11. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen, dan wel of de vordering van Rochdale in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
12. Ter onderbouwing van haar stelling dat [eisers sub 1 t/m 4] op structurele wijze onrechtmatige overlast aan omwonenden en derden veroorzaken en dat de huurders tekort schieten als goed huurder, heeft Rochdale een ‘zeer verkorte samenvatting van de overlasthistorie’ overgelegd. Deze samenvatting vormt echter slechts een verklaring van Rochdale zelf en vermeldt geen (althans te weinig) concrete data, namen en andere bijzonderheden. De juistheid van die verklaring is slechts beperkt controleerbaar en [eisers sub 1 t/m 4] worden belemmerd in hun verweer daartegen. Aan deze samenvatting kan daarom slechts beperkte betekenis worden toegekend. Mede gelet op de overige stukken wordt daaruit wel voldoende aannemelijk dat (ook) omwonenden hebben geklaagd over gedragingen van [eisers sub 1 t/m 4] Dat [eisers sub 1 t/m 4] deze gedragingen ook daadwerkelijk hebben verricht kan daaruit echter niet met voldoende aannemelijkheid worden vastgesteld.
13. Rochdale heeft geen klachtbrieven overgelegd. Zij heeft gesteld dat direct omwonenden en anderen niet openlijk klachten durven te uiten, althans weigeren om akkoord te gaan met het door Rochdale gebruiken van klachten met vermelding van gegevens over de klager, vanwege intimidatie door [eisers sub 1 t/m 4] betwisten dat zij omwonenden of anderen hebben geïntimideerd.
14. Door de ter zitting aanwezige wijkagenten is bevestigd dat zij van omwonenden hebben vernomen dat deze overlast ondervinden van [eisers sub 1 t/m 4] en voorts dat zij door [eisers sub 1 t/m 4] worden geïntimideerd, onder meer doordat [eisers sub 1 t/m 4] omwonenden waarschuwden dat zij problemen zouden krijgen indien zij met klachten over [eisers sub 1 t/m 4] naar de politie zouden gaan. Gelet op de consistente verklaringen van de wijkagent is dit voldoende aannemelijk geworden, temeer daar gedaagde sub 2 tijdens de zitting heeft verklaard ‘als de buren liegen, krijgen zij problemen met ons’.
15. Noch de door [eisers sub 1 t/m 4] overgelegde verklaringen van buurtbewoners, noch het feit dat door Rochdale geen camerabeelden zijn overgelegd, doen af aan het voorgaande. Voor zover daarop adressen zijn vermeld, blijken de door [eisers sub 1 t/m 4] overgelegde verklaringen geen van alle afkomstig van de direct omwonenden. Zij sluiten intimidatie van die direct omwonenden niet uit. Dat geen camerabeelden zijn overgelegd heeft Rochdale verklaard uit het feit dat deze beelden op privacygronden slechts worden bekeken indien een klacht daartoe aanleiding geeft, hetgeen (op éénmaal na) niet heeft plaatsgevonden sinds de bevestiging van die camera’s in april 2013 (in het trappenhuis) dan wel juni 2013 (aan de buitenzijde). Dat er sindsdien geen klachten zijn ontvangen sluit niet uit dat van intimidatie van omwonenden sprake is geweest. Dat er volgens de overgelegde politierapporten door [eisers sub 1 t/m 4] in de laatste maanden minder (geluids)overlast is veroorzaakt, doet evenmin iets af aan het voorgaande, omdat dit slechts één van de verwijten betrof en een dergelijke vermindering de tekortkomingen in het verleden niet ongedaan maakt.
16. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagde sub 4 op 27 mei 2013 vlak voor het kantoor van Rochdale een andere huurder, in gesprek met een medewerkster van Rochdale, heeft toegeschreeuwd dat deze een ‘verrader’ was en voorts dat hij de betreffende medewerkster agressief heeft benaderd en heeft aangekondigd dat hij haar ‘klappen’ gaat geven. Dit vormt een ernstig wangedrag dat in voldoende verband staat met de bewoning van het gehuurde en met de uitvoering van de huurovereenkomst.
