Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
“Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
Onjuiste procespartij
Dat is in het onderhavige geval anders op grond van de volgende omstandigheden:
- de belastingplichtige is ervan op de hoogte dat de Belastingdienst hem heeft geïdentificeerd als houder van een of meer rekeningen bij de KB Luxbank en weet met welk saldo per 31 januari 1994 de Belastingdienst bekend is geworden;
- de belastingplichtige heeft weliswaar ontkend rekeninghouder te zijn, maar heeft daarvan noch de Belastingdienst noch de belastingrechter kunnen overtuigen;
- de belastingplichtige heeft vanaf 2002 verschillende verzoeken gekregen om de gegevens te verstrekken waarvan thans de verstrekking op grond van art. 47 AWR worden gevorderd;
- uitgaande van de juistheid van de identificatie kan niet anders worden aangenomen dan dat de belastingplichtige tegen beter weten in ontkent rekeninghouder te zijn. Het meest voor de hand liggende motief hiervoor is dat hij een aanzienlijk saldo heeft, waaruit hij ook na 31 januari 1994 nog inkomsten heeft ontvangen die bij de Belastingdienst niet bekend zijn en hij voordeliger uit is met de schattingen zoals die tot op heden aan de naheffing ten grondslag zijn gelegd dan met volledige opening van zaken. Deze omstandigheden rechtvaardigen dat de bevoegdheid van artikel 47 AWR ook wordt gebruikt voor de periode vanaf 31 januari 1994 tot 2001. Dat de Belastingdienst voldoende belang heeft vanaf het jaar 2001 wordt niet betwist.
65. In the present case, when on 11 December 1987 the X District Office instituted tax-evasion proceedings against the applicant, he was requested to submit all documents concerning the companies in which he had invested money. When the applicant failed to do so, he was requested on three further occasions to declare the source of the income invested. The applicant not having reacted to these requests, a disciplinary fine of CHF 1,000 was imposed on him on 28 February 1989. After four additional admonitions, a second disciplinary fine, of CHF 2,000, was imposed on the applicant. The latter fine he eventually contested unsuccessfully before the Federal Court. Subsequently he received two further disciplinary fines.
Hij die zich, ingevolge de belastingwet opgeroepen tot het mondeling aan de inspecteur verstrekken van gegevens en inlichtingen, voor het onderhoud met de inspecteur doet vertegenwoordigen, is desgevorderd gehouden zijn vertegenwoordiger te vergezellen.Tot op heden is een dergelijk verzoek echter niet gedaan.
een door de Belastingdienst te bepalenwijze te verstrekken. De vordering onder C is dan ook niet geënt op artikel 41 AWR.
816,00