ECLI:NL:RBAMS:2013:6153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
KK 13-1009
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.M.P.M. Strengers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voortzetting arbeidsovereenkomst na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een werknemer van de woningbouwcorporatie Rochdale, en zijn werkgever. Eiser had een onmiddellijke voorziening gevorderd om zijn arbeidsovereenkomst te laten voortduren na een ontslag op staande voet. De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen. Eiser was sinds 1 januari 2001 in dienst bij Rochdale en had een salaris van € 3.026,00 per maand. De aanleiding voor het ontslag was een melding dat eiser kostbare artikelen had aangenomen van een leverancier, wat in strijd was met de gedragscode van Rochdale. Eiser ontkende niet dat hij artikelen had aangenomen, maar stelde dat deze niet van de leverancier waren, maar van de fabrikant van de verf die hij inkocht voor zijn werkzaamheden. Hij voerde aan dat het ontslag buitenproportioneel was en dat hij niet de enige was die dergelijke artikelen aannam.

Rochdale voerde verweer en stelde dat eiser stelselmatig kostbare artikelen had aangenomen zonder toestemming van zijn leidinggevende, wat had geleid tot aanzienlijke schade voor de organisatie. De rechtbank oordeelde dat, gezien de voorshands vaststaande feiten, het niet aannemelijk was dat de vordering van eiser in een bodemprocedure zou slagen. Eiser werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en de naleving van gedragsregels binnen een organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
KORT GEDING
AFDELING PRIVAATRECHT
Kenmerk: KK 13-1009
Datum: 11 juli 2013

Vonnis van de kantonrechter

op de vordering in kort geding in de zaak van:

[eiser]

wonende te [plaats]
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. A.W. van Duijnhoven
t e g e n:

de stichting WONINGSTICHTING ROCHDALE

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen Rochdale
gemachtigde: mr. K.M.C. Stalenhoef

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 27 juni 2013 heeft [eiser] een onmiddellijke voorziening gevorderd.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2013 tegelijk met het voorwaardelijke verzoek van Rochdale tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen. Verschenen zijn [eiser] met zijn gemachtigde en namens Rochdale [A], [functie], [B], [functie] en haar gemachtigde. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde.
Vonnis is op heden bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1.
Uitgegaan wordt van de volgende voorshands vaststaande feiten en omstandigheden:
1.1.
Rochdale is een Amsterdamse woningbouwcorporatie, wier kerntaken behelzen de verhuur en het onderhoud van circa 40.000 woningen. Haar afdeling onderhoud heeft vanwege het grote volume door Rochdale af te nemen verfproducten met leverancier [vennootschap 1] kortingsafspraken gemaakt. Voor verfproducten van het merk Relius is een korting afgesproken van 30%. Eventuele (tijdelijke) acties gelden in beginsel niet voor Rochdale.
1.2.
[eiser], thans 49 jaar oud, is sedert 1 januari 2001 als [functie] in dienst van Rochdale bij de afdeling onderhoud. Zijn brutosalaris bedraagt € 3.026,00 per maand exclusief vakantietoeslag.
1.3.
Naar aanleiding van ernstige onregelmatigheden in 2008 binnen de toenmalige top van Rochdale, waaraan in de media veelvuldig aandacht besteed is, heeft Rochdale bij brief d.d. 25 september 2009 haar medewerkers persoonlijk geïnformeerd over een en ander en erop gewezen dat zij beslist schoon schip diende te maken en daarom absoluut zeker moest weten dat er geen andere onregelmatigheden hadden plaatsgevonden. Bij brief d.d. 10 oktober 2009 heeft Rochdale aan haar werknemers verzocht om eventuele onregelmatigheden te melden aan een in de brief genoemde externe partij. Ook aan [eiser] zijn deze twee brieven verzonden.
1.4.
In september 2011 is de oude gedragscode van Rochdale vervangen voor een nieuwe gedragscode. Een van de uitgangspunten van deze nieuwe code luidt als volgt:
“Ons uitgangspunt is dat wij geen geld, goederen of diensten aannemen van derden. Uitzonderingen dienen te worden besproken met de leidinggevende. Ook genieten wij geen privé voordelen uit zakelijke relaties.
Wat betreft de naleving van de code staat in de code het volgende:
“Deze Code Gedrag en Integriteit kan alleen werkzaam zijn wanneer iedereen zich ervoor inzet. Medewerkers die zich niet voldoende inzetten voor de kernwaarden van Rochdale of die gedragsregels overtreden, moeten rekenen op maatregelen. In het uiterste geval kan dit leiden tot ontslag.”
1.5.
[eiser] heeft deze code ook gekregen, zoals blijkt uit het feit dat hij deze op 1 november 2011 voor gezien heeft ondertekend.
1.6.
In april 2013 heeft een lid van de Raad van Bestuur van Rochdale een melding doorgekregen dat een van de medewerkers van Rochdale bij het afhalen van verf bij [vennootschap 1] regelmatig kostbare artikelen in ontvangst nam. Het zou onder meer gaan om televisietoestellen en andere apparatuur.
1.7.
In een gesprek op of omstreeks 22 april 2013 op het kantoor van Rochdale heeft de directie van [vennootschap 1] tegenover de vertegenwoordigers van Rochdale toegegeven dat er inderdaad vele malen door een medewerker van Rochdale en wel [eiser] actie-artikelen in ontvangst waren genomen. Gebleken was de directie dat [eiser] de enige persoon was die voor Rochdale verfbenodigdheden bij [vennootschap 1] bestelde en ophaalde en daarbij soms aangaf welke geschenken hij daarbij wilde hebben. In de meeste gevallen ging het om verf van het merk Relius.
De fabrikant van dit merk bepaalt de acties en levert de actie-artikelen, die [vennootschap 1] vervolgens doorlevert aan de klant. Het niet doorrekenen van de met Rochdale overeengekomen korting van 30% hield verband met de levering van actie-artikelen aan [eiser].
1.8.
Op 23 april 2013 heeft Rochdale [eiser] met het oog op nader onderzoek geschorst nadat hij ontkend had via haar leverancier [vennootschap 1] ter beschikking gestelde artikelen in ontvangst genomen te hebben.
1.9.
In een gesprek op 26 april 2013 heeft Rochdale [eiser] meegedeeld dat uit het nadere onderzoek gebleken was dat hij wel degelijk vorenbedoelde artikelen in ontvangst genomen had, wat [eiser] toen heeft erkend. Rochdale heeft hem toen in dat gesprek om die reden op staande voet ontslagen.
1.10.
Bij brief d.d. 8 mei 2013 van zijn gemachtigde heeft [eiser] de nietigheid van het hem gegeven ontslag ingeroepen en een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Hierop heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarin [eiser] desgevraagd opgegeven heeft wat hij aan artikelen via [vennootschap 1] ontvangen had, daaronder begrepen diverse televisies, iPads, spelcomputers en een scooter. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.

