ECLI:NL:RBAMS:2013:6064

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
C/13/548218 / KG ZA 13-1046 SR/CGvB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door woningstichting wegens overlast door huurders

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een aantal huurders en de woningstichting Rochdale. De eisers, bestaande uit vijf personen, hebben een verbod gevraagd op de ontruiming van hun woning, die door Rochdale was aangevraagd vanwege vermeende overlast. De voorzieningenrechter oordeelde dat één van de eisers, die inmiddels naar het oosten van het land was verhuisd, geen belang had bij het verbod. Voor de overige eisers oordeelde de rechter dat de ontruiming kon worden doorgezet, omdat het vonnis van de kantonrechter voldoende grondslag bood voor de vordering van Rochdale. De rechter stelde vast dat er voldoende aanwijzingen waren dat de huurders onrechtmatige overlast veroorzaakten en dat er geen perspectief was op een oplossing zonder ontruiming. De eisers voerden aan dat de kantonrechter een feitelijke misslag had begaan, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de kantonrechter de relevante feiten en verklaringen had meegewogen. De voorzieningenrechter verklaarde de eisers in de proceskosten en wees hun vorderingen af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/13/548218 / KG ZA 13-1046 SR/CGvB
Vonnis in kort geding van 2 september 2013
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
advocaat mr. R.F. de Jong te Amsterdam,
en

3.[eiser 3],

wonende te [woonplaats],
4.[eiser 4],
wonende te[woonplaats],
5.
[eiser 5],
wonende te[woonplaats],
advocaat mr. T. de Heer te Amsterdam,
eisers bij dagvaarding van 23 augustus 2013,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Groenewoud te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ieder (ook) afzonderlijk[eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4] en[eiser 5] worden genoemd. Eisers sub 1 tot en met sub 4 zullen hierna gezamenlijk (ook) als [eisers sub 1 t/m 4] worden aangeduid. Gedaagde zal hierna Rochdale worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 2 september 2013 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Rochdale heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Eisers (gezamenlijk) en Rochdale hebben producties in het geding gebracht. Eisers hebben een gezamenlijke pleitnotitie in het geding gebracht. Rochdale heeft eveneens een pleitnotitie in het geding gebracht. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is – na een schorsing – ter terechtzitting mondeling de beslissing en een verkorte motivering daarvan gegeven. Ter zitting is meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking daarvan zal volgen op 13 september 2013. Dit is die uitwerking. Ter zitting waren aanwezig: aan de zijde van eisers: mw.[eiser 2], met mr. De Jong, alsmede dhr.[eiser 3], dhr. [eiser 4] en dhr. [eiser 5], met mr. De Heer; aan de zijde van Rochdale: mw.[naam 1], medewerker sociaal beheer, en mw. [naam 2], manager sociaal beheer, met mr. Groenewoud. Tevens waren aanwezig dhr. [naam 3] ([naam 3]) en dhr.[naam 4] beiden wijkagent.

2.De feiten

2.1.
Rochdale verhuurt sinds 12 mei 1999 de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) aan [eiser 1].[eiser 2] is de echtgenote van [eiser 1] en uit dien hoofde medehuurster van de woning. [eiser 3] en [eiser 4] zijn twee meerderjarige zonen van [eiser 1] en[eiser 2]. [eiser 5] is de schoonzoon van [eiser 1] en[eiser 2]. [eiser 3] en [eiser 4] maken deel uit van het gezin en wonen eveneens in vorenbedoelde woning. [eiser 5] heeft tot voor kort ook deel uitgemaakt van het gezin en in de woning gewoond, maar heeft inmiddels een andere woning in het oosten van het land betrokken. [eiser 5] is op dit moment op deze andere woning in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven.
2.2.
