Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Vonnis van de kantonrechter
[eiser]
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feiten en omstandigheden
Vordering en verweer
In conventie
a. een verklaring voor recht dat het haar gegeven ontslag kennelijk onredelijk is;
b. veroordeling van ABN Amro om op grond van artikel 7:681 BW aan haar te betalen een schadevergoeding op te maken bij staat en tevens een bedrag van € 10.000,00 netto wegens immateriële schade, een en ander te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2012;
c. veroordeling van ABN Amro tot betaling van € 1.000,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met BTW en wettelijke rente vanaf 28 februari 2013, met veroordeling van ABN Amro in de kosten van de procedure inclusief nakosten.
Voorts stelt [eiser] dat ABN Amro in 2004, voordat zij definitief uitviel, onvoldoende adequaat heeft ingegrepen om de werkomstandigheden op de afdeling waar [eiser] toen werkzaam was te verbeteren. Dit ondanks alle verzoeken van [eiser] daartoe. Samenvattend stelt [eiser] dat sprake was van een ongezonde werkomgeving.
In reconventie
€ 4.244,73 netto, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2012, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
Beoordeling
In conventie
€ 13,00 ontvangt. Het moge zo zijn dat er verschil is in de hoogte van sociale regelingen voor werknemers en oud-werknemers. Dit enkele voorbeeld kan echter niet leiden tot de conclusie dat voldaan is aan het zogenaamde gevolgencriterium inzake kennelijk onredelijk ontslag. Andere omstandigheden die dienen te leiden tot een ander oordeel zijn gesteld noch gebleken.