De vordering

1.
[eiser] vordert als onmiddellijke voorziening dat de kantonrechter bij wege van onmiddellijke voorziening, uitvoerbaar bij voorraad Rochdale zal veroordelen:
a. tot betaling aan hem van zijn salaris over 26 april 2013, mei en juni 2013 en voorts zolang geen rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen, de wettelijke verhoging van 50% over voormeld salaris en de wettelijke rente over voormeld salaris en de wettelijke verhoging;
b. tot toelating van hem met onmiddellijke ingang tot het verrichten van zijn reguliere werkzaamheden als [functie] op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat Rochdale na het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft.
2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het hem gegeven ontslag buitenproportioneel is. Hij ontkent niet dat hij een aantal keren artikelen heeft aangenomen. Echter deze artikelen waren niet van [vennootschap 1], maar van de fabrikant van de verf die hij inkocht voor zijn onderhoudswerkzaamheden. Voorts was hij niet de enige die wel eens aangeboden artikelen meenam. Collega’s handelden bij andere leveranciers hetzelfde. Niet voor niets heeft Rochdale de integriteitscode ingevoerd. Het is hem niet bekend dat kortingen zijn verrekend met de geleverde artikelen. Door duidelijke afspraken te maken had Rochdale dit kunnen en moeten voorkomen. Dat zij dat niet heeft gedaan, laat zij ten onrechte voor rekening van hem komen.
3.
Hij heeft spoedeisend belang bij zijn vordering. Hij zit momenteel zonder inkomen. Een voorschot op de uitkering is hem geweigerd.

Verweer

4.
Rochdale voert gemotiveerd verweer tegen de vordering. Zij voert aan dat [eiser] stelselmatig veelal kostbare actie-artikelen in ontvangst heeft genomen van verfleverancier [vennootschap 1] die beschikbaar gesteld waren door de verffabrikant van het merk Relius. Hiervan heeft [eiser] nooit melding gemaakt, laat staan dat hij hiervoor de volgens de voor hem geldende gedragscode vereiste toestemming had gevraagd aan zijn leidinggevende. Door de handelwijze van [eiser] is Rochdale een aanzienlijk bedrag aan kortingen misgelopen. Daarnaast is het imago van Rochdale die juist in de afgelopen jaren veel aandacht besteed heeft aan integriteit, hierdoor mogelijk onder druk komen staan. [eiser] wist, althans had behoren te weten dat het aannemen van door de leverancier van verf ter beschikking gestelde geschenken, zeker gezien de aanzienlijke waarde daarvan, niet acceptabel was.
5.
Zij meent daarom dat zij [eiser] terecht op staande voet heeft ontslagen.

Beoordeling

6.
In een kort geding procedure moet aan de hand van de voorshands vaststaande feiten, beoordeeld worden of een ordemaatregel geboden is dan wel of zo aannemelijk is dat de vordering van een eiser(es) in een bodemprocedure zal slagen, dat het gerechtvaardigd is daarop door het geven van de gevorderde voorziening vooruit te lopen. Daarbij dienen de belangen van beide partijen en de spoedeisendheid van de door eiser(es) gevorderde voorziening in aanmerking genomen te worden.
7.
Gezien de voorshands vaststaande feiten en omstandigheden acht de kantonrechter niet aannemelijk dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
8.
[eiser] moet dan ook in het ongelijk gesteld worden.
9.
Gelet op de uitkomst van deze procedure moet [eiser] veroordeeld worden in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding die aan de zijde van Rochdale tot op heden gevallen zijn en die begroot worden op € 400,00 inclusief BTW, aan salaris van haar gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter