In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst, en een gedaagde die in persoon verscheen. De Belastingdienst vorderde dat de gedaagde informatie zou verstrekken over buitenlandse bankrekeningen die zij mogelijk had aangehouden, in het kader van de belastingheffing. De zaak kwam voort uit het Rekeningenproject, waarbij de Belastingdienst gegevens had ontvangen van de Belgische autoriteiten over rekeninghouders bij de KB Luxbank in Luxemburg. De gedaagde had aanvankelijk ontkend buitenlandse bankrekeningen te hebben, maar erkende later dat zij een rekening bij de KB Luxbank had gehad.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht was om informatie te verstrekken over haar buitenlandse bankrekeningen. De rechter paste de restrictie toe die in een eerder arrest van de Hoge Raad was gegeven, waarbij werd bepaald dat informatie die door de belastingplichtige wordt verstrekt, niet mag worden gebruikt voor sanctiedoeleinden. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de Belastingdienst toe, met inachtneming van de restricties die voortvloeien uit het nemo tenetur-beginsel, en legde de gedaagde op om binnen een bepaalde termijn de gevraagde informatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom.
De rechter veroordeelde de gedaagde ook in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 1.497,82, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van belastingplichtigen om informatie te verstrekken aan de Belastingdienst en de waarborgen die er zijn om te voorkomen dat deze informatie voor andere doeleinden wordt gebruikt.