Bij dagvaarding van 22 juli 2013 heeft Rochdale bij deze rechtbank (afdeling privaatrecht, team kanton) een kort gedingprocedure tegen eisers aanhangig gemaakt. In deze procedure heeft Rochdale onder meer ontruiming van de woning gevorderd. Bij kort gedingvonnis van 8 augustus 2013 heeft de kantonrechter – voor zover in deze procedure van belang – het navolgende overwogen en beslist:
11. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen, dan wel of de vordering van Rochdale in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
12. Ter onderbouwing van haar stelling dat [eisers sub 1 t/m 4] op structurele wijze onrechtmatige overlast aan omwonenden en derden veroorzaken en dat de huurders tekort schieten als goed huurder, heeft Rochdale een ‘zeer verkorte samenvatting van de overlasthistorie’ overgelegd. Deze samenvatting vormt echter slechts een verklaring van Rochdale zelf en vermeldt geen (althans te weinig) concrete data, namen en andere bijzonderheden. De juistheid van die verklaring is slechts beperkt controleerbaar en [eisers sub 1 t/m 4] worden belemmerd in hun verweer daartegen. Aan deze samenvatting kan daarom slechts beperkte betekenis worden toegekend. Mede gelet op de overige stukken wordt daaruit wel voldoende aannemelijk dat (ook) omwonenden hebben geklaagd over gedragingen van [eisers sub 1 t/m 4] Dat [eisers sub 1 t/m 4] deze gedragingen ook daadwerkelijk hebben verricht kan daaruit echter niet met voldoende aannemelijkheid worden vastgesteld.
13. Rochdale heeft geen klachtbrieven overgelegd. Zij heeft gesteld dat direct omwonenden en anderen niet openlijk klachten durven te uiten, althans weigeren om akkoord te gaan met het door Rochdale gebruiken van klachten met vermelding van gegevens over de klager, vanwege intimidatie door [eisers sub 1 t/m 4] betwisten dat zij omwonenden of anderen hebben geïntimideerd.
14. Door de ter zitting aanwezige wijkagenten is bevestigd dat zij van omwonenden hebben vernomen dat deze overlast ondervinden van [eisers sub 1 t/m 4] en voorts dat zij door [eisers sub 1 t/m 4] worden geïntimideerd, onder meer doordat [eisers sub 1 t/m 4] omwonenden waarschuwden dat zij problemen zouden krijgen indien zij met klachten over [eisers sub 1 t/m 4] naar de politie zouden gaan. Gelet op de consistente verklaringen van de wijkagent is dit voldoende aannemelijk geworden, temeer daar gedaagde sub 2 tijdens de zitting heeft verklaard ‘als de buren liegen, krijgen zij problemen met ons’.
15. Noch de door [eisers sub 1 t/m 4] overgelegde verklaringen van buurtbewoners, noch het feit dat door Rochdale geen camerabeelden zijn overgelegd, doen af aan het voorgaande. Voor zover daarop adressen zijn vermeld, blijken de door [eisers sub 1 t/m 4] overgelegde verklaringen geen van alle afkomstig van de direct omwonenden. Zij sluiten intimidatie van die direct omwonenden niet uit. Dat geen camerabeelden zijn overgelegd heeft Rochdale verklaard uit het feit dat deze beelden op privacygronden slechts worden bekeken indien een klacht daartoe aanleiding geeft, hetgeen (op éénmaal na) niet heeft plaatsgevonden sinds de bevestiging van die camera’s in april 2013 (in het trappenhuis) dan wel juni 2013 (aan de buitenzijde). Dat er sindsdien geen klachten zijn ontvangen sluit niet uit dat van intimidatie van omwonenden sprake is geweest. Dat er volgens de overgelegde politierapporten door [eisers sub 1 t/m 4] in de laatste maanden minder (geluids)overlast is veroorzaakt, doet evenmin iets af aan het voorgaande, omdat dit slechts één van de verwijten betrof en een dergelijke vermindering de tekortkomingen in het verleden niet ongedaan maakt.
16. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagde sub 4 op 27 mei 2013 vlak voor het kantoor van Rochdale een andere huurder, in gesprek met een medewerkster van Rochdale, heeft toegeschreeuwd dat deze een ‘verrader’ was en voorts dat hij de betreffende medewerkster agressief heeft benaderd en heeft aangekondigd dat hij haar ‘klappen’ gaat geven. Dit vormt een ernstig wangedrag dat in voldoende verband staat met de bewoning van het gehuurde en met de uitvoering van de huurovereenkomst.
17. De huurders worden vooralsnog niet gevolgd in hun stelling dat het voorgaande geen tekortkoming als goed huurder van henzelf oplevert. Uit de door Rochdale overgelegde politierapporten, uit de onder 1.7 bedoelde brief en uit het optreden van de gedaagden ter zitting, blijkt voldoende duidelijk dat gedaagden als een eenheid optreden en dat geen van hen zich distantieert van verwijtbare gedragingen (in elk geval ten aanzien van intimidatie van omwonenden en anderen) door gezins-, althans huisgenoten, laat staan dat de huurders daartegen zouden optreden zoals redelijkerwijs van een goed huurder mag worden verlangd. Vooralsnog wordt voldoende aannemelijk geacht dat de huurders tekort schieten in de nakoming van hun verplichtingen om zich jegens Rochdale en jegens omwonenden als goed huurder te gedragen.
18. De gedaagden sub 3 tot en met 5 hebben zich (ook) beroepen op hun rechten als onderhuurder en Rochdale heeft betwist dat zij aanspraak daarop hebben. Kennelijk hebben deze gedaagden daarbij gedoeld op het bepaalde in artikel 7:269 BW. Deze bepaling heeft echter slechts betrekking op onderhuurders van zelfstandige woonruimte. Dat de gedaagden sub 3 tot en met 5 (tezamen dan wel ieder voor zich) zelfstandige woonruimte(n) zouden onderhuren is gesteld noch gebleken, terwijl gedaagde sub 4 ter zitting heeft verklaard dat hij ‘een kamer’ onderhuurt. Dat deze gedaagden rechten kunnen ontlenen aan genoemd artikel is derhalve niet aannemelijk geworden.
19. Voor zover gedaagden sub 3 tot en met 5 zouden kunnen worden aangemerkt als onderhuurders die niet behoren tot het gezin van de huurders, is voldoende aannemelijk geworden dat zij zich door deelname aan de hiervoor onder 14. bedoelde verwijtbare activiteiten (en voor wat betreft gedaagde sub 4: ook door het onder 16. bedoelde gedrag) onrechtmatig hebben gedragen jegens omwonenden en (daardoor) ook jegens Rochdale.
20. Uit het voorgaande volgt dat het voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een structureel tekort schieten dan wel onrechtmatig gedrag door [eisers sub 1 t/m 4] Eveneens is voldoende aannemelijk geworden dat Rochdale, de gemeente Amsterdam en anderen zich hebben ingespannen om tot beëindiging van die situatie te komen zonder ontruiming van [eisers sub 1 t/m 4] uit het gehuurde, maar dat dit niet heeft geleid tot een beëindiging van dit gedrag en de gevolgen daarvan voor omwonenden, terwijl een perspectief op een oplossing zonder ontruiming van [eisers sub 1 t/m 4] niet langer aanwezig is.
21. [eisers sub 1 t/m 4] hebben zich nog beroepen op hun woonbelang, in die zin dat zij (en hun minderjarige kinderen) er groot belang bij hebben dat zij niet dakloos worden. Door Rochdale is echter toegezegd dat aan [eisers sub 1 t/m 4] elders alternatieve woonruimte zal worden aangeboden, zij het onder voorwaarden, zodat [eisers sub 1 t/m 4] niet dakloos hoeven te worden en niet gebleken is dat door toewijzing van de ontruiming een noodsituatie zal ontstaan.
22. Voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van [eisers sub 1 t/m 4] zal worden toegewezen. De gevorderde ontruiming van gedaagden sub 1 tot en met 5 is daarom toewijsbaar, zij het dat er aanleiding is om een iets langere ontruimingstermijn vast te stellen.
(…)
BESLISSING
De kantonrechter:
(…)
veroordeelt gedaagden om binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de woning aan de [adres] te[woonplaats] met de daarin vanwege gedaagden aanwezige goederen en personen te verlaten, met afgifte aan Rochdale van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Rochdale te stellen;
(…)
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;”
2.3.
Bij exploot van 16 augustus 2013 heeft de deurwaarder het vonnis namens Rochdale aan [eisers sub 1 t/m 4] betekend.
2.4.
