ECLI:NL:RBAMS:2013:61

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB 12-1251 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft eiser, wonende te Amsterdam, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam op zijn verzoek om opvang op grond van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo) en de Wet werk en bijstand (WWB). Eiser had op 22 maart 2011 een verzoek ingediend, maar ontving pas op 16 februari 2012 een reactie van verweerder, waarin hij in gebreke werd gesteld. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat verweerder op 9 september 2011 al aan het verzoek van eiser tegemoet was gekomen door een financiële bijdrage voor opvang te verstrekken. Dit betekent dat er geen sprake was van een niet tijdig genomen besluit, en dat eiser ten onrechte verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep, zoals genoemd in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Singeling, rechter, en is openbaar uitgesproken op 11 januari 2013. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van het griffierecht of veroordeling van verweerder in de proceskosten. Eiser kan binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1251 WWB
uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. W.G. Fischer,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 10 maart 2012 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn verzoek van 22 maart 2011.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiser heeft op 22 maart 2011 bij verweerder een verzoek ingediend om hem op grond van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo), Wet werk en bijstand (WWB) dan wel buitenwettelijk beleid op te vangen.
1.2.
Bij brief van 16 februari 2012 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld, omdat hij nog geen besluit heeft gekregen ten aanzien van het in Amsterdam geldende buitenwettelijke beleid. Eiser heeft in de brief aangegeven dat hij wel besluiten heeft gekregen met betrekking tot de Wmo en de WWB.
2.
Wettelijk kader
2.1.
Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
2.2.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.
2.3.
Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet noodzakelijk is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
3.
Inhoudelijke beoordeling
3.1.
Het beroep van eiser richt zich tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek van 22 maart 2011, voor zover het betreft opvang op grond van buitenwettelijk beleid. Eiser heeft de rechtbank verzocht verweerder op te dragen alsnog een besluit op het verzoek te nemen, om de hoogte van de door verweerder verbeurde dwangsom vast te stellen en om aan de opdracht aan verweerder een dwangsom te verbinden.
3.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu er besluiten zijn genomen over het recht op grond van de Wmo en de WWB, verweerder geen partij in het geding is.
3.3.
De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 25 september 2012 met procedurenummer AWB 12/816 WMO, dat de Directie Openbare Orde en Veiligheid van de Bestuursdienst van de gemeente Amsterdam in een e-mailbericht van 9 september 2011 aan het Amsterdams Solidariteits Komité Vluchtelingen (ASKV) heeft geschreven dat vanuit het Fonds Gevolgen Vreemdelingenwetgeving voor de periode 1 juli 2011 tot 1 oktober 2011 een bijdrage aan het ASKV wordt gegeven van € 375,- per maand ten behoeve van onderdak en leefgeld van eiser. De toekenning van de financiële bijdrage is aansluitend aan deze periode telkens met een periode van drie maanden verlengd.
3.4.
Voorts overweegt de rechtbank dat het door verweerder aan het ASKV gezonden e-mailbericht als vermeld onder 3.3 als strekking heeft ten behoeve van eiser een financiële bijdrage uit te keren ter bekostiging van opvang. Zoals de rechtbank in voornoemde uitspraak reeds heeft geoordeeld, is het e-mailbericht – gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 mei 2012, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BW6239 – aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste en tweede lid, van de Awb en genomen op grond van artikel 20, eerste lid van de Wmo in samenhang met artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wmo. Hiermee is verweerder reeds op 9 september 2011 aan het verzoek van eiser tegemoetgekomen. Anders dan verweerder heeft gesteld is verweerder dan ook partij in dit geding.
3.5.
Nu op 9 september 2011 aan het verzoek van eiser tegemoet is gekomen, heeft eiser verweerder ten onrechte op 12 februari 2012 in gebreke gesteld. Gelet hierop moet naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep, zoals genoemd in artikel 6:12, tweede lid, onder a, van de Awb en dat dus geen sprake is geweest van een (ontvankelijk) beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Het beroep zal daarom (kennelijk) niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een vergoeding van het griffierecht of veroordeling van verweerder in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Singeling, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. van der Zee, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2013.
de griffier, de rechter,

Rechtsmiddel

Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kan tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB