2012.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat er geen financieel nadeel is geleden door de betrokken financiële instelling. De rechtbank heeft de strafmaat gematigd, gezien de ouderdom van de feiten en het feit dat de verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845013-11 (Promis)
Datum uitspraak: 20 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.E. Kruimel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Mulder naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2007 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een aanvraag(formulier) hypotheek (D-017)
en/of
een inkomensverklaring (D-019)
zijnde (telkens) (een) geschrifte(n) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of heeft vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
in/op die/dat aanvraag(formulier) hypotheek en/of die inkomensverklaring vermeld/opgenomen dat hij, verdachte, een (jaar)inkomen geniet van 40.000,- Euro, terwijl hij, verdachte (toen) niet beschikte over een dergelijk (jaar)inkomen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrifte(n) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
(Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2007 tot en met 7 december 2007 te Amsterdam en/of Almere en/of Assen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
aanvraag(formulier) hypotheek (D-017) en/of een inkomensverklaring (D-019)
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(en) moeten vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren als ware het echt en onvervalst bestaande dat gebruik maken hierin dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat aanvraag(formulier) hypotheek en/of die inkomensverklaring heeft/hebben ingestuurd naar/ingediend bij/overgelegd aan [vennootschap 1] en/of de [vennootschap 2] ter verkrijging van een hypotheek ten bedrage van circa 168.749,- Euro en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in/op die/dat aanvraag(formulier) hypotheek en/of die inkomensverklaring is vermeld/opgenomen dat hij, verdachte, een (jaar)inkomen geniet van 40.000,- Euro, terwijl hij, verdachte (toen) niet beschikte over een dergelijk (jaar)inkomen;
(Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2012 te Amsterdam, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een (metalen) boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(Artikel 13 Wet wapens en munitie)
De rechtbank leest het in de 4e regel van het onder feit 2 ten laste gelegde vermelde “aanvraag(formulier) hypotheek (D-017) en/of een inkomensverklaring (D-019)” als “aanvraag(formulier) hypotheek (D-017) en/of een valse(e) of vervalst(e) inkomensverklaring (D-019)”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
4.1.1.
In maart 2010 komen bij de Fiod twee meldingen binnen van de Financial Intelligence Unit (FIU) van ongebruikelijke contante stortingen gedaan door [verdachte] (
hierna: verdachte)in november 2007. Op 20 december 2007 heeft verdachte een woonhuis aan de [adres 1] te [plaats] gekocht voor € 250.000 waarvan € 168.000 is gefinancierd door middel van een hypothecaire lening bij SNS bank en het restant middels twee tranches contant op de rekening van de notaris zijn gestort.
Deze contante stortingen zijn als verdacht aangemerkt omdat uit informatie van de Belastingdienst blijkt dat verdachte geen inkomen of vermogen heeft gehad in de voorgaande jaren. Daarom wordt naar de aankoop van de woning [adres 1] te [plaats] een onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek blijkt dat verdachte de hypotheek mede heeft gekregen op basis van een inkomensverklaring, waarin staat aangegeven dat verdachte een jaarinkomen van € 40.000,- geniet. Deze inkomensverklaring is ondertekend door verdachte en door de hypotheekadviseur [A]
(tevens medeverdachte, hierna: [A]).Deze inkomensverklaring blijkt vals te zijn, nu verdachte in 2006 of 2007 geen jaarinkomen genoot van € 40.000.
Op 12 maart 2012 vindt er een doorzoeking plaats in de woning op de [adres 1] te [plaats]. In de woning wordt dan niet verdachte, maar de broer van verdachte, [B]
(tevens medeverdachte, hierna: [B]), aangetroffen, alsmede de dochter van [B]. Tijdens de doorzoeking wordt tevens een agenda
(hierna: agenda 2008)aangetroffen waarin aantekeningen met betrekking tot verdachte, een hypotheek en [A] staan geschreven. [B] heeft verklaard dat die agenda van hem is.
Omdat volgens [B] verdachte zou verblijven op de [adres 2] te [plaats], vindt ook daar een doorzoeking plaats. Verdachte wordt daar aangetroffen. Tevens wordt in het souterrain een boksbeugel aangetroffen.
4.1.2.
De vraag die ter beantwoording aan de rechtbank voorligt, luidt of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de valsheid in geschrifte en of hij dit samen met [A] en/of [B] heeft gedaan. Vervolgens ligt de vraag aan de rechtbank voor of verdachte ook, samen met [A] en/of [B], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse stukken voor het aanvragen van een hypothecaire lening. Tot slot dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat verdachte samen met [A] en [B] de inkomensverklaring en het formulier ‘aanvraag hypotheek’ valselijk heeft opgemaakt en vervolgens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze vervalste documenten ter verkrijging van een hypothecaire lening.
Voorts stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat ook bewezen kan worden dat verdachte een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van zowel het onder feit 1 als feit 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de betreffende stukken niet juist waren ingevuld, waarop vervolgens de hypotheek is aangevraagd. Iedere aanwijzing dat verdachte wist dat de hypotheekadviseur de documenten vals opmaakte, ontbreekt. Verdachte was op basis van de inlichtingen die de hypotheekadviseur aan hem verstrekte, in de veronderstelling dat hij een hypotheek kon krijgen op basis van een prognose van wat verdachte de komende jaren zou gaan verdienen met zijn rijschool. Verdachte heeft nooit aan de hypotheekadviseur verklaard dat zijn inkomen € 40.000, - was.
Verdachte heeft, zonder de documenten te hebben doorgelezen, maar op basis van vertrouwen en onder de begeleiding van zijn hypotheekadviseur, de documenten getekend. Verdachte heeft, door zo te handelen, geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de gepleegde valsheid in geschrifte. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij, door te handelen zoals zij heeft gedaan, meewerkte aan de valsheid in geschrifte en het gebruik maken van de valse stukken.
Ten aanzien van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie - maar anders dan de verdediging - is de rechtbank op basis van de in bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich samen met [A] en [B] heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en het vervolgens opzettelijk gebruik maken van die valse geschriften ter verkrijging van een hypothecaire lening. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Zowel het aanvraagformulier hypotheek als de inkomensverklaring, beide op naam van verdachte, zijn valselijk en in strijd met de waarheid opgemaakt, nu verdachte in die periode in het geheel geen inkomen genoot. Verdachte is pas in 2008 gestart met zijn bedrijf en voor zover de verdediging heeft bepleit dat medeverdachte [A] heeft verklaard dat hij de inkomensgegevens heeft gebaseerd op prognoses dan wel jaarcijfers, wordt dat door de rechtbank verworpen omdat die stukken destijds niet bestonden.
Deze valselijk opgemaakte documenten voor het verkrijgen van een hypothecaire lening met de [adres 1] als onderpand, zijn ondertekend door verdachte en medeverdachte [A].
Uit de getuigenverklaringen, de verklaring van verdachte en het notitieboekje van medeverdachte [B], blijkt dat [B] zeer nauw betrokken is geweest bij het aankopen van de woning [adres 1] te [plaats] en het aanvragen van de hypothecaire lening op naam van verdachte. Immers is het [B] geweest die voor en na de aankoop de woning meerdere malen heeft bezocht, is het [B] idee geweest om het huis te kopen en is verdachte via [B] bij [A] terechtgekomen. Verdachte heeft ook verklaard dat alle afspraken tussen hem en [A] door [B] werden gemaakt en dat [B] de hypothecaire lasten en de andere lasten van de woning betaalt. Daarnaast is [B] ook degene die belang had bij de woning, nu hij in die woning is aangetroffen en de dochter van [B] daar een kamer heeft. Daarnaast blijkt uit de aantekeningen in het notitieboekje van [B], dat hij degene is geweest die naast de hypothecaire lening ook bij anderen geld heeft geleend voor de woning.
Onder voormeld samenstel van omstandigheden kan het naar het naar oordeel van de rechtbank, niet anders zijn dat [B] die woning voor zichzelf wilde kopen en dat [B] voor de financiering van die woning een vooropgezet plan heeft gemaakt om door middel van verdachte en valselijk opgemaakte stukken een hypothecaire lening te verkrijgen. De rechtbank grondt hier haar overtuiging ook op de uit de door [B] opgemaakte aantekeningen in zijn agenda 2008. De aantekening
“hoe gedaan v. [verdachte] als start ondernemer v. hypo”sluit daarbij aan bij de door de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde geschoven verklaring van [A], te weten dat [A] een inkomen heeft opgegeven op basis van prognoses en jaarcijfers. Verdachte was op dat moment geen startende ondernemer en beschikte dus helemaal niet over stukken waar [A] op doelt. Daarnaast wist [B] ook dat verdachte op dat moment geen werk had en dus ook geen inkomen genoot.
In dit samenstel is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen [A] en [B] en was er sprake van een gezamenlijke uitvoering om via verdachte en valselijk opgemaakte documenten een hypothecaire lening te verkrijgen ter financiering van die woning.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte ook als medepleger kan worden aangemerkt nu verdachte de valselijk opgemaakte documenten heeft ondertekend. Alvorens die vraag kan worden beantwoord dient eerst de vraag te worden beantwoord of bewezen kan worden dat verdachte de opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van die documenten en of verdachte ook het oogmerk heeft gehad op het gebruiken van die valselijk opgemaakte stukken als echt en onvervalst.
Voor bewezenverklaring van dat oogmerk is beslissend of de verdachte de bedoeling had de desbetreffende documenten te gebruiken of te doen gebruiken. Dat oogmerk kan dus bestaan ongeacht de vorm van opzet die ten aanzien van het valselijk opmaken wordt aangenomen.
Ten aanzien van de opzet op het valselijk opmaken, is de rechtbank - anders dan door de verdediging is gesteld - van oordeel dat verdachte door het tekenen van het aanvraagformulier hypotheek en de inkomensverklaring, voorwaardelijk opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van die stukken. Immers heeft verdachte het aanvraagformulier hypotheek en de inkomensverklaring beide getekend, zonder die stukken van te voren door te lezen, terwijl hij op het moment van tekenen wist dat hij geen inkomen genoot. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij het kopen van een huis en het aanvragen van een hypothecaire lening het inkomen een belangrijk, zo niet doorslaggevend bestanddeel vormt. Verdachte wist dan ook dat hij geen hypothecaire lening zou kunnen krijgen als hij in het geheel geen inkomen genoot. Als verdachte dan toch dergelijke stukken ondertekent, neemt verdachte de aanmerkelijke kans dat die documenten valselijk worden opgemaakt.
Ten aanzien van het oogmerk is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bedoeling had die documenten te gebruiken voor het aanvragen van een hypothecaire lening ter financiering van de [adres 1] te [plaats]. De documenten zijn daar ook daadwerkelijk voor gebruikt.
Uit het feit dat verdachte wist waar de documenten voor dienden en uit het feit dat hij die documenten heeft getekend kan de nauwe en bewuste samenwerking worden aangenomen tussen verdachte en [B] en [A]. Immers hadden zij alle drie het oogmerk om die valselijk opgemaakte stukken te gebruiken ter verkrijging van een hypothecaire lening ter financiering van de woning aan de [adres 1] te [plaats].
Gelet op het voorgaande en gelet op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat zoals opgenomen in bijlage 1 grondt de rechtbank haar beslissing dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hieronder weergegeven.
Het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde verdient verder geen toelichting nu verdachte dat feit heeft bekend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde:
op 23 oktober 2007 te Amsterdam en/of Almere, tezamen en in vereniging met anderen,
een aanvraagformulier hypotheek
en
een inkomensverklaring
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op dat aanvraagformulier hypotheek en die inkomensverklaring vermeld dat hij, verdachte, een jaarinkomen geniet van 40.000,- euro, terwijl hij, verdachte toen niet beschikte over een dergelijk jaarinkomen, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde:
hij in de periode van 23 oktober 2007 tot en met 7 december 2007 te Amsterdam en/of Almere en/of Assen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals aanvraagformulier hypotheek en een valse inkomensverklaring zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten, dat die geschriften bestemd waren als ware het echt en onvervalst bestaande dat gebruik maken hierin dat hij verdachte en zijn mededaders dat aanvraagformulier hypotheek en die inkomensverklaring hebben gestuurd aan [vennootschap 1] ter verkrijging van een hypotheek ten bedrage van circa 168.749,- Euro en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op dat aanvraagformulier hypotheek en die inkomensverklaring is vermeld dat hij, verdachte, een jaarinkomen geniet van 40.000,- euro, terwijl hij, verdachte toen niet beschikte over een dergelijk jaarinkomen;
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde:
op 12 maart 2012 te Amsterdam, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een metalen boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat de feiten 1 en 2 zeer oude feiten betreffen en dat door het verstrijken van de tijd na de meldingen van de verdachte transacties verdachte in zijn recht op een eerlijke behandeling is geschaad, hetgeen in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en op het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen door middel van een vooropgezet plan schuldig gemaakt aan frauduleus handelen. Hierdoor heeft verdachte met anderen een financiële instelling bewogen op basis van valse stukken een hypothecaire lening te verstrekken. Door deze handelwijze heeft verdachte het vertrouwen dat bedrijven in het handelsverkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen, geschonden.
Anders dan door de raadsvrouw wordt gesuggereerd, is de rechtbank van oordeel dat de berechting heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Wel laat de rechtbank ten voordele van verdachte meewegen dat hij na de voornoemde en bewezen verklaarde feiten niet meer met politie en/of justitie in aanraking is gekomen. Voorts houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte er rekening mee dat de financiële instelling of ander persoon geen financieel nadeel heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 bewezen geachte:
Voortgezette handeling van
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder feit 3 bewezen geachte:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en P.J. van Eekeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Zuithoff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2013.
Bijlage 1
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde:
1. Een geschrift, zijnde een kopie aanvraag hypotheek van de [vennootschap 1] van 23 oktober 2007, bijlage document D-017.
In dit geschrift is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld:

2.Hoofdaanvrager

Hoofdaanvrager: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag]-1979

3.Inkomensgegevens hoofdaanvrager

Hoofdinkomen: vast inkomen
Vast inkomen (bruto op jaarbasis): € 40.000,-

7.Onderpand

a. Adres: [adres 1]
b. woonplaats: [plaats]

9.Hypotheekbedrag

Financieringsbehoefte: € 168.749,-

19.Verklaring en ondertekening

Te Amsterdam, datum 23-10-2007
Dit geschrift is voor akkoord ondertekend door de hoofdaanvrager en de assurantieadviseur: [vennootschap 3] te [plaats].

2. Een geschrift, zijnde een kopie inkomensverklaring hypotheek van de SNS bank van 23 oktober 2007, bijlage document D-019.

In dit geschrift is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld:
Naam geldnemer 1: [verdachte]
Hoofdsom: € 168.749,-
Adres onderpand: [adres 1], [plaats]
De geldnemer en de hypotheekadviseur verklaren na gezamenlijke bestudering van de inkomensbescheiden dat het jaarinkomen van de geldnemer bedraagt: € 40.000,-.
Aldus verklaren wij, ieder voor zich en gezamenlijk, dat een adequate afweging is gemaakt om deze lening aan te gaan en het door ons opgegeven inkomen gelijk is aan het werkelijke inkomen.
Datum: 23-10-2007
Dit geschrift is voor akkoord ondertekend door de geldnemer [verdachte] en de adviseur [A] van [vennootschap 3] te [plaats].

3. Een geschrift, zijnde een kopie offerte Hypothecaire geldlening van [vennootschap 1] van 15 oktober 2007, bijlage document D-018, doorgenummerde pagina 1.

In dit geschrift is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld:
Adres: [vennootschap 1] te [plaats]
Dat [vennootschap 1] namens de [vennootschap 2] een hypothecaire geldlening aanbiedt.

4. Een proces-verbaal van bevindingen met dossiernummer 47597 en codenummer AH-008 van 5 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de Belastingsdienst/FIOD [C], bijlage AH-008 doorgenummerde pag. 2 en 3.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
In het systeem van de Belastingdienst Beheer van Relaties staat te lezen dat [verdachte] per 14 januari 2008 een economische activiteit heeft. In het uittrekselinformatie internet van de kamer van koophandel staat te lezen dat dit autorijschool [naam 1] betreft, datum vestiging 14 januari 2008. Voor zover bekend dreef [verdachte] voor 14-01-2008 géén andere onderneming en genoot hij daar dus geen inkomen van.
In het Belastingdienstsysteem Fi-base is onderzoek gedaan naar de loongegevens van verdachte [verdachte]
(de rechtbank begrijpt [verdachte]). In dit systeem is te lezen dat er over de jaren 2006 tot en met 2009 geen loongegevens bekend zijn van bovengenoemde verdachte.

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage G04-01 van , in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [C] en [D], bijlage G04-01 doorgenummerde pag. 1 en 3.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [E], zakelijk weergegeven:
Ik heb over het jaar 2007 nooit jaarcijfers of een prognose gemaakt. Ik doe vanaf het begin, en dat is 2008, de boekhouding en de belastingaangiften voor [verdachte] (de rechtbank begrijpt [verdachte]).

6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met dossiernummer 47597, bijlage V01-02 van 12 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [F] en [G], bijlage V01-02 doorgenummerde pag. 1 en 2.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte [verdachte], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Heeft u de financiering van de aankoop van de [adres 1] te [plaats] zelf geregeld?
Antwoord gehoorde:
Dat is een makelaar geweest. Zijn naam is [A]. Als u mij zegt dat die naam [A] is dan weet ik dat niet. Het zou kunnen zijn dat zijn achternaam zo is. Die [A] heeft alles voor mij geregeld. Hij heeft alle papieren geregeld en alles wat erbij hoort. Ik heb alles getekend.

7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met dossiernummer 47597, bijlage V01-03 van 13 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [F] en [G], bijlage V01-03 doorgenummerde pag. 2.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte [verdachte], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Wij horen net van collega’s dat [A] heeft verklaard dat u jaarcijfers heeft aangeleverd aan [A]. Klopt dat?
Antwoord gehoorde:
Nee, dat kan niet. Mijn bevoegdheid om rijles te geven is van december 2007. Dus ik had over dat jaar geen inkomen van een onderneming.
Vraag verbalisanten:
Heeft u in 2007 € 40.000,- verdiend zoals dat in dit stuk vermeld (inkomensverklaring hypotheek)?
Antwoord gehoorde:
Nee.

8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met dossiernummer 47597, bijlage V01-04 van 14 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [F] en [G], bijlage V01-04 doorgenummerde pag. 3.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte [verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik ben via mijn broertje [B] bij hem
(de rechtbank begrijpt: [A])terechtgekomen. Mijn broertje heeft alle afspraken met [A] gemaakt. Ik ben alleen met [A] mee geweest om te tekenen, dat was op verzoek van [A]. Als u mij vraagt wie het huis aan de [adres 1]
(de rechtbank begrijpt: [adres 1])heeft ingericht dan zeg ik u mijn broertje. Als u mij vraagt of de dochter van [B] een eigen kamertje heeft op de [adres 1] dan zeg ik u dat het klopt. Het kleinste kamertje is van de dochter van [B]. Het idee van het kopen van het huis is van [B]. [B] betaalt ook de hypotheek. Ik heb het huis pas voor het eerst van binnen gezien toen het huis al gekocht was. [A] en [B] hebben dit met het huis geregeld.

9. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage V01-02 van 13 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [H] en [D], bijlage V02-01 doorgenummerde pag. 1 t/m 5.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [A], zakelijk weergegeven:
Van daaruit ben ik bij [vennootschap 3] aan de slag gegaan, van 2005 tot ergens 2009/2010.
Vraag verbalisanten:
Kent u [verdachte]?
Antwoord gehoorde:
Dat is een klant geweest een paar jaar terug. Gevraagd of ik z’n broer. [B], kende, dan zeg ik u dat ik hem ken van Amsterdam.
Opmerkingen verbalisanten:
Wij tonen een aanvraag Hypotheek [vennootschap 1] van Intermediair [vennootschap 3] te [plaats] voor [verdachte] met als onderpand [adres 1] te [plaats] (D-017).
Antwoord gehoorde:
Op pagina 5 staat een handtekening bij ‘handtekening assurantieadviseur’ die ik herken als de mijne.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een “inkomensverklaring Hypotheek” voor de geldnemer [verdachte] (D-019).
Antwoord gehoorde:
Ik herken mijn handtekening op dit formulier bij ‘handtekening adviseur’. Ik heb hier verklaard dat de heer [verdachte] een inkomen heeft van € 40.000,-. Het document is zo opgemaakt omdat de bank de bank dan de lening zou verstrekken. Gevraagd wie de aanvraag heeft ingevuld, dan zeg ik u dat ik die heb ingevuld en dat deze door [verdachte] is ondertekend.

10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met dossiernummer 47597, bijlage V02-02 van 15 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [H] en [D], bijlage V02-02 doorgenummerde pag. 3.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [A], zakelijk weergegeven:
De aanvraag D-019 is door mij ingestuurd naar de bank. Ik heb het document op kantoor van [vennootschap 3]voorbereid. Met de documenten, de aanvraag en de inkomensverklaring, ben ik naar Amsterdam gegaan. Daar heeft [verdachte] in mijn bijzijn de documenten ondertekend. Ik heb het document D-019 en de andere documenten ingestuurd met oog op verkrijging van de hypotheek voor de [adres 1]. Door het document zo op te maken voorkom je dat de bank gaat vragen naar de jaarrekening van de zelfstandige.

11. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage G03-01 van 12 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [J] en [K], bijlage G03-01 doorgenummerde pag. 2 en 3.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [B], zakelijk weergegeven:
Mijn broer [verdachte] heeft een huis gekocht. Ik betaal sommige rekeningen die met de woning [adres 1] te maken hebben.
Wat voor werk heeft [verdachte] gedaan?
Geen vaste baan.
Radouane en ik woonden allebei bij onze oom tot [verdachte] de [adres 1] kocht.

12. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage G03-02 van 13 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [F] en [G], bijlage G03-02 doorgenummerde pag. 2 t/m 4.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [B], zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen een agenda 2008 losse papiertje met aantekeningen met inbeslagname code A-I-2-1.
Antwoord gehoorde:
Deze is van mij. Hetgeen met potlood is geschreven is mijn handschrift. Als u mij vraagt of de naam [A] dezelfde [A] is waar u naar gevraagd heeft dan zeg ik u dat dat zo is.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen een blauw notitie boekje met daarin aantekeningen op losse papiertjes aantekeningen met inbeslagname code B-I-1-2.
Vraag verbalisanten:
Is dit boekje van u?
Antwoord gehoorde:
Ja, ik zal u de waarheid vertellen, dit boekje is van mij.

13. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage G02-01 van 12 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [L] en [M], bijlage G02-01 doorgenummerde pag. 2 en 3.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [N], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Kent u [verdachte]
Antwoord gehoorde:
Omdat u mij verteld hebt dat u mij wil horen over de [adres 1] in [plaats], zal het gaan om de koper van mijn huis. Ik heb deze man één keer gezien bij het tekenen van de leveringsakte bij de notaris. Ik weet dat het huis op zijn naam zou komen te staan, maar dat hij er samen met zijn vriendin in zou gaan wonen. Zijn vriendin werkte bij de [naam 2] op de Overtoom. Ik weet dat de makelaar ook nog contact heeft gehad met die broer. Die broer kwam wel eens kijken naar de woning.

14. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage G02-02 van 21 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [L] en [M], bijlage G02-02 doorgenummerde pag. 2.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [N], zakelijk weergegeven:
Volgens mij is het appartement meerdere keren bezichtigd. Ik weet nog dat [P] heeft gezegd dat zowel de koper als de broer van de koper in mijn appartement is geweest om te bezichtigen. De broer van de koper is ook wel eens alleen voor de bezichtiging geweest.

15. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage G05-01 van 21 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [F] en [G], bijlage G05-01 doorgenummerde pag. 2 en 3.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [Q], zakelijk weergegeven:
Mijn functie is makelaar. Mijn cliënt was [N]. Ik heb de verkoop van dit pand ([adres 1] te [plaats]) begeleidt voor [N]. Degene die bij het ondertekenen van de koopakte aanwezig was, is meerdere keren komen bezichtigen. De onderhandelingen over de koopprijs heb ik met de man van uw D-069 gedaan. Nu u mij even in mijn eigen dossier hebt laten kijken weet ik dat [A] de financiële adviseur was van de koper. Bij de ondertekening van de koopakte was de koper en dan bedoel ik degene die bij de bezichtigingen was.

16. Een proces-verbaal van verhoor getuige met dossiernummer 47597, bijlage G06-01 van 23 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [G] en [F], bijlage G06-01 doorgenummerde pag. 2.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [R], zakelijk weergegeven:
Ik werk bij [naam 3]. Voorheen was het de [naam 2].
Vraag verbalisanten:
Wat weet u van de aankoop van het pand [adres 1] te [plaats]?
Antwoord gehoorde:
Ik ben één keer wezen kijken. Ik ben daar met [B] en een makelaar geweest.

17. Een geschrift, zijnde een kopie van een faxbericht van 1 oktober 2007, bijlage document D-072.

Dit geschrift houdt onder meer in – zakelijk weergegeven:
Een faxbericht ter attentie van de heer [Q] en afkomstig van [A] van [vennootschap 3] FD. In het faxbericht wil [A], namens en voor rekening van zijn cliënt de heer [B] een tegenvoorstel doen inzake object [adres 1] te [plaats].

18. Een geschrift, zijnde een kopie van een notitieboekje, bijlage nummer B-I-1-2, bijlage document D-090, doorgenummerde pagina 9 en 17.

Dit geschrift houdt onder meer in – zakelijk weergegeven:
Pagina 9: “Van [A] geleend voor huis 1000 + 5000 + 40000”
Pagina 17: “[A]. Huis 55.000€ geleend + 800€ + 10000€”

19. Een geschrift, zijnde een kopie agenda 2008, bijlage nummer A-I-2-1, bijlage document D-091, doorgenummerde pagina 2, 3 en 4.

Dit geschrift houdt onder meer in – zakelijk weergegeven:
Pagina 2: “[A] z’n geld + hoe alles gaat/moet met Belast [verdachte] + brieven etc over die gebreken. Hoe gedaan v. [verdachte] als start ondernemer v. hypo zodat als. [E] wat gaat doen dan weet wat er is/vragen wat door gegeven dat is verdiend?
[verdachte]. Z’n papieren ( [E] papieren invullen) (onleesbaar) hem zeggen (onleesbaar) dag en apart zetten (onleesbaar) [E] geven einde v/d w(onleesbaar) op zijn naam.”
Pagina 3: “[A] 2000€”
Pagina 4: “[A] 9000€”
Ten aanzien van feit 3

20. Een proces-verbaal inzake aantreffen boksbeugel met dossiernummer 47597 van 3 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [C].

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2012 vond een doorzoeking plaats in de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats]. Dit adres betrof het toenmalige verblijfadres van [verdachte].
Gedurende de doorzoeking werd op de onderverdieping in een kast een boksbeugel aangetroffen. [verdachte] had zijn verblijf op de onderverdieping.
Uit de omschrijving komt naar voren dat de boksbeugel een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder sub 3 van de Wet wapens en munitie.

21. De verklaring die verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 6 juni 2013 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

“Die boksbeugel is van mij.”