In deze zaak heeft de Stichting Loterijverlies, gevestigd te Heerhugowaard, een kort geding aangespannen tegen de Staatsloterij, gevestigd te 's-Gravenhage. De procedure is gestart op 1 augustus 2013, met een zitting op 9 augustus 2013. De Stichting Loterijverlies vorderde dat de Staatsloterij zou worden bevolen om met onmiddellijke ingang te stoppen met het doen van misleidende reclame-uitingen, waaronder het verspreiden van een deelnemersbrief. De deelnemersbrief bevatte volgens de Stichting onvolledige informatie en was misleidend, omdat deze niet inging op de punten waarop de Staatsloterij door het gerechtshof te Den Haag in het ongelijk was gesteld. De Staatsloterij voerde verweer en betwistte de claims van de Stichting, onder andere door te stellen dat de deelnemersbrief geen feitelijke onjuistheden bevatte en dat zij zich op de vrijheid van meningsuiting beriep.
De voorzieningenrechter heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de deelnemersbrief geen feitelijke onjuistheden bevatte en dat de Staatsloterij niet verplicht was om alle aspecten van het arrest van het gerechtshof te bespreken. De rechter oordeelde dat de deelnemersbrief niet misleidend was en dat de vorderingen van de Stichting Loterijverlies moesten worden afgewezen. De Stichting werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staatsloterij tot op heden zijn begroot op € 1.405,00. Het vonnis is uitgesproken op 12 september 2013 door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, en mr. J.W. Rouwendal, griffier.