17. De huurders worden vooralsnog niet gevolgd in hun stelling dat het voorgaande geen tekortkoming als goed huurder van henzelf oplevert. Uit de door Rochdale overgelegde politierapporten, uit de onder 1.7 bedoelde brief en uit het optreden van de gedaagden ter zitting, blijkt voldoende duidelijk dat gedaagden als een eenheid optreden en dat geen van hen zich distantieert van verwijtbare gedragingen (in elk geval ten aanzien van intimidatie van omwonenden en anderen) door gezins-, althans huisgenoten, laat staan dat de huurders daartegen zouden optreden zoals redelijkerwijs van een goed huurder mag worden verlangd. Vooralsnog wordt voldoende aannemelijk geacht dat de huurders tekort schieten in de nakoming van hun verplichtingen om zich jegens Rochdale en jegens omwonenden als goed huurder te gedragen.
18. De gedaagden sub 3 tot en met 5 hebben zich (ook) beroepen op hun rechten als onderhuurder en Rochdale heeft betwist dat zij aanspraak daarop hebben. Kennelijk hebben deze gedaagden daarbij gedoeld op het bepaalde in artikel 7:269 BW. Deze bepaling heeft echter slechts betrekking op onderhuurders van zelfstandige woonruimte. Dat de gedaagden sub 3 tot en met 5 (tezamen dan wel ieder voor zich) zelfstandige woonruimte(n) zouden onderhuren is gesteld noch gebleken, terwijl gedaagde sub 4 ter zitting heeft verklaard dat hij ‘een kamer’ onderhuurt. Dat deze gedaagden rechten kunnen ontlenen aan genoemd artikel is derhalve niet aannemelijk geworden.
19. Voor zover gedaagden sub 3 tot en met 5 zouden kunnen worden aangemerkt als onderhuurders die niet behoren tot het gezin van de huurders, is voldoende aannemelijk geworden dat zij zich door deelname aan de hiervoor onder 14. bedoelde verwijtbare activiteiten (en voor wat betreft gedaagde sub 4: ook door het onder 16. bedoelde gedrag) onrechtmatig hebben gedragen jegens omwonenden en (daardoor) ook jegens Rochdale.
20. Uit het voorgaande volgt dat het voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een structureel tekort schieten dan wel onrechtmatig gedrag door [eisers sub 1 t/m 4] Eveneens is voldoende aannemelijk geworden dat Rochdale, de gemeente Amsterdam en anderen zich hebben ingespannen om tot beëindiging van die situatie te komen zonder ontruiming van [eisers sub 1 t/m 4] uit het gehuurde, maar dat dit niet heeft geleid tot een beëindiging van dit gedrag en de gevolgen daarvan voor omwonenden, terwijl een perspectief op een oplossing zonder ontruiming van [eisers sub 1 t/m 4] niet langer aanwezig is.
21. [eisers sub 1 t/m 4] hebben zich nog beroepen op hun woonbelang, in die zin dat zij (en hun minderjarige kinderen) er groot belang bij hebben dat zij niet dakloos worden. Door Rochdale is echter toegezegd dat aan [eisers sub 1 t/m 4] elders alternatieve woonruimte zal worden aangeboden, zij het onder voorwaarden, zodat [eisers sub 1 t/m 4] niet dakloos hoeven te worden en niet gebleken is dat door toewijzing van de ontruiming een noodsituatie zal ontstaan.
22. Voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van [eisers sub 1 t/m 4] zal worden toegewezen. De gevorderde ontruiming van gedaagden sub 1 tot en met 5 is daarom toewijsbaar, zij het dat er aanleiding is om een iets langere ontruimingstermijn vast te stellen.
(…)
BESLISSING
De kantonrechter:
(…)
veroordeelt gedaagden om binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de woning aan de [adres] te[woonplaats] met de daarin vanwege gedaagden aanwezige goederen en personen te verlaten, met afgifte aan Rochdale van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Rochdale te stellen;
(…)
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;”