Bij appeldagvaarding van 30 augustus 2013 – zonder grieven – is [eisers sub 1 t/m 4] in hoger beroep gegaan van het vonnis van 8 augustus 2013.
2.5.
Rochdale is voornemens de woning op 4 september 2013 te ontruimen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers sub 1 t/m 4] vordert  samengevat - :
primair
1. dat Rochdale wordt verboden over te gaan tot de aangekondigde ontruiming van de woning, totdat in de aanhangige gemaakte hoger-beroepsprocedure is beslist,
subsidiair
2. dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 8 augustus 2013 het punt van de veroordeling tot ontruiming wordt opgeschort, totdat in de aanhangige gemaakte hoger-beroepsprocedure is beslist,
meer subsidiair
3. dat de voorzieningenrechter de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring van het vonnis van 8 augustus 2013 opheft, totdat in de aanhangige gemaakte hoger-beroepsprocedure is beslist,
in alle gevallen
4. veroordeling van Rochdale in de kosten van dit geding.
3.2.
[eisers sub 1 t/m 4] heeft ter toelichting op zijn vorderingen gesteld dat de kantonrechter een feitelijke misslag heeft begaan met het oordeel dat hij aannemelijk acht dat omwonenden overlast van [eisers sub 1 t/m 4] hebben ondervonden. De kantonrechter heeft dit oordeel slechts gebaseerd op een verklaring van wijkagent [naam 3]. Deze verklaring is echter niet betrouwbaar, nu deze op basis van “de auditu” is verkregen en [naam 3] mogelijk een belang bij ontruiming van [eisers sub 1 t/m 4] heeft. Om die reden is door [eisers sub 1 t/m 4] inmiddels een WOB-verzoek bij de gemeente ingediend, teneinde inzicht te verkrijgen in de opdracht die [naam 3] had. Voorts zijn de signalen die [naam 3] van – voor [eisers sub 1 t/m 4] onbekende – omwonenden heeft ontvangen leugenachtig en onwaar. Deze signalen zijn ook niet in de politiedossiers terug te vinden. De betrouwbaarheid van de anonieme verklaringen is bovendien niet door de kantonrechter onderzocht. Dit is evident in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). [eisers sub 1 t/m 4] betwist verder dat er van overlast voor omwonenden sprake is geweest. [eisers sub 1 t/m 4] verwijst daarvoor naar de politierapporten en de door hem overgelegde verklaringen. De ontruiming dient derhalve te worden gestaakt. Dit geldt te meer, nu de aangeboden alternatieve woonruimte “een container” niet voldoet en bovendien slechts voor een periode van twee jaar is aangeboden, aldus [eisers sub 1 t/m 4]
3.3.
Rochdale voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser 5] heeft ter zitting verklaard dat hij inmiddels een andere vaste woon- en verblijfplaats in het oosten van het land heeft gevonden en hij aldaar ook staat ingeschreven. Het moet er naar het oordeel van de voorzieningenrechter tegen de achtergrond van voornoemd feit vooralsnog voor worden gehouden, dat [eiser 5] reeds vrijwillig aan de – in het vonnis van 8 augustus 2013 gegeven – veroordeling tot ontruiming gehoor heeft gegeven. [eiser 5] heeft de woning namelijk verlaten. [eiser 5] heeft dan ook geen belang meer bij een schorsing van de executie van vorenbedoeld vonnis. Het ter zitting opgeworpen argument dat [eiser 5] nog een belang heeft bij een schorsing van de bij vonnis van 8 augustus 2013 gegeven veroordeling in de proceskosten, leidt niet tot een ander oordeel. [eiser 5] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de door hem jegens Rochdale ingestelde vorderingen.
4.2.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat een executiegeschil niet mag dienen als een verkapt hoger beroep. Dit geschil is dan ook beperkt tot de vraag of er sprake is van een evidente feitelijke en/of juridische misslag in het vonnis van 8 augustus 2013.
4.4.
[eisers sub 1 t/m 4] heeft zich erover beklaagd dat de kantonrechter doorslaggevende waarde heeft toegekend aan de verklaring van [naam 3]. De voorzieningenrechter zal het betoog van [eisers sub 1 t/m 4] dat de kantonrechter daarmee artikel 6 EVRM heeft geschonden, evenwel niet volgen. Daarbij speelt een rol dat de kantonrechter op basis van de in het geding gebrachte stukken en door partijen ingenomen stellingen een ordemaatregel heeft getroffen. Een ordemaatregel is uit haar aard tijdelijk in die zin dat in een bodemprocedure alsnog getuigen kunnen worden gehoord als [eisers sub 1 t/m 4] dat wenst. Voor een zelfstandig onderzoek naar de anonieme verklaringen van omwonenden is in een kort geding geen plaats. [eisers sub 1 t/m 4] is er in deze procedure niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de kantonrechter een juridische misslag heeft begaan door de ambtsedig afgelegde verklaringen van [naam 3] bij zijn afweging te betrekken. Ofschoon niet zonder meer valt uit te sluiten dat in een bodemprocedure na het horen van getuigen tot een ander oordeel zal worden gekomen, betekent zulks niet dat thans sprake is van een kennelijk feitelijke en/of juridische misslag in het vonnis van de kantonrechter.
4.5.
In aanvulling op het vorenstaande geldt, zoals blijkt uit het vonnis van 8 augustus 2013 en onder 2.2 is weergegeven, dat de kantonrechter niet alleen de verklaring van [naam 3], maar ook alle andere relevante documenten en verklaringen heeft meegewogen. Hieronder moeten eveneens de positieve en negatieve onderdelen uit de (ook thans) overgelegde politiedossiers worden begrepen. Uit deze stukken volgt niet zonder meer, zoals door [eisers sub 1 t/m 4] is gesteld, dat er rondom het gezin [eisers sub 1 t/m 4] in het geheel geen problemen met betrekking tot overlastklachten bestaan. Daarbij zij onder meer verwezen naar de 15e overweging van het vonnis van 8 augustus 2013, waarvan de inhoud niet door [eisers sub 1 t/m 4] is betwist. Ook van een evidente feitelijke misslag in het bestreden vonnis van de kantonrechter is dus geen sprake.
4.6.
Voor een afweging van de wederzijdse belangen is in een executiegeschil in beginsel geen plaats. [eisers sub 1 t/m 4] heeft ter zitting gemeld dat hij niet per se hecht aan de woning zelf, maar – gelet op de verstoorde verhoudingen met de nabije buren – ook in een andere wijk zou willen wonen. Dat betekent dat indien Rochdale in een bodemprocedure alsnog in het ongelijk zou worden gesteld, Rochdale [eisers sub 1 t/m 4] ten minste schadeloos kan stellen door middel van het aanbieden van een nieuwe (vergelijkbare) woning. Het feit dat [eisers sub 1 t/m 4] thans zijn woning moet verlaten en hij daar, indien hij door de bodemrechter in het gelijk wordt gesteld, niet meer in kan terugkeren als de woning dan al aan een ander is verhuurd, is dan ook niet onoverkomelijk voor hem. [eisers sub 1 t/m 4] zal bovendien thans niet direct dakloos raken, nu Rochdale – conform haar onbestreden toezegging bij de kantonrechter – voor een periode van twee jaar een nieuwe containerwoning aan [eisers sub 1 t/m 4] heeft aangeboden. Deze periode wordt lang genoeg geacht voor [eisers sub 1 t/m 4] om desgewenst rechterlijke uitspraken te ontlokken. Het aanbod van de containerwoning wordt onder de geven omstandigheden toereikend geacht. De belangen van [eisers sub 1 t/m 4] zijn dan ook niet van dien aard dat van het hiervoor genoemde beginsel dat in een executiegeschil geen plaats is voor een belangenafweging in redelijkheid moet worden afgeweken.
4.7.
[eisers sub 1 t/m 4] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rochdale worden begroot op:
- griffierecht €  589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.405,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser 5] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
5.2.
weigert de door [eisers sub 1 t/m 4] gevraagde voorzieningen,
5.3.
veroordeelt [eisers sub 1 t/m 4] en [eiser 5] in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale tot op heden begroot op € 1.405,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. C.G. van Blaaderen en